Hof 's-Hertogenbosch, 05-12-2003, nr. 20.003262.02
ECLI:NL:GHSHE:2003:AN9659
- Instantie
Hof 's-Hertogenbosch
- Datum
05-12-2003
- Zaaknummer
20.003262.02
- LJN
AN9659
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHSHE:2003:AN9659, Uitspraak, Hof 's-Hertogenbosch, 05‑12‑2003; (Hoger beroep)
Eerste aanleg: ECLI:NL:RBSHE:2002:AF0919
Uitspraak 05‑12‑2003
Inhoudsindicatie
Het gerechtshof veroordeelt verdachte in hoger beroep -evenals de rechtbank- tot zes jaar gevangenisstraf en tbs. Verdachte dwong begin vorig jaar drie vrouwen met bruut geweld tot seks met hem. Een vierde slachtoffer ontkwam aan verkrachting, maar werd wel zwaar mishandeld. Het gerechtshof heeft bij de strafoplegging onder andere rekening gehouden met het gewelddadig karakter van het bewezen verklaarde en de maatschappelijke verontrusting die daarvan het gevolg is, met name in de plaatselijke gemeenschap van Eindhoven en met het relatief korte tijdsbestek waarin de bewezen verklaarde feiten zijn gepleegd, alsmede dat deze feiten tijdens proefverlof van een eerdere veroordeling tot vrijheidsstraf en kort na het ondergaan van die straf zijn gepleegd.
Partij(en)
parketnummer: 20.003262.02
datum uitspraak: 5 december 2003
tegenspraak;
GERECHTSHOF TE 's-HERTOGENBOSCH
meervoudige kamer voor strafzaken
A R R E S T
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank te 's-Hertogenbosch van 21 november 2002 in de strafzaak onder parketnummer 01/029042-02 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats], op [geboortedatum] 1964,
thans preventief gedetineerd in het Huis van Bewaring te Roermond,
overigens zonder zonder bekende woonplaats hier te lande.
Het hoger beroep
De verdachte en de officier van justitie hebben tijdig tegen genoemd vonnis hoger beroep ingesteld.
Het hoger beroep moet, blijkens het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep, worden begrepen als uitdrukkelijk beperkt tot de veroordeling ter zake van hetgeen aan de verdachte onder 1, 2, 3 en 4 is ten laste gelegd. Al hetgeen hierna wordt overwogen en beslist heeft uitsluitend betrekking op dat gedeelte van het beroepen vonnis dat aan het oordeel van het hof is onderworpen.
Het onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en de terechtzitting in hoger beroep.
Het hof heeft kennis genomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen van de zijde van de verdachte naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat in hoger beroep de tenlastelegging -en aldus de grondslag van het onderzoek- is gewijzigd.
De tenlastelegging
Aan de verdachte is -na wijziging van de telastelegging in eerste aanleg en na wijziging daarvan ter terechtzitting in hoger beroep voorzover thans nog van belang- ten laste gelegd dat:
- 1.
hij op of omstreeks 01 januari 2002 te Eindhoven door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling (en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1], hebbende verdachte zijn penis in de mond en/of vagina van die [slachtoffer 1] en/of zijn tong in de mond van die [slachtoffer 1] gebracht/geduwd en/of gehouden en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte
- -
die [slachtoffer 1] (krachtig) heeft vastgepakt en/of (daarbij) dreigend heeft gezegd "Jij gaat mee" en/of
- -
(vervolgens) die [slachtoffer 1] heeft meegetrokken en/of die [slachtoffer 1] (meermalen) heeft geslagen en/ of geschopt en/of (krachtig) aan de haren heeft getrokken en/of
- -
die [slachtoffer 1] heeft toegevoegd de woorden: "Als je niet meegaat, steek ik een mes in je lichaam" althans woorden van soortgelijke dreigende aard en strekking en/of die [slachtoffer 1] (meermalen) (dreigend) heeft gezegd dat zij hem moest pijpen en/of dat hij, verdachte met die [slachtoffer 1] wilde vrijen, althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- -
(vervolgens) de onderbroek van die [slachtoffer 1] (met geweld) naar beneden heeft getrokken en/of die [slachtoffer 1] op de grond heeft gegooid en/of vervolgens boven op haar is gaan liggen
- -
en/of (aldus) voor die [slachtoffer 1] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
- 2.
