Vgl. Handboek Strafzaken, Hoofdstuk 72, paragraaf 1.1, noot 1. Ook in andere gevallen heeft de Hoge Raad met betrekking tot een gewijzigde stellingname van klager geoordeeld dat deze wijziging bezwaarlijk anders kan worden verstaan dan als een intrekking van het verzoek tot teruggave. Zie HR NJ 2004, 593.
HR, 18-01-2005, nr. 01293/04 B
ECLI:NL:HR:2005:AR6597
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
18-01-2005
- Zaaknummer
01293/04 B
- Conclusie
Mr Machielse
- LJN
AR6597
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:PHR:2005:AR6597, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 18‑01‑2005
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2005:AR6597
ECLI:NL:HR:2005:AR6597, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 18‑01‑2005; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2005:AR6597
Conclusie 18‑01‑2005
Mr Machielse
Partij(en)
Nr.01293/04 B
Mr Machielse
Zitting 23 november 2004
Conclusie inzake:
[klager]
1.
De Rechtbank te Haarlem, vestiging Schiphol, heeft bij beschikking van 27 april 2004 het beklag van klager strekkende tot teruggave aan hem van de in die beschikking genoemde voorwerpen ongegrond verklaard.
2.
Namens verdachte heeft een bij bijzondere volmacht schriftelijk gemachtigde cassatie ingesteld. Mr. H.W.F. Klarenaar, advocaat te Dordrecht, heeft een schriftuur ingezonden, houdende tien middelen van cassatie.
3.1
Het eerste middel richt zich tegen de ongegrondverklaring van het beklag. Daartoe wordt aangevoerd dat de Rechtbank het klaagschrift niet zonder nadere behandeling in raadkamer ongegrond mocht verklaren.
3.2
De stukken houden onder meer het volgende in. Het onderhavige klaagschrift is voor het eerst behandeld op de openbare raadkamerzitting d.d. 8 maart 2004, tijdens welke zitting de jongste rechter, mr. Jansen, door de verdachte werd gewraakt. De behandeling van het klaagschrift werd derhalve geschorst in afwachting van de beslissing van de wrakingskamer van de Rechtbank Haarlem. Die kamer heeft op 19 maart 2004 het door de verdediging gedane wrakingsverzoek afgewezen. Vervolgens is de behandeling van het klaagschrift door de raadkamer voortgezet op 8 april 2004. Het proces-verbaal van die raadkamerzitting houdt, voorzover hier van belang, in:
"Op 8 april 2004 heeft [klager], blijkens een afstandverklaring per fax, afstand gedaan van zijn recht om heden te verschijnen. Hij geeft hiervoor als reden op het feit dat hij geen dagvaarding heeft ontvangen.
Na contact tussen de administratie van het parket Haarlem, vestiging Schiphol en de administratie van het Huis van bewaring Het Schouw te Amsterdam is geconstateerd dat er wél een oproeping met parketnummer 15/001357-03 naar Het Schouw te Amsterdam is gezonden en ook is aangekomen, maar dat deze oproeping [klager] niet heeft bereikt.
De rechtbank zal, ten overstaan van [klager] op 13 april 2004 te 11.30 uur, opnieuw de behandeling van het klaagschrift verwijzen tot ná de behandeling van de strafzaak."
3.3
Bij tussenbeschikking d.d. 8 april 2004 heeft de meervoudige raadkamer de oproeping nietig verklaard en de oproeping gelast van klager om te verschijnen in raadkamer d.d. 13 april 2004. Bij de stukken bevindt zich voorts het proces-verbaal van die raadkamerzitting, dat onder meer het volgende inhoudt:
"De rechtbank deelt mede dat - zoals reeds op 8 april 2004 in het proces-verbaal is aangekondigd - de rechtbank de inhoudelijke behandeling van het klaagschrift ex art. 552a van het Wetboek van Strafvordering heden verwijst tot ná de behandeling van de strafzaak. Het klaagschrift wordt dan behandeld door de zelfde kamer die de strafzaak behandelt."
