Rb. Haarlem, 05-07-2006, nr. AWB 06-4637 en AWB 06-4325
ECLI:NL:RBHAA:2006:AY3390, Hoger beroep: (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan, Hoger beroep: (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Instantie
Rechtbank Haarlem
- Datum
05-07-2006
- Zaaknummer
AWB 06-4637 en AWB 06-4325
- LJN
AY3390
- Vakgebied(en)
Bestuursrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBHAA:2006:AY3390, Uitspraak, Rechtbank Haarlem, 05‑07‑2006; (Voorlopige voorziening+bodemzaak)
Hoger beroep: ECLI:NL:RVS:2007:BA3754, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
Hoger beroep: ECLI:NL:RVS:2007:BA3758, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
Uitspraak 05‑07‑2006
Inhoudsindicatie
Indien al - met verweerder - zou moeten worden aangenomen dat een besluit tot intrekking van een bouwvergunning met toepassing van artikel 59 Woningwet in beginsel terugwerkende kracht heeft, dan behoort dat beginsel in het onderhavige geval met betrekking tot de vijf gebouwde volkstuinhuisjes uitzondering te lijden. De vijf volkstuinhuisjes zijn opgericht met gebruikmaking van een bouwvergunning, toen de verlening van die vergunning in rechte onaantastbaar was geworden. Het bouwen van de vijf volkstuinhuisjes leverde toen dus in elk geval geen overtreding op van artikel 40, eerste lid, Woningwet. Het beginsel der rechtszekerheid verzet zich ertegen dat zodanige overtreding achteraf niettemin aanwezig wordt geacht in een geval als het onderhavige, waarin de bouwvergunning niet is ingetrokken omdat die achteraf bezien ten onrechte is verleend, maar omdat daarvan geen volledig gebruik is gemaakt en dat volledig gebruik wegens sedert de verlening daarvan gewijzigde planologische inzichten door het gemeentebestuur niet meer gewenst wordt geacht. De omstandigheid dat de bouw van de overige vergunde bouwwerken is uitgebleven, dat de vijf betrokken volkstuinhuisjes niet volledig zouden zijn afgebouwd - hetgeen verweerder heeft gesteld en eisers hebben bestreden - en dat na de bouw daarvan geen gereedmelding heeft plaatsgevonden, levert geen grond op voor een ander oordeel. Niet valt in te zien dat zodanige omstandigheden, bezien in het licht van het vorenstaande, een relevant onderscheid opleveren. Uitspraak in hoger beroep vernietigd; LJN BA3754.
Partij(en)
RECHTBANK HAARLEM
Sector bestuursrecht
zaaknummer: AWB 06 - 4637 en AWB 06-4325
uitspraak van de voorzieningenrechter van 5 juli 2006
in de zaak van:
[eisers],
wonende te [woonplaats],
eisers,
gemachtigde: mr. drs. Th.F. Roest, advocaat te Haarlem,
tegen:
het college van burgemeester en wethouders van Haarlemmermeer,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit, verzonden op 2 juni 2005, heeft verweerder besloten tot toepassing van bestuursdwang ten aanzien van vijf volkstuinhuisjes achter [adres] te [plaatsnaam], kadastraal bekend onder [nummer], en eisers medegedeeld dat de tenuitvoerlegging daarvan voorkomen kan worden door de volkstuinhuisjes binnen twaalf weken te verwijderen en geheel verwijderd te houden.
Tegen dit besluit hebben eisers bij brief van 7 juli 2005 bezwaar gemaakt.
Bij op 15 maart 2006 verzonden besluit heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard. Verweerder heeft daarbij verwezen naar het advies van de vaste commissie voor de bezwaarschriften.
Tegen dit besluit hebben eisers bij brief van 25 april 2006 beroep ingesteld. Het beroep is aangevuld bij brief van 15 juni 2006. Bij brief van 1 juni 2006 is tevens verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De zaak is behandeld ter zitting van 28 juni 2006, alwaar eisers in persoon zijn verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde, voornoemd, en alwaar verweerder zich heeft laten vertegenwoordigen door mr. M.J.M. Koopman, werkzaam bij de gemeente Haarlemmermeer.
2. Overwegingen
2.1
De voorzieningenrechter, gehoord partijen, is van oordeel dat in deze zaak nader onderzoek redelijkerwijs niet kan bijdragen aan de beoordeling daarvan en dat ook overigens geen beletsel bestaat om met toepassing van artikel 8:86, eerste lid, Algemene wet bestuursrecht (Awb) onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak.
2.2
Artikel 125 Gemeentewet luidt: het gemeentebestuur is bevoegd tot toepassing van bestuursdwang.
In artikel 5:21 Awb is bepaald dat onder bestuursdwang wordt verstaan het door feitelijk handelen door of vanwege een bestuursorgaan optreden tegen hetgeen in strijd met bij of krachtens enig wettelijk voorschrift gestelde verplichtingen is of wordt gedaan, gehouden of nagelaten.
Artikel 5:22 Awb luidt: de bevoegdheid tot toepassing van bestuursdwang bestaat slechts indien zij bij of krachtens de wet is toegekend.