hij op of omstreeks 26 januari 2002 te Eindhoven door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling (en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 2], hebbende verdachte zijn penis in de vagina en/of anus van die [slachtoffer 2] gebracht/geduwd en/of gehouden en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte
- -
die [slachtoffer 2] van haar fiets heeft geduwd en/of getrapt en/of
- -
die [slachtoffer 2] (meermalen), al dan niet met een fietsslot, althans een hard voorwerp, en/of met kracht tegen haar gezicht heeft geslagen en/of
- -
die [slachtoffer 2] (van achteren) heeft vastgepakt en/of heeft meegesleurd/meegetrokken en/of aan de haren getrokken en/of
- -
die [slachtoffer 2] tegen de grond heeft gewerkt en/of op haar is gaan zitten en/of liggen en/of
- -
die [slachtoffer 2] (meermalen) de woorden heeft toegevoegd: "ik wil met jou neuken, vraag het me dan" en/of "moet ik het dan met grof geweld doen of doe je het zelf" althans woorden van soortgelijke (dreigende) aard en/of strekking en/of
- -
kleding van die [slachtoffer 2] heeft uitgetrokken en/of (aldus) voor die [slachtoffer 2] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
- 3.
hij op of omstreeks 26 januari 2002 te Eindhoven, ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer 3] te dwingen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond (en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 3], voornoemde [slachtoffer 3] van achteren (krachtig) beeft vastgepakt en/of (met geweld) aan de haren heeft getrokken en/of heeft meegetrokken en/of tegen de grond heeft gewerkt en/of (meermalen) (krachtig) tegen het hoofd en/of het lichaam heeft geslagen en/of geschopt, zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 26 januari 2002 te Eindhoven aan een persoon genaamd [slachtoffer 3], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (te weten een breuk van de rechter onderkaak en/of kneuzingen aan de linker oogkas en/of aan het achterhoofd en/of rechter bovenarm en schouder en/of een hersenschudding), heeft toegebracht, door deze opzettelijk (met kracht) tegen het hoofd en/of lichaam te schoppen en/of te slaan;
Meer-subsidiair:
hij op of omstreeks 26 januari 2002 te Eindhoven opzettelijk mishandelend een persoon genaamd [slachtoffer 3] heeft geslagen en/of gestompt en/of geschopt en/of getrapt waardoor deze pijn heeft ondervonden en letsel heeft bekomen.
- 4.
hij op of omstreeks 10 februari 2002 te Eindhoven door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer 4] heeft gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 4], hebbende verdachte zijn vingers en/of penis in de vagina van die [slachtoffer 4] gebracht en/of gehouden en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte
- -
die [slachtoffer 4] met zijn arm om haar keel, van achteren krachtig heeft vastgegrepen en/of vastgehouden en/of die [slachtoffer 4] heeft meegesleurd/meegetrokken en/of
- -
die [slachtoffer 4] (daarbij) heeft toegevoegd "je moet meewerken want ik heb een mes bij me", althans woorden van gelijke (dreigende) aard en strekking en/of
- -
die [slachtoffer 4] tegen en/of met haar gezicht in de richting van een muur heeft geduwd en/of (daarbij) (dreigend) heeft gezegd dat zij hem niet mocht aankijken en/of
- -
(vervolgens) achter die [slachtoffer 4] op de grond is gaan zitten en haar heeft vastgehouden en/of haar heeft betast en/of
- -
die [slachtoffer 4] (dreigend) heeft gezegd dat hij haar wilde vingeren en: "het kan met of zonder geweld" althans woorden van gelijke dreigende aard en strekking en/of
- -
kleding van die [slachtoffer 4] heeft uitgetrokken en haar op de grond heeft gegooid en/of vervolgens met kracht de benen van die [slachtoffer 4] uit elkaar heeft geduwd en/of (daarbij) die [slachtoffer 4] (meermalen) heeft geslagen en/of (aldus) voor die [slachtoffer 4] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
In deze weergave van de tenlastelegging zijn de door de eerste rechter aangebrachte verbeteringen begrepen.
De bewezenverklaring
Het hof acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 3 primair ten laste is gelegd, zodat de verdachte daarvan moet worden vrijgesproken.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het sub 1, sub 2, sub 3 subsidiair en sub 4 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 1 januari 2002 te Eindhoven door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1], hebbende verdachte zijn penis in de mond van die [slachtoffer 1] en zijn tong in de mond van die [slachtoffer 1] gebracht/geduwd en gehouden en bestaande dat geweld en/of die bedreiging met geweld hierin dat verdachte
- -
die [slachtoffer 1] krachtig heeft vastgepakt en daarbij dreigend heeft gezegd "Jij gaat mee" en
- -
vervolgens die [slachtoffer 1] heeft meegetrokken en die [slachtoffer 1] (meermalen) heeft geslagen en geschopt en (krachtig) aan de haren heeft getrokken en
- -
die [slachtoffer 1] heeft toegevoegd de woorden: "Als je niet meegaat, steek ik een mes in je lichaam" althans woorden van soortgelijke dreigende aard en strekking en die [slachtoffer 1] (meermalen) dreigend heeft gezegd dat zij hem moest pijpen en/of dat hij, verdachte met die [slachtoffer 1] wilde vrijen en
- -
vervolgens de onderbroek van die [slachtoffer 1] met geweld naar beneden heeft getrokken en die [slachtoffer 1] op de grond heeft gegooid en vervolgens boven op haar is gaan liggen ;
2.
hij op 26 januari 2002 te Eindhoven door geweld of een andere feitelijkheid en bedreiging met geweld [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 2], hebbende verdachte zijn penis in de vagina en anus van die [slachtoffer 2] gebracht/geduwd en gehouden en bestaande dat geweld of die andere feitelijkheid en/of die bedreiging met geweld hierin dat verdachte
- -
die [slachtoffer 2] van haar fiets heeft geduwd en/of getrapt en
- -
die [slachtoffer 2] al dan niet met een fietsslot, althans een hard voorwerp, en met kracht tegen haar gezicht heeft geslagen en
- -
die [slachtoffer 2] van achteren heeft vastgepakt en heeft meegesleurd/meegetrokken en aan de haren getrokken en
- -
die [slachtoffer 2] tegen de grond heeft gewerkt en op haar is gaan zitten en liggen en
- -
die [slachtoffer 2] de woorden heeft toegevoegd: "ik wil met jou neuken, vraag het me dan" en "moet ik het dan met grof geweld doen of doe je het zelf" althans woorden van soortgelijke dreigende aard en/of strekking en
- -
kleding van die [slachtoffer 2] heeft uitgetrokken en aldus voor die [slachtoffer 2] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
3. Subsidiair:
hij op 26 januari 2002 te Eindhoven aan een persoon genaamd [slachtoffer 3], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel te weten een breuk van de rechter onderkaak en/of kneuzingen aan de linker oogkas en aan het achterhoofd en rechter bovenarm en schouder en een hersenschudding, heeft toegebracht, door deze opzettelijk met kracht tegen het hoofd en lichaam te schoppen en te slaan;
- 4.
hij op 10 februari 2002 te Eindhoven door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer 4] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 4], hebbende verdachte zijn vingers in de vagina van die [slachtoffer 4] gebracht en gehouden en bestaande dat geweld en die bedreiging met geweld hierin dat verdachte
- -
die [slachtoffer 4] met zijn arm om haar keel, van achteren krachtig heeft vastgegrepen en vastgehouden en die [slachtoffer 4] heeft meegesleurd/meegetrokken en
- -
die [slachtoffer 4] (daarbij) heeft toegevoegd "je moet meewerken want ik heb een mes bij me", althans woorden van gelijke dreigende aard en strekking en
- -
die [slachtoffer 4] met haar gezicht in de richting van een muur heeft geduwd en (daarbij) dreigend heeft gezegd dat zij hem niet mocht aankijken en
- -
vervolgens achter die [slachtoffer 4] op de grond is gaan zitten en haar heeft vastgehouden en haar heeft betast en
- -
die [slachtoffer 4] dreigend heeft gezegd dat hij haar wilde vingeren en: "het kan met of zonder geweld" althans woorden van gelijke dreigende aard en strekking en
- -
kleding van die [slachtoffer 4] heeft uitgetrokken en haar op de grond heeft gegooid en vervolgens met kracht de benen van die [slachtoffer 4] uit elkaar heeft geduwd en (daarbij) die [slachtoffer 4] meermalen heeft geslagen en aldus voor die [slachtoffer 4] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
Het hof acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte sub 1, 2, 3 subsidiair en 4 meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen, zodat de verdachte daarvan moet worden vrijgesproken.
De door het hof gebruikte bewijsmiddelen
PRO MEMORIE
De bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezen verklaarde feit waarop het, blijkens zijn inhoud, betrekking heeft.
De strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit.
Het bewezen verklaarde onder 1, 2 en 4 is telkens als misdrijf voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 242, van het Wetboek van Strafrecht.
Het bewezen verklaarde onder 3. subsidiair is als misdrijf voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 302, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht.
Het moet worden gekwalificeerd zoals hierna in de beslissing wordt vermeld.
De strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is derhalve strafbaar.
De redengeving van de op te leggen straf of maatregel
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Naar het oordeel van het hof kan niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf welke onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming voor de hierna te vermelden duur met zich brengt.
Daarbij is rekening gehouden met:
- -
de ernst van het bewezen verklaarde in de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd;
- -
de omstandigheid dat de verdachte reeds eerder terzake soortgelijke strafbare feiten is veroordeeld;
- -
de mate waarin het bewezen verklaarde persoonlijk leed teweeg heeft gebracht;
- -
het gewelddadig karakter van het bewezen verklaarde en de maatschappelijke verontrusting die daarvan het gevolg is, met name in de plaatselijke gemeenschap van Eindhoven;
- -
het relatief korte tijdsbestek waarin de bewezen verklaarde feiten zijn gepleegd, alsmede dat deze feiten tijdens proefverlof van een eerdere veroordeling tot vrijheidsstraf en kort na het ondergaan van die straf zijn gepleegd;
Bij de straftoemeting en bij het opleggen van na te melden maatregel heeft het hof voorts gelet op de inhoud van het op 17 november 2003 opgemaakte rapport van het Pieter Baan Centrum te Utrecht, ondertekend door I.M. van Woudenberg, psycholoog en J.H. van Renesse, psychiater, welk rapport -onder meer- inhoudt:
als conclusie en advies van rapporteurs:
"Op grond van het bovenstaande zijn wij van mening dat onderzochte ten tijde van het plegen van de hem ten laste gelegde feiten weliswaar de ongeoorloofdheid hiervan heeft kunnen inzien, doch in mindere mate dan de gemiddeld normale mens in staat is geweest zijn wil in vrijheid -overeenkomstig een dergelijk besef- te bepalen.
In antwoord op de gestelde vragen concluderen de ondergetekenden dat onderzochte ten tijde van het plegen van de hem ten laste gelegde feiten lijdende was aan een zodanig gebrekkige ontwikkeling en ziekelijke stoornis zijner geestvermogens, dat deze feiten - indien bewezen - hem slechts in verminderde mate kunnen worden toegerekend.
Betrokkene is thans een 39-jarige man die als gevolg van ongunstige jeugdervaringen -affectieve en pedagogische verwaarlozing en mishandeling - en mogelijk ook aanlegfactoren een persoonlijkheidsstoornis heeft verkregen met antisociale en borderline trekken. Centraal hierin staan de onzekere en angstig-afhankelijke identiteit, de innerlijke leegte en de impulsieve antisociale levensstijl, waarin gevoelens van onlust direct worden uitgeageerd in alcoholmisbruik en vervolgens in seksueel gedrag. De alcoholafhankelijkheid is derhalve nauw verweven met betrokkenes persoonlijkheidsstoornis.
In relatie met het ten laste gelegde - indien bewezen - wordt duidelijk hoe betrokkene na alcoholmisbruik impulsief de bij de borderline stoornis passende onderliggende gevoelens van innerlijke leegte, onlust en verlating uitageert in seksuele activiteiten, waarbij hij bevestigd moet worden als man. Hij probeert bij het slachtoffer met geweld de - door hem geseksualiseerde - intimiteit af te dwingen die hem als kind en door recente verlatingen onthouden werd. Wij achten betrokkene dan ook verminderd toerekeningsvatbaar.
Vanwege de gevoelens van leegte, onlust en verlating, evenals de twijfel aan zijn identiteit, zal betrokkene steeds de behoefte hebben om deze voor hem onverdraaglijke gevoelens te verdrijven door middel van feiten als thans ten laste gelegd, waarmee de kans op herhaling, indien onbehandeld, groot is.
Wij adviseren uw college derhalve tot het opleggen van de maatregel van terbeschikkingstelling, met bevel tot verpleging van overheidswege. Een terbeschikkingstelling met voorwaarden of een deels voorwaardelijke straf achten wij niet voldoende om het maatschappelijk gevaar af te wenden. Betrokkene toont immers weinig tot geen lijdensdruk, een zeer gering probleembesef en een gebrek aan motivatie voor behandeling en in het verleden is hij meermalen vanuit een verlofsituatie gerecidiveerd.
Voor wat de behandeling betreft denken wij aan een gesloten beveiligde setting, waarin aandacht gegeven kan worden aan betrokkenes verslavingsgedrag, de agressieregulatie en seksualiteitsbeleving, alsmede aan basale sociale vaardigheden en betrokkenes onderliggende persoonlijkheidsproblematiek".
Met voornoemde conclusie en advies kan het hof zich verenigen.
De door verdachte onder 1, 2, 3 en 4 begane feiten zijn misdrijven waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van meer dan vier jaren is gesteld.
De algemene veiligheid van personen eist dat de verdachte ter beschikking wordt gesteld.
In navolging van de eerste rechter acht het hof het geven van een last tot terbeschikkingstelling van de verdachte noodzakelijk. Het hof neemt hierbij de inhoud van de rapportage die over de persoonlijkheid van de verdachte is uitgebracht, alsmede de bijzondere ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheid dat verdachte ter zake van het plegen van een soortgelijk msdrijf eerder is veroordeeld, in aanmerking.
Nu de algemene veiligheid van personen zulks eist zal het hof eveneens in navolging van de eerste rechter bevelen dat de verdachte van overheidswege wordt verpleegd.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, dat, [slachtoffer 2], wonende te [adres] als gevolg van het onder 2. bewezen verklaarde feiten, schade heeft geleden.
Het hof stelt de schade, waaronder immateriële schade -bij wijze van voorschot- vast op Eur.7.000,--.
Verdachte is naar burgerlijk recht aansprakelijk voor deze schade.
Het hof zal daarom aan de verdachte ter meerdere zekerheid van de hieronder te vermelden betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij de verplichting opleggen aan de Staat een bedrag van Eur.7.000,-- te betalen ten behoeve van het slachtoffer.
Het hof zal daarbij bepalen dat indien en voorzover de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling van de vordering van de benadeelde partij, daarmede de verplichting van de verdachte tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer in zoverre komt te vervallen (zulks vice versa, dat wil zeggen: indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer daarmede de verplichting van de verdachte tot betaling van de vordering van de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen).
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voorts gebleken, dat [slachtoffer 4], [adres], als gevolg van het onder 4 bewezen verklaarde feiten, schade heeft geleden.
Het hof stelt de schade, waaronder immateriële schade, vast op Eur.3.452,55.
Verdachte is naar burgerlijk recht aansprakelijk voor deze schade.
Het hof zal daarom aan de verdachte ter meerdere zekerheid van de hieronder te vermelden betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij de verplichting opleggen aan de Staat een bedrag van Eur.3.452,55 te betalen ten behoeve van het slachtoffer.
Het hof zal daarbij bepalen dat indien en voorzover de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling van de vordering van de benadeelde partij, daarmede de verplichting van de verdachte tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer in zoverre komt te vervallen (zulks vice versa, dat wil zeggen: indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer daarmede de verplichting van de verdachte tot betaling van de vordering van de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen).
De in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, onder nrs. 1, 2, 6, 7, 9, 10, 11, 12 en 18 vermeld op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen worden teruggegeven aan verdachte, zijnde degene die blijkens het onderzoek ter terechtzitting redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt.
De vordering van [slachtoffer 2]
[slachtoffer 2], wonende te [adres], heeft zich overeenkomstig het bepaalde in het Wetboek van Strafvordering in eerste aanleg in de strafzaak gevoegd als benadeelde partij en een vordering ingediend.
In hoger beroep heeft de benadeelde partij zich binnen de grenzen van haar eerste vordering (opnieuw) gevoegd ter zake van geleden schade tot een bedrag van Eur.16.400,--.
Deze vordering strekt tot vergoeding van geleden schade.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat de benadeelde partij als rechtstreeks gevolg van het 2. bewezen verklaarde handelen schade heeft geleden.
De vordering is in beginsel voor toewijzing vatbaar, zij het dat de exacte hoogte van de geleden schade in dit geding niet kan worden vastgesteld.
Het hof wijst de vordering -in navolging van de eerste rechter- daarom bij wijze van voorschot toe tot een bedrag van Eur.7.000,--, (Eur.2.000,-- terzake voorschot materiële schade en Eur.5.000,-- terzake voorschot immateriële schade), met veroordeling van de verdachte in de proceskosten van de benadeelde partij.
Gelet hierop zal het hof bepalen dat de benadeelde partij voor het overige gedeelte niet ontvankelijk is in haar vordering en dat die vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht, nu deze naar het oordeel van het hof voor het overige niet van zo eenvoudige aard is, dat deze zich leent voor de behandeling in het strafgeding.
De vordering van [slachtoffer 4]
[slachtoffer 4], [adres] heeft zich overeenkomstig het bepaalde in het Wetboek van Strafvordering in eerste aanleg in de strafzaak gevoegd als benadeelde partij en een vordering ingediend.
De voeging duurt, voor zover de gevorderde schadevergoeding is toegewezen, van rechtswege voort in hoger beroep.
De benadeelde partij heeft gepersisteerd bij vergoeding van hetgeen aan haar in eerste aanleg is toegewezen.
Deze vordering strekt tot vergoeding van geleden schade.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat de benadeelde partij als rechtstreeks gevolg van het onder 4. bewezen verklaarde handelen schade, waaronder immateriële schade, heeft geleden tot na te melden bedrag.
De vordering is voor toewijzing vatbaar, met veroordeling van de verdachte in de proceskosten van de benadeelde partij.
De toegepaste wettelijke voorschriften
De strafoplegging en de opgelegde maatregelen zijn gegrond op de artikelen:
24c, 36f, 37, 37a, 37b, 57, 60a, 63, 242 en 302 van het Wetboek van Strafrecht.
- B.
E S L I S S I N G:
Het hof:
Vernietigt het beroepen vonnis en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het sub 3 primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart, zoals hiervoor is overwogen, wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het sub 1, sub 2, sub 3 subsidiair en sub 4 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte sub 1, sub 2, sub 3 subsidiair en sub 4 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart dat het bewezen verklaarde oplevert:
- 1.
"verkrachting";
- 2.
"verkrachting";
- 3.
subsidiair: "zware mishandeling" en
- 4.
"verkrachting".
Verklaart de verdachte deswege strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de tijd van zes jaren.
Beveelt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf daarop geheel in mindering zal worden gebracht.
Gelast de terbeschikkingstelling van de verdachte.
Beveelt dat de ter beschikking gestelde van overheidswege zal worden verpleegd.
Legt aan de verdachte de verplichting op aan de Staat ten behoeve van [slachtoffer 2], wonende te [adres], te betalen een bedrag van Eur.7.000,-- (zegge:zevenduizend euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van eenhonderdenveertig dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de verplichting tot schadevergoeding ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat de aan de verdachte opgelegde maatregel, inhoudende de verplichting tot betaling van voormeld bedrag aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer vervalt, indien en voorzover door de verdachte aan zijn verplichting tot betaling van de vordering van de benadeelde partij, is voldaan.
Legt aan de verdachte de verplichting op aan de Staat ten behoeve van [slachtoffer 4], [adres], te betalen een bedrag van Eur.3.452,66 (zegge:drieduizend vierhonderdtweeenvijftig euro en zesenzestig cent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van negenenzestig dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de verplichting tot schadevergoeding ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat de aan de verdachte opgelegde maatregel, inhoudende de verplichting tot betaling van voormeld bedrag aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer vervalt, indien en voorzover door de verdachte aan zijn verplichting tot betaling van de vordering van de benadeelde partij, is voldaan.
Gelast de teruggave van de navolgende inbeslaggenomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten de nrs. 1, 2, 6, 7, 9, 10, 11, 12 en 18 vermeld op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen aan [verdachte] voornoemd.