3.4
In het dossier bevindt zich geen proces-verbaal van een nadere raadkamerbehandeling van het klaagschrift ná de behandeling van de strafzaak op 27 april 2004. Gelet op hetgeen in het proces-verbaal van de raadkamerzitting d.d.13 april 2004 is vermeld omtrent a. het tijdstip van behandeling en b. de kamer die het klaagschrift zal behandelen, is door mij bij de griffie van de Rechtbank Haarlem, vestiging Schiphol, een afschrift gevraagd van het proces-verbaal van de strafzitting tegen klager die op dezelfde dag heeft plaatsgevonden. In dat proces-verbaal is voor wat betreft de behandeling van het klaagschrift het volgende opgenomen:
"De voorzitter deelt vervolgens mede dat de inhoudelijke behandeling van het klaagschrift ex artikel 552 [lees: 552a; AM] van het Wetboek van Strafvordering zal plaatsvinden aan het einde van de behandeling van de strafzaak, in die zin dat de officier van justitie bij gelegenheid van het requisitoir voorstellen zal doen met betrekking tot de in beslag genomen goederen. Vervolgens zal de verdachte bij pleidooi daarop kunnen reageren."
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 13 april 2004 van de meervoudige strafkamer van de Rechtbank vermeldt dat de Officier van Justitie het woord heeft gevoerd en zijn vordering heeft overgelegd. De raadsman heeft vervolgens het woord gevoerd aan de hand van een aan de griffier overgelegde pleitnota. De raadsman heeft de opheffing van het beslag op de inbeslaggenomen voorwerpen bepleit.
3.5
Vervolgens heeft de Rechtbank op 27 april 2004 vonnis gewezen in de met onderhavige beklagprocedure samenhangende strafzaak. Dit vonnis bevindt zich bij de stukken en houdt, voorzover hier van belang, het volgende in:
"Verbeurdverklaring
De rechtbank is van oordeel dat het onder verdachte inbeslaggenomen en niet teruggegeven geld, te weten 6.700,- euro, dient te worden verbeurd verklaard. Aannemelijk is dat verdachte dat geld, dat aan hem toebehoort, geheel door middel van de strafbare feiten heeft verkregen.
Onttrekking aan het verkeer
De rechtbank is van oordeel dat de inbeslaggenomen voorwerpen op de aangehechte lijst, met uitzondering van de nummers 7, 23, 28, 38, 42, 43, 54, 55, 85 en 104, dienen te worden onttrokken aan het verkeer. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat het ongecontroleerd bezit van deze voorwerpen in strijd is met het algemeen belang en deze voorwerpen bij gelegenheid van het onderzoek naar de door verdachte begane feiten zijn aangetroffen, terwijl de voorwerpen kunnen dienen tot het begaan of de voorbereiding van soortgelijke feiten.
(...)
8.
Beslissing
De rechtbank:
(...)
Verklaart verbeurd:
- -
6.700,- euro.
Verklaart onttrokken aan het verkeer:
- -
alle op de aangehechte beslaglijst voorkomende voorwerpen, behalve de voorwerpen onder de nummers 7, 23, 28, 38, 42, 43, 54, 85 en 104
Gelast de teruggave aan rechthebbende van:
- -
1 zwarte ABN-AMRO stempel en
- -
1 groene bankpas, ABN-AMRO bank, wereldpas, nummer [001], ten name van [betrokkene 1], expiratiedatum augustus 2007.
Gelast de teruggave aan verdachte van:
- -
de op de aangehechte beslaglijst voorkomende voorwerpen onder de nummers 7, 23, 28, 42, 43, 55, 104."
3.6
Uit voormeld vonnis volgt derhalve dat de Rechtbank op grond van art. 353 Sv heeft beslist ten aanzien van alle onder klager inbeslaggenomen goederen.
3.7
Daarnaast heeft de Rechtbank op 27 april 2004 beslist op het klaagschrift ex art. 552a Sv. Die beschikking houdt onder meer in:
"2. Beoordeling
Vast is komen te staan dat de op de aangehechte beslaglijst voorkomende voorwerpen op 27 juni 2003 onder klager in beslag zijn genomen en dat het beslag nog voortduurt.
