Zie o.m. R. Kuiper, 552a-beklag tegen 94(a) beslag, Strafblad 2008, p. 83–111, par. 5.1, HR 25 juni 2002, LJN AE2644 en HR 7 september 2004, LJN AP1533.
HR, 28-09-2010, nr. 09/01567 B
ECLI:NL:HR:2010:BN0012
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
28-09-2010
- Zaaknummer
09/01567 B
- Conclusie
Mr. Aben
- LJN
BN0012
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2010:BN0012, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 28‑09‑2010; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2010:BN0012
ECLI:NL:PHR:2010:BN0012, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 22‑06‑2010
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2010:BN0012
- Vindplaatsen
Uitspraak 28‑09‑2010
Inhoudsindicatie
Beklag tegen beslag. Art. 552a Sv. Klager wordt alsnog n-o verklaard omdat de wet niet de mogelijkheid kent een verzoek tot teruggave mondeling te doen.
28 september 2010
Strafkamer
Nr. 09/01567 B
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
op het beroep in cassatie tegen een beschikking van de Rechtbank te 's-Hertogenbosch van 16 januari 2009, nummer RK 09/67, op een klaagschrift als bedoeld in art. 552a van het Wetboek van Strafvordering, ingediend door:
[Klager], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1966, wonende te [woonplaats].
1. Geding in cassatie
1.1. Het beroep is ingesteld door de klager. Namens deze heeft mr. H.J. Ruysendaal, advocaat te Rotterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld.
De Advocaat-Generaal Aben heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden beschikking en tot niet-ontvankelijkverklaring van de klager in zijn beklag.
1.2. De raadsman heeft schriftelijk op de conclusie gereageerd.
2. Ambtshalve beoordeling van de bestreden beschikking
2.1. In cassatie moet van het volgende worden uitgegaan. Op 23 juni 2008 is door de politie te Eindhoven onder [betrokkene 1] in beslag genomen een geldbedrag van € 137.375,-. [Betrokkene 1] heeft op 5 november 2008 ter griffie van de Rechtbank te 's-Hertogenbosch een klaagschrift als bedoeld in art. 552a Sv ingediend, strekkende tot opheffing van het beslag en tot teruggave aan hem van een bedrag van € 135.000,-.
2.2. Blijkens het proces-verbaal van de raadkamer van 16 januari 2009 heeft de klager, die als getuige optrad bij de behandeling van het klaagschrift van [betrokkene 1], aldaar verklaard mondeling een klaagschrift te willen indienen, strekkende tot teruggave aan hem van een geldbedrag van € 135.000,-. De Rechtbank heeft deze verklaring als een klaagschrift als bedoeld in art. 552a Sv aangemerkt. Dat oordeel getuigt van een onjuiste rechtsopvatting, daar de wet niet de mogelijkheid kent dat een verzoek om teruggave mondeling wordt gedaan.
De Rechtbank had de klager niet-ontvankelijk in zijn beklag behoren te verklaren (vgl. HR 25 juni 2002, LJN AE2644).
3. Slotsom
Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden beschikking niet in stand kan blijven, de middelen geen bespreking behoeven, en als volgt moet worden beslist.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden beschikking;
verklaart de klager niet-ontvankelijk in zijn beklag.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren C.H.W.M. Sterk en M.A. Loth, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, in raadkamer en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 28 september 2010.
Conclusie 22‑06‑2010
Mr. Aben
Partij(en)
Conclusie inzake:
[Klager]
1.
De rechtbank te 's‑Hertogenbosch heeft bij beschikking van 16 januari 2009 ongegrond verklaard het door klager ingediende beklag strekkende tot teruggave van een inbeslaggenomen geldbedrag van € 135.000,-.
2.
Tegen de beschikking van de rechtbank heeft de klager beroep in cassatie ingesteld. Mr. H.J. Ruysendaal, advocaat te Rotterdam, heeft een schriftuur ingezonden, houdende twee middelen van cassatie.
3.1.
Ambtshalve merk ik het volgende op.
3.2.
Het gaat in deze zaak om een geldbedrag van € 135.000,- dat onder [betrokkene 1] wegens verdenking ter zake van overtreding van de Opiumwet in beslag is genomen. Klager was in eerste instantie ter openbare raadkamer van 16 januari 2009 verschenen om aldaar als getuige op te treden bij de behandeling van het door [betrokkene 1] ingediende klaagschrift. Tijdens de behandeling in raadkamer heeft de klager aangevoerd dat hij rechthebbende is van het aan [betrokkene 1] geleende geldbedrag. [betrokkene 1] heeft aangegeven dat het geldbedrag aan de klager toebehoort. De rechtbank, die de verklaring van de klager heeft aangemerkt als een mondeling ingediend klaagschrift, heeft het beklag van de klager behandeld en voorts bij beschikking van 16 januari 2009 het beklag ongegrond verklaard.
3.3.
Ingevolge art. 552a lid 1 Sv kunnen belanghebbenden zich schriftelijk beklagen. In het derde lid van voornoemd artikel is bepaald dat het klaagschrift moet worden ingediend ter griffie van het gerecht in feitelijke aanleg. De wet kent niet de mogelijkheid dat een verzoek tot teruggave mondeling wordt gedaan.1.
3.4.
Uit de gang van zaken zoals hiervoor onder 3.2. is beschreven volgt m.i. dat de regels voor indiening van het klaagschrift in casu niet zijn nageleefd. Immers niet is voldaan aan het wettelijke vereiste van een schriftelijk ingediend klaagschrift (bij de stukken van het geding bevindt zich niet een klaagschrift van de klager). De rechtbank, die het mondelinge verzoek tot teruggave van het geld aan klager aan een inhoudelijke beoordeling heeft onderworpen, had daaraan dus niet mogen toekomen. Dit brengt mee dat de rechtbank de klager niet-ontvankelijk in zijn beklag had behoren te verklaren, in plaats van te beslissen zoals hiervoor onder rubriek 1 is weergegeven.2.
Gelet op het voorgaande behoeven de voorgestelde middelen geen bespreking.
4.
Deze conclusie strekt ertoe dat de Hoge Raad de bestreden beschikking vernietigt en de klager alsnog niet-ontvankelijk verklaart in zijn beklag.
De procureur-generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 22‑06‑2010
Vgl. o.m. de hiervoor (onder voetnoot 1) genoemde jurisprudentie alsmede HR 19 juni 2007, LJN BA0482.