Einde inhoudsopgave
Binnenvaartpolitiereglement
Artikel 4.05 Gebruik van en uitrusting met marifoon
Geldend
Geldend vanaf 01-09-2011
- Bronpublicatie:
20-09-2010, Stb. 2010, 748 (uitgifte: 09-11-2010, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-09-2011
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
03-05-2011, Stb. 2011, 241 (uitgifte: 24-05-2011, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Justitie
- Vakgebied(en)
Vervoersrecht / Binnenvaart
1.
Een schip mag slechts gebruik maken van een marifoon die in overeenstemming is met de Regionale regeling betreffende de marifoondienst in de binnenvaart. De marifoon mag slechts worden gebruikt overeenkomstig de voorschriften van deze regeling, zoals vermeld in het Handboek voor de marifonie in de binnenvaart.
2.
Een schip mag bij gebruik van de kanalen bestemd voor het schip--schip verkeer of de nautische informatie en bij het verbinding hebben met de voor de scheepvaart ingestelde diensten geen mededelingen doen, die niet in dit reglement zijn voorgeschreven of toegelaten dan wel niet zijn toegelaten krachtens de Regionale regeling betreffende de marifoondienst in de binnenvaart.
3.
Een varend groot schip moet zijn uitgerust met een marifooninstallatie die geschikt is voor de kanalen voor het schip--schip verkeer en voor de nautische informatie en voor het verbinding hebben met de voor de scheepvaart ingestelde diensten en die goed functioneert. Op de in bijlage 9 vermelde vaarwegen moeten twee marifoons aanwezig zijn.
4.
Een varend groot schip moet op de marifoon uitluisteren. Het moet op de voor het schip--schip verkeer dan wel voor de nautische informatie aangewezen kanalen de voor de veiligheid van de scheepvaart noodzakelijke berichten geven.
Op de in bijlage 9 vermelde vaarwegen moet het groot schip op de kanalen voor het schip--schip verkeer en voor de nautische informatie gelijktijdig uitluisteren. Het schip--schip kanaal is kanaal 10, tenzij een ander kanaal als blokkanaal is aangewezen.
5.
Voor een duwstel en voor een gekoppeld samenstel zijn het derde en vierde lid slechts van toepassing op het schip aan boord waarvan zich de schipper van het samenstel bevindt.
6.
De bevoegde autoriteit kan van de verplichting, bedoeld in het eerste en tweede lid, ontheffing verlenen aan schepen die worden ingezet ten behoeve van het redden van mensen.
7.
De bevoegde autoriteit kan van de verplichting, bedoeld in het derde en vierde lid, ontheffing verlenen, voorzover dit de vaart betreft in gebieden waar geen doorgaande scheepvaart plaatsvindt.
8.
Het vierde lid, eerste en tweede volzin, is van toepassing op een klein schip dat is uitgerust met een marifoon. Het vierde lid, derde volzin, is van toepassing op een klein schip dat is uitgerust met meer dan één marifoon.
9.
In afwijking van het eerste lid, wordt op scheepvaartwegen in beheer bij het Rijk bij communicatieproblemen tussen scheeps- en walstations dan wel tussen scheepsstations onderling de Duitse taal gebruikt. Op de in bijlage 11 genoemde vaarwegen is tevens het gebruik van de Engelse taal toegestaan.