Wijst de vordering van de benadeelde partij -bij wijze van voorschot- toe en veroordeelt de verdachte om tegen bewijs van kwijting te betalen aan [slachtoffer 2], wonende te [adres], een bedrag van Eur.7.000,--.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige gedeelte niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat die vordering voor het overige slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Veroordeelt de verdachte tevens in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Bepaalt dat de aan de verdachte opgelegde verplichting tot betaling van de vordering van de benadeelde partij vervalt, indien en voorzover door de verdachte aan de opgelegde maatregel, inhoudende de verplichting tot betaling van voormeld bedrag aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer is voldaan.
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt de verdachte om tegen bewijs van kwijting te betalen aan [slachtoffer 4], [adres], een bedrag van Eur.3.452,66.
Veroordeelt de verdachte tevens in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Bepaalt dat de aan de verdachte opgelegde verplichting tot betaling van de vordering van de benadeelde partij vervalt, indien en voorzover door de verdachte aan de opgelegde maatregel, inhoudende de verplichting tot betaling van voormeld bedrag aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer is voldaan.
Dit arrest is gewezen door Mr. Harmsen, als voorzitter
Mrs. Van de Loo en De Lange, als raadsheren
in tegenwoordigheid van Dhr. De Bruijn, als griffier.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 5 december 2003.
- U.
I T D R A A I G E G E V E N S 1e A A N L E G
zaaknr.: 03
tijd : 11.00
verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats], op [geboortedatum] 1964,
,
thans preventief gedetineerd in het Huis van Bewaring te Roermond.
thans zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande.
Is bij vonnis van de rechtbank te 's-Hertogenbosch van 21 november 2002 ter zake van:
sub 1, 2 en 4 telkens: "Verkrachting",
sub 3 subsidiair: "Zware mishandeling",
veroordeeld tot:
zes jaren gevangenisstraf, met aftrek van de tijd in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebracht,
met last tot terbeschikkingstelling van de verdachte,
met bevel dat de ter beschikking gestelde van overheidswege zal worden verpleegd,
ten aanzien van sub 2:
met verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [slachtoffer 2] van een bedrag van zevenduizend euro subsidiair zeventig dagen hechtenis,
de toepassing van deze vervangende hechtenis heft de opgelegde betalingsverplichting niet op,
ten aanzien van sub 4:
met verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [slachtoffer 4] van een ebdrag van drieduizend vierhonderd tweenevijftig euro en vijfenvijftig eurocent subsidiair veertig dagen hechtenis,
de toepassing van de vervangende hechtenis heft de opgelegde betalingsverplichting niet op,
met toewijzing van de vordering van [slachtoffer 2], bij wijze van voorschot op de totale geleden schade, tot het hierna te noemen bedrag en veroordeling van verdachte mitsdien tot betaling aan [slachtoffer 2], wonende te [adres] van een bedrag van zevenduizend euro,
met veroordeling tevens van verdachte in de kosten door de benadeelde partij tot op heden gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil,
met bepaling dat de benadeelde partij voor het overige in de vordering niet ontvankelijk is en dat zij dat deel van haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen,
verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde gekweten tot het ebdrag waarvoor verdachte heeft voldaan aan een van de hiervoor opgelegde wijzen van vergoeding van deze schade,
met toewijzing van de vordering van [slachtoffer 4] en veroordeling van verdachte mitsdien tot betaling aan [slachtoffer 4], [adres] van een bedrag van drieduizend vierhonderd tweenevijftig euro en vijfenvijftig eurocent,
met veroordeling tevens van verdachte in de kosten door de benadeelde partij tot op heden gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil,
verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde gekweten tot het bedrag waarvoor verdachte heeft voldaan aan een van de hiervoor opgelegde wijzen van vergoeding van deze schade,
met last tot teruggave van de inbeslaggenomen voorwerpen aan verdachte, zoals aangegeven op de aan dit verkort vonnis gehechte lijst van inbeslaggenomen voorwerpen,
met vrijspraak van het sub 3 primair en sub 5 tenlastegelegde en van hetgeen sub 1, 2, 3 subsidiair en 4 meer of anders is tenlastegelegd dan bewezen is verklaard;;