Door of namens klager is, zakelijk weergegeven, aangevoerd, dat:
- -
de klager geen afstand van de in beslag genomen voorwerpen heeft gedaan;
- -
de voorwerpen niet door een strafbaar feit aan enig rechthebbende zijn onttrokken,
- -
de inbeslagneming niet rechtmatig is geschied en dat de in beslag genomen voorwerpen derhalve aan klager teruggegeven dienen te worden.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot ongegrondverklaring van het klaagschrift, stellende dat het Openbaar Ministerie in de hoofdzaak reeds de onttrekking van het verkeer van de in beslaggenomen voorwerpen heeft gevorderd en het belang van strafvordering zich tegen de verzochte teruggave verzet.
Op grond van de stukken en het verhandelde in raadkamer is de rechtbank van oordeel, dat - nu de behandeling van het klaagschrift in de hoofdzaak heeft plaatsgevonden en daar over de inbeslaggenomen voorwerpen reeds is beslist - het klaagschrift ongegrond dient te worden verklaard."
3.8
Ingevolge art. 552a, vijfde lid, Sv jo art. 21 e.v. Sv dient de inhoudelijke behandeling van een klaagschrift in beginsel te geschieden op een openbare raadkamerzitting. Een dergelijke (nadere) zitting heeft in casu niet plaatsgehad. Die omstandigheid leidt mijns inziens echter - in tegenstelling tot hetgeen in het middel wordt aangevoerd - niet tot cassatie, gelet op het navolgende.
3.9
Uit het proces-verbaal van de strafzitting tegen klager d.d. 13 april 2004, zoals hiervoor onder 3.4 opgenomen, kan niet volgen dat de verdediging bezwaar heeft gemaakt tegen de beslissing van de Rechtbank om de behandeling van het klaagschrift aan het einde van die zitting te laten plaatsvinden. Voorts volgt uit voornoemd proces-verbaal en de zich bij de stukken bevindende "aanvulling pleitnota [klager]", welke aanvulling betrekking heeft op het ingediende klaagschrift, dat de verdediging op die zitting ruimschoots in de gelegenheid is gesteld om toe lichten op grond waarvan de Rechtbank tot een last tot teruggave aan klager zou moeten komen. De in de "aanvulling pleitnota [klager] (klaagschrift)" vermelde verweren, die in het strafvonnis kort zijn samengevat, zijn door de Rechtbank in het strafvonnis uitdrukkelijk en gemotiveerd verworpen.
3.10
Kennelijk heeft de Rechtbank uit de bereidheid van de verdediging om de inhoud van het klaagschrift ter terechtzitting in de strafzaak te bespreken afgeleid dat het afzonderlijke klaagschrift als ingetrokken moet worden beschouwd. Dat oordeel getuigt niet van een onjuiste rechtsopvatting en is evenmin onbegrijpelijk. Een klaagschrift als bedoeld in art. 552a Sv kan immers ter terechtzitting bij de strafrechter door de verdediging worden vertaald in een aan die rechter gericht verzoek ex art. 328 Sv om op grond van art. 353 Sv een last tot teruggave van de inbeslaggenomen goederen te geven.1. In casu is weliswaar het initiatief om het klaagschrift in een dergelijk verzoek te vertalen afkomstig van de Rechtbank, maar uit het verdere verloop van die zitting kan worden afgeleid dat de verdediging met die voorgestelde gang van zaken heeft ingestemd.
3.11
Dat de Rechtbank heeft geoordeeld dat het afzonderlijke klaagschrift als ingetrokken moet worden beschouwd laat zich ook afleiden uit de overwegingen die zij heeft gewijd aan de ongegrondverklaring van het klaagschrift. Die overwegingen, zoals hiervoor onder 3.7 aangehaald, houden immers in dat de Rechtbank de ongegrondverklaring van het beklag heeft gebaseerd op de omstandigheid dat het klaagschrift inhoudelijk al in de hoofdzaak is besproken en aldaar ook reeds over de inbeslaggenomen voorwerpen is beslist.
Hetgeen in onderhavige zaak tot verwarring heeft geleid is dat de Rechtbank vervolgens aan haar kennelijke en niet onbegrijpelijke oordeel dat het afzonderlijke klaagschrift als ingetrokken dient te worden beschouwd het verkeerde rechtsgevolg heeft verbonden. De Rechtbank had in plaats van de ongegrondverklaring van het klaagschrift de niet-ontvankelijkheid van klager in het beklag moeten uitspreken. De Hoge Raad kan de zaak om doelmatigheidsredenen zelf afdoen door klager alsnog niet-ontvankelijk te verklaren in het door hem ingediende klaagschrift.
3.12
Tot slot nog het volgende. Het strafvonnis tegen klager d.d. 27 april 2004 is nog niet onherroepelijk geworden. Uit navraag bij de griffie van de Rechtbank Haarlem, vestiging Schiphol, is mij gebleken dat zowel klager als het Openbaar Ministerie op 7 mei 2004 hoger beroep hebben ingesteld tegen voornoemd vonnis. De verdediging kan derhalve ter terechtzitting bij het Hof wederom alle gronden naar voren brengen die naar haar mening moeten leiden tot het oordeel dat de inbeslaggenomen voorwerpen aan klager dienen te worden teruggegeven.2.
3.13
Het middel is tevergeefs voorgesteld.
4.
Gelet op hetgeen hiervoor ten aanzien van het eerste middel is opgemerkt, behoeven de overige negen middelen - die overigens slechts een herhaling inhouden van de in de strafprocedure tegen de inbeslagneming geuite verweren, waarop de Rechtbank in het strafvonnis gemotiveerd heeft gereageerd - geen bespreking meer.
5.
Ambtshalve heb ik geen andere dan de hiervoor onder 3.11 vermelde grond aangetroffen die tot vernietiging van de bestreden beschikking aanleiding zou moeten geven.
6.
Deze conclusie strekt ertoe dat de Hoge Raad klager alsnog niet-ontvankelijk zal verklaren in zijn beklag.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 18‑01‑2005
Zie in dit verband Melaï, aant. 5.4 op art. 552a Sv; Corstens, Het Nederlands strafprocesrecht, 4e druk, p. 456; Handboek strafzaken, Hoofdstuk 77, paragraaf 1.1.b. Zie voorts HR NJ 1985, 17 en HR NJ 1992, 627. Een nieuw klaagschrift ex art. 552a Sv zal dus - gelet op het nog niet onherroepelijk geworden vonnis van de strafrechter - slechts ontvankelijk zijn voor wat betreft de aan een ander dan verdachte teruggegeven voorwerpen (de ABN-AMRO stempel en de bankpas ten name van [betrokkene 1]).
Uitspraak 18‑01‑2005
Inhoudsindicatie
Beklag ex art. 552a Sv van klager (verdachte) strekkende tot teruggave behandeld met strafzaak. De raadkamer van de rb heeft de behandeling van klagers klaagschrift uitgesteld tot na de behandeling van zijn strafzaak. De behandeling van het klaagschrift heeft plaatsgevonden in samenhang met die van de strafzaak. In het strafvonnis heeft de rb beslist over de inbeslaggenomen voorwerpen waarop het klaagschrift zag. In een beschikking van diezelfde datum heeft de rb het klaagschrift ongegrond verklaard. 1. Gelet op deze gang van zaken en in aanmerking genomen dat niet blijkt dat daartegen door klager bezwaar is gemaakt, had de rb het ervoor moeten houden dat het klaagschrift was ingetrokken en de klager niet-ontvankelijk moeten verklaren. HR doet wat rb had behoren te doen. 2. Nu in de schriftuur niet is aangegeven in welk opzicht klager is geschaad door de wijze waarop het klaagschrift is behandeld en daarop is beslist, heeft hij geen belang bij zijn klacht dat het klaagschrift door de raadkamer had moeten worden behandeld.
Partij(en)
18 januari 2005
Strafkamer
nr. 01293/04 B
IV/SM
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
op het beroep in cassatie tegen een beschikking van de Rechtbank te Haarlem, vestiging Schiphol, van 27 april 2004, nummer 15/001357-03, op een beklag als bedoeld in artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering, ingediend door:
[klager], geboren te [geboorteplaats] (Verenigde Staten van Amerika) op [geboortedatum] 1975, ten tijde van de betekening van de aanzegging gedetineerd in het Huis van Bewaring "Het Schouw" te Amsterdam.
