Deze zaak hangt samen met de zaak onder nummer 13/04769 waarin ik vandaag eveneens concludeer.
HR, 11-11-2014, nr. 13/04649
ECLI:NL:HR:2014:3143
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
11-11-2014
- Zaaknummer
13/04649
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2014:3143, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 11‑11‑2014; (Cassatie)
In cassatie op: ECLI:NL:GHARL:2013:6936, Niet ontvankelijk
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2014:1964, Gevolgd
ECLI:NL:PHR:2014:1964, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 09‑09‑2014
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2014:3143, Gevolgd
- Vindplaatsen
Uitspraak 11‑11‑2014
Inhoudsindicatie
HR: 80a RO
Partij(en)
11 november 2014
Strafkamer
nr. 13/04649
Hoge raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, van 20 september 2013, nummer 24/002721-12, in de strafzaak tegen:
[verdachte] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1966.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. B.P.J. van Riel, advocaat te Arnhem, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal G. Knigge heeft schriftelijk het standpunt ingenomen dat het cassatieberoep met toepassing van art. 80a RO niet-ontvankelijk kan worden verklaard.
2. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
De Hoge Raad is van oordeel dat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen omdat de partij die het cassatieberoep heeft ingesteld klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep dan wel omdat de klachten klaarblijkelijk niet tot cassatie kunnen leiden.
De Hoge Raad zal daarom – gezien art. 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie en gehoord de Procureur-Generaal – het beroep niet-ontvankelijk verklaren.
3. Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren V. van den Brink en E.S.G.N.A.I. van de Griend, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 11 november 2014.
Conclusie 09‑09‑2014
Inhoudsindicatie
HR: 80a RO.
Nr. 13/04649 Zitting: 9 september 2014 | Mr. Knigge Conclusie inzake: [verdachte] |
1. Het beroep in cassatie van verdachte heeft betrekking op een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.1.
2. De bestreden uitspraak is het vervolg van HR 3 juli 2012, ECLI:NL:HR:2012:BV1800, