ABRvS, 25-04-2007, nr. 200605888/1
ECLI:NL:RVS:2007:BA3758, Hoger beroep: (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Instantie
Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
- Datum
25-04-2007
- Zaaknummer
200605888/1
- LJN
BA3758
- Roepnaam
Volkstuinhuisjes Haarlemmermeer
- Vakgebied(en)
Bouwrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RVS:2007:BA3758, Uitspraak, Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, 25‑04‑2007; (Hoger beroep)
Eerste aanleg: ECLI:NL:RBHAA:2006:AY3390, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Wetingang
- Vindplaatsen
BR 2007/158 met annotatie van B. Rademaker
ABkort 2007/286
JOM 2008/833
Uitspraak 25‑04‑2007
Inhoudsindicatie
Bij ongedateerd besluit, verzonden 2 juni 2005, heeft appellant (hierna: het college) besloten tot toepassing van bestuursdwang ten aanzien van vijf volkstuinhuisjes achter de [locatie] te [plaats] en medegedeeld dat de tenuitvoerlegging daarvan voorkomen kan worden door de volkstuinhuisjes binnen twaalf weken te verwijderen en verwijderd te houden.
200605888/1.
Datum uitspraak: 25 april 2007
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
het college van burgemeester en wethouders van Haarlemmermeer,
appellant,
tegen de uitspraak in zaak nos. AWB 06/4637 en 06/4325 van de voorzieningenrechter van de rechtbank Haarlem van 5 juli 2006 in het geding tussen:
[wederpartijen],
en
appellant.
1. Procesverloop
Bij ongedateerd besluit, verzonden 2 juni 2005, heeft appellant (hierna: het college) besloten tot toepassing van bestuursdwang ten aanzien van vijf volkstuinhuisjes achter de [locatie] te [plaats] en medegedeeld dat de tenuitvoerlegging daarvan voorkomen kan worden door de volkstuinhuisjes binnen twaalf weken te verwijderen en verwijderd te houden.
Bij ongedateerd besluit, verzonden 15 maart 2006, heeft het college het door [wederpartijen] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 5 juli 2006, verzonden op 6 juli 2006, heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Haarlem (hierna: de voorzieningenrechter) het daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard en de bestreden beslissing op bezwaar vernietigd. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft het college bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 10 augustus 2006, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 5 september 2006. Deze brieven zijn aangehecht.
Bij brief van 7 november 2006 hebben [wederpartijen] van antwoord gediend.
Na afloop van het vooronderzoek zijn nadere stukken ontvangen van [wederpartijen]. Deze zijn aan de andere partij toegezonden.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 8 maart 2007, waar het college, vertegenwoordigd door mr. E.C. Berkouwer, advocaat te Haarlem, en M.P. Hoogewerf LL.B, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Voorts zijn [wederpartijen], vertegenwoordigd door mr.drs. Th.F. Roest, advocaat te Haarlem, als belanghebbenden, daar gehoord.
2. Overwegingen
2.1. De vijf volkstuinhuisjes, waarvan [wederpartijen] gezamenlijk de eigenaars zijn, zijn begin jaren '90 opgericht met gebruikmaking van de door het college bij besluit van 25 juli 1990 verleende bouwvergunning voor het oprichten van 209 volkstuinhuisjes ter plaatse. De overige huisjes zijn nooit gebouwd.
Het college heeft de bouwvergunning bij besluit van 27 september 2000 ingetrokken omdat daarvan geen volledig gebruik is gemaakt en het volledige gebruik ervan door inmiddels gewijzigde planologische inzichten door het gemeentebestuur niet langer gewenst werd geacht. Dat besluit is na de uitspraak van de Afdeling van 5 februari 2003, no.200203002/1, in rechte onaantastbaar geworden.
2.2. Het college acht zich bevoegd tot handhaving nu als gevolg van de intrekking van de verleende bouwvergunning er ten aanzien van de vijf volkstuinhuisjes van uit dient te worden gegaan dat zij in strijd met artikel 40, eerste lid, van de Woningwet zijn gebouwd.
2.3. Het college betoogt dat de rechtbank bij de aangevallen uitspraak ten onrechte heeft overwogen dat geen sprake was en is van een overtreding van het verbod, gesteld in artikel 40, eerste lid, van de Woningwet, zodat aan de voorwaarden om handhavend te kunnen optreden niet is voldaan.
2.3.1. Dit betoog slaagt. Anders dan de rechtbank is de Afdeling van oordeel dat de - in rechte onaantastbare - intrekking van de voor de bouw van de 209 volkstuinhuisjes verleende bouwvergunning terugwerkende kracht heeft en dat dit betekent dat de reeds gerealiseerde vijf volkstuinhuisjes geacht moeten worden te zijn gebouwd zonder bouwvergunning. Hieruit volgt dat het college bevoegd is ter zake handhavend op te treden. De rechtbank heeft dit miskend.