1. De bestreden beschikking
De Rechtbank heeft ongegrond verklaard het door klager ingediende beklag strekkende tot teruggave aan hem van de in bovenstaande beschikking omschreven voorwerpen.
2. Geding in cassatie
2.1.
Het beroep is ingesteld door de klager. Namens deze heeft mr. H.W.F. Klarenaar, advocaat te Dordrecht, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Machielse heeft geconcludeerd dat de Hoge Raad de bestreden beschikking zal vernietigen en de klager alsnog niet-ontvankelijk zal verklaren in zijn beklag.
2.2.
Na de terechtzitting waarop de conclusie is genomen, is bij de Hoge Raad ingekomen een schriftelijk stuk van de klager.
3. Beoordeling van de middelen
3.1.
De middelen bevatten naar de kern de klacht dat de Rechtbank het klaagschrift strekkende tot teruggave van inbeslaggenomen voorwerpen ten onrechte niet in raadkamer heeft behandeld en dat zij het klaagschrift ten onrechte, althans onvoldoende gemotiveerd ongegrond heeft verklaard. Zij lenen zich voor gelijktijdige bespreking.
3.2.
De procesgang in deze zaak is, voorzover hier van belang, als volgt geweest:
- (i)
op 8 maart 2004 is het in de middelen bedoelde klaagschrift in het openbaar in de meervoudige raadkamer behandeld, tijdens welke zitting een der rechters is gewraakt. De behandeling van het klaagschrift is vervolgens in afwachting van de beslissing van de wrakingskamer geschorst;
- (ii)
op 8 april 2004 is de behandeling van het klaagschrift door de raadkamer voortgezet. Het proces-verbaal van die behandeling houdt, voorzover hier van belang, in:
"De rechtbank zal, ten overstaan van [klager] de klager op 13 april 2004 te 11.30 uur, opnieuw de behandeling van het klaagschrift verwijzen tot ná de behandeling van de strafzaak."
- (iii)
bij tussenbeschikking van 8 april 2004 heeft de meervoudige raadkamer de oproeping nietig verklaard en de oproeping gelast van de klager om te verschijnen voor de meervoudige raadkamer op 13 april 2004;
- (iv)
op 13 april 2004 is de inhoudelijke behandeling van het klaagschrift door de raadkamer verwezen tot na de behandeling van de strafzaak en is voorts bepaald dat die behandeling zal geschieden door een uit dezelfde rechters samengestelde kamer als de strafkamer;
- (v)
op 13 april 2004 is de strafzaak op de terechtzitting, waar zowel de verdachte - klager in de onderhavige zaak - als zijn raadsman is verschenen, behandeld. Het proces-verbaal van deze terechtzitting houdt - voorzover hier van belang - het volgende in:
"De voorzitter deelt vervolgens mede dat de inhoudelijke behandeling van het klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering zal plaatsvinden aan het einde van de behandeling van de strafzaak, in die zin dat de officier van justitie bij gelegenheid van het requisitoir voorstellen zal doen met betrekking tot de in beslag genomen goederen. Vervolgens zal de verdachte bij pleidooi daarop kunnen reageren.
(...)
De officier van justitie voert het woord, leest de vordering voor en legt die aan de rechtbank over.
(...)
De raadsman voert het woord ter verdediging
- (vi)
het op 27 april 2004 uitgesproken strafvonnis houdt - voorzover hier van belang - het volgende in:
"Verbeurdverklaring
De rechtbank is van oordeel dat het onder verdachte inbeslaggenomen en niet teruggegeven geld, te weten 6.700,- euro, dient te worden verbeurd verklaard. Aannemelijk is dat verdachte dat geld, dat aan hem toebehoort, geheel door middel van de strafbare feiten heeft verkregen.