2.3
De vijf volkstuinhuisjes waarop het bestuursdwangbesluit betrekking heeft, zijn begin jaren '90 opgericht. Daarbij is gebruik gemaakt van de bouwvergunning voor de bouw van onder meer 209 volkstuinhuisjes op het betrokken terrein, verleend bij het - destijds rechtens onaantastbaar geworden - besluit van verweerder van 25 juli 1990. De overige volkstuinhuisjes zijn nooit gebouwd.
De bouwvergunning is - met toepassing van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder d, Woningwet - ingetrokken bij besluit van verweerder van 27 september 2000, omdat de planologische inzichten met betrekking tot het betrokken gebied inmiddels waren gewijzigd. Dat intrekkingsbesluit is in rechte onaantastbaar geworden na de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 5 februari 2003, nr. 200203002/1.
2.4
Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat dat intrekkingsbesluit terugwerkende kracht heeft, en dat de bouwvergunning derhalve moet worden geacht nooit te zijn verleend en de bouwtitel moet worden geacht nooit te hebben bestaan, zodat de vijf volkstuinhuisjes zijn opgericht in strijd met het verbod om te bouwen zonder bouwvergunning, vervat in artikel 40, eerste lid, Woningwet.
2.5
De primaire klacht van eisers richt zich tegen dit standpunt.
Deze klacht treft doel.
2.6
Indien al - met verweerder - zou moeten worden aangenomen dat een besluit tot intrekking van een bouwvergunning met toepassing van artikel 59 Woningwet in beginsel terugwerkende kracht heeft, dan behoort dat beginsel in het onderhavige geval met betrekking tot de vijf gebouwde volkstuinhuisjes uitzondering te lijden.
Daartoe overweegt de voorzieningenrechter het volgende.
De vijf volkstuinhuisjes zijn opgericht met gebruikmaking van voormelde bouwvergunning van 25 juli 1990, toen de verlening van die vergunning in rechte onaantastbaar was geworden. Het bouwen van de vijf volkstuinhuisjes leverde toen dus in elk geval geen overtreding op van artikel 40, eerste lid, Woningwet. Het beginsel der rechtszekerheid verzet zich ertegen dat zodanige overtreding achteraf niettemin aanwezig wordt geacht in een geval als het onderhavige, waarin de bouwvergunning niet is ingetrokken omdat die achteraf bezien ten onrechte is verleend, maar omdat daarvan geen volledig gebruik is gemaakt en dat volledig gebruik wegens sedert de verlening daarvan gewijzigde planologische inzichten door het gemeentebestuur niet meer gewenst wordt geacht.
De omstandigheid dat de bouw van de overige vergunde bouwwerken is uitgebleven, dat de vijf betrokken volkstuinhuisjes niet volledig zouden zijn afgebouwd - hetgeen verweerder heeft gesteld en eisers hebben bestreden - en dat na de bouw daarvan geen gereedmelding heeft plaatsgevonden, levert geen grond op voor een ander oordeel. Niet valt in te zien dat zodanige omstandigheden, bezien in het licht van het vorenstaande, een relevant onderscheid opleveren.
2.7
Uit het vorenstaande volgt dat geen sprake was en is van een overtreding van het verbod, gesteld in artikel 40, eerste lid, van de Woningwet. Aan de voorwaarden om handhavend te kunnen optreden is dus niet voldaan.
2.8
Het beroep is reeds hierom gegrond. De overige klachten behoeven derhalve geen bespreking. Het bestreden besluit moet worden vernietigd wegens strijd met de artikelen 5:21 en 5:22 Awb, in samenhang met artikel 125 Gemeentewet. De voorzieningenrechter ziet hierin aanleiding tot het treffen van een voorlopige voorziening, inhoudende dat het primaire besluit wordt geschorst.
2.9
Voorts zijn termen aanwezig verweerder te veroordelen in de proceskosten die eisers in verband met de behandeling van het verzoek om voorlopige voorziening en het beroep redelijkerwijs hebben moeten maken, welke kosten geheel zijn toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Voor deze kosten wordt met inachtneming van het Besluit proceskosten bestuursrecht ? 966,00 toegekend ( 1 punt voor het beroepschrift, 1 punt voor het verzoekschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, waarbij het gewicht van de zaak als gemiddeld is aangemerkt).
3. Beslissing
De voorzieningenrechter:
3.1
verklaart het beroep gegrond;
3.2
vernietigt het bestreden besluit, verzonden op 15 maart 2006;
3.3
schorst het primaire besluit, verzonden op 2 juni 2005;
3.4
veroordeelt verweerder in de door eisers gemaakte proceskosten tot een bedrag van € 966,- te betalen door de gemeente Haarlemmermeer aan eisers;
3.5
bepaalt dat de gemeente Haarlemmermeer het door eisrers betaalde griffierecht van 282,- aan hen vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Groverman, voorzieningenrechter, en op 5 juli 2006 in het openbaar uitgesproken, in tegenwoordigheid van mr. G.J. Deen, griffier.
afschrift verzonden op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA Den Haag. Het hoger beroep dient te worden ingesteld door het indienen van een beroepschrift binnen zes weken onmiddellijk liggend na de dag van verzending van de uitspraak door de griffier.