2.4. Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen zal de Afdeling alsnog op het door [wederpartijen] ingediende beroep beslissen. Zij overweegt daartoe het volgende.
2.4.1. Gelet op het algemeen belang dat gediend is met handhaving, zal in geval van overtreding van een wettelijk voorschrift het bestuursorgaan dat bevoegd is om met bestuursdwang of een last onder dwangsom op te treden, in de regel van deze bevoegdheid gebruik moeten maken. Slechts onder bijzondere omstandigheden mag van het bestuursorgaan worden gevergd, dit niet te doen. Dit kan zich voordoen indien concreet uitzicht op legalisatie bestaat. Voorts kan handhavend optreden zodanig onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen belangen dat van optreden in die concrete situatie behoort te worden afgezien.
2.4.2. Vaststaat dat concreet zicht op legalisatie niet bestaat. Weliswaar heeft de Afdeling bij uitspraak van 24 maart 2004, no.200305274/1, voor zover hier van belang, de aan het plandeel van het door de gemeenteraad op 21 november 2002 vastgestelde bestemmingsplan "Recreatiegebied De Liede", met de bestemming "Groenverbindingszone" verleende goedkeuring vernietigd, voor zover die ziet op het met de huisjes bebouwde terrein, zodat ter plaatse de bestemming "volkstuinen" op grond van het oude bestemmingsplan "de Liede" herleeft, maar niet is gebleken dat de gemeente nadien niet langer het realiseren van de bestemming "Groenverbindingszone" nastreefde. Bij besluit van 13 juli 2006, ter inzage gelegd op 21 juli 2006, heeft de gemeenteraad, zo is ter zitting gebleken, een voorbereidingsbesluit genomen met het oog op het alsnog realiseren van deze bestemming. Bij deze stand van zaken ligt het verlenen van een bouwvergunning ter legalisering van het gebouwde niet in het verschiet. Het college heeft zich in dat verband in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het geen medewerking wil verlenen aan het legaliseren van het volkstuinhuisjes in afwijking van het ter plaatse wenselijke planologische regime, zoals neergelegd in het vastgestelde bestemmingsplan.
2.5. Het college heeft voorts in redelijkheid aan het belang bij handhaving groter gewicht kunnen toekennen dan aan het belang van [wederpartijen] bij handhaving van de gebouwde volkstuinhuisjes. Daarbij heeft de Afdeling in aanmerking genomen dat bij haar voornoemde uitspraak van 24 maart 2004 inzake de goedkeuring van bestemmingsplan "Recreatiegebied De Liede" is geconcludeerd dat de bestemming "Groenverbindingszone" in redelijkheid op het terrein kon worden gelegd. Slechts voor zover het de bebouwde strook betrof is het goedkeuringsbesluit wegens een motiveringsgebrek vernietigd. Anders dan [wederpartijen] hebben betoogd kan uit die gedeeltelijke vernietiging niet worden afgeleid dat ervan moest worden uitgegaan dat de gewenste bestemming nimmer zou kunnen worden gerealiseerd. Zoals hiervoor overwogen heeft de in rechte onaantastbare intrekking van de gehele voor de bouw van 209 volkstuinhuisjes verleende, maar grotendeels ongebruikt gebleven bouwvergunning op grond van gewijzigde planologische opvattingen, immers tot gevolg dat het college bevoegd is die bebouwing thans te doen verwijderen ten einde het verwezenlijken van de genoemde bestemming mogelijk te maken. Dat de bebouwde strook in de ogen van [wederpartijen] aan het realiseren van de groenverbindingszone niet in de weg staat, nu deze zich aan de rand van het terrein met die bestemming bevindt en die strook voorts is gelegen tegen een terrein waarop zich al een park met volkstuinhuisjes bevindt, maakt niet dat het college van handhaving diende af te zien. Een en ander brengt immers niet mee dat die strook niet van betekenis zou zijn voor de te realiseren groenverbindingzone. Daaraan kan de ligging ervan langs een bestaand recreatiepark niet afdoen.
2.6. Uit het voorgaande volgt dat het beroep van [wederpartijen] ongegrond is.
2.7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Haarlem van 5 juli 2006 in zaak nos. AWB 06/4637 en 06/4325;
III. verklaart het bij de rechtbank ingestelde beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. C.M. Ligtelijn-van Bilderbeek, Voorzitter, en mr. W. Konijnenbelt en mr. S.F.M. Wortmann, Leden, in tegenwoordigheid van mr. A.M. van Meurs-Heuvel, ambtenaar van Staat.
w.g. Ligtelijn-van Bilderbeek w.g. Van Meurs-Heuvel
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 25 april 2007
47