Onttrekking aan het verkeer
De rechtbank is van oordeel dat de inbeslaggenomen voorwerpen op de aangehechte lijst, met uitzondering van de nummers 7, 23, 28, 38, 42, 43, 54, 55, 85 en 104, dienen te worden onttrokken aan het verkeer. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat het ongecontroleerd bezit van deze voorwerpen in strijd is met het algemeen belang en deze voorwerpen bij gelegenheid van het onderzoek naar de door verdachte begane feiten zijn aangetroffen, terwijl de voorwerpen kunnen dienen tot het begaan of de voorbereiding van soortgelijke feiten.
(...)
- 8.
Beslissing
De rechtbank:
(...)
Verklaart verbeurd:
- -
6.700,- euro.
Verklaart onttrokken aan het verkeer:
- -
alle op de aangehechte beslaglijst voorkomende voorwerpen, behalve de voorwerpen onder de nummers 7, 23, 28, 38, 42, 43, 54, 55, 85 en 104
Gelast de teruggave aan rechthebbende van:
- -
1 zwarte ABN-AMRO stempel en
- -
1 groene bankpas, ABN-AMRO bank, wereldpas, nummer [001], ten name van [betrokkene 1], expiratiedatum augustus 2007.
Gelast de teruggave aan verdachte van:
- -
de op de aangehechte beslaglijst voorkomende voorwerpen onder de nummers 7, 23, 28, 42, 43, 55, 104."
- (vii)
op 27 april 2004 heeft de Rechtbank beslist op het klaagschrift als bedoeld in art. 552a Sv. Die beschikking houdt onder meer in:
"2. Beoordeling
vast is komen te staan dat de op de aangehechte beslaglijst voorkomende voorwerpen op 27 juni 2003 onder klager in beslag zijn genomen en dat het beslag nog voortduurt.
Door of namens klager is, zakelijk weergegeven, aangevoerd, dat:
- -
de klager geen afstand van de in beslag genomen voorwerpen heeft gedaan;
- -
de voorwerpen niet door een strafbaar feit aan enig rechthebbende zijn onttrokken,
- -
de inbeslagneming niet rechtmatig is geschied en dat de in beslag genomen voorwerpen derhalve aan klager teruggegeven dienen te worden.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot ongegrondverklaring van het klaagschrift, stellende dat het Openbaar Ministerie in de hoofdzaak reeds de onttrekking van het verkeer van de in beslaggenomen voorwerpen heeft gevorderd en het belang van strafvordering zich tegen de verzochte teruggave verzet.
Op grond van de stukken en het verhandelde in raadkamer is de rechtbank van oordeel, dat - nu de behandeling van het klaagschrift in de hoofdzaak heeft plaatsgevonden en daar over de inbeslaggenomen voorwerpen reeds is beslist - het klaagschrift ongegrond dient te worden verklaard."
(...) Ten aanzien van de lijst met inbeslaggenomen voorwerpen merkt de raadsman op dat het beslag dient te worden opgeheven, behalve de goederen die toebehoren aan het bedrijf [A]."
3.3.
Gelet op de hiervoor onder 3.2 weergegeven gang van zaken en in aanmerking genomen dat uit de stukken waarvan de Hoge Raad kennisneemt niet blijkt dat daartegen door of namens de klager bezwaar is gemaakt, had de Rechtbank het ervoor moeten houden dat het klaagschrift was ingetrokken en de klager deswege niet-ontvankelijk behoren te verklaren in zijn klaagschrift in plaats van het klaagschrift ongegrond te verklaren. De Hoge Raad zal dit met toepassing van art. 448, eerste lid, Sv alsnog doen.
3.4.
In aanmerking genomen dat in de schriftuur niet is aangegeven in welk opzicht de klager is geschaad door de wijze waarop het klaagschrift is behandeld en daarop is beslist, heeft hij geen belang bij zijn klacht dat het klaagschrift door de raadkamer had moeten worden behandeld.
4. Slotsom
Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden beschikking niet in stand kan blijven en dat als volgt moet worden beslist.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
Vernietigt de bestreden beschikking;
Verklaart de klager alsnog niet-ontvankelijk in zijn klaagschrift.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president C.J.G. Bleichrodt als voorzitter, en de raadsheren A.J.A. van Dorst en B.C. de Savornin Lohman, in bijzijn van de waarnemend-griffier J.D.M. Hart, in raadkamer en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 18 januari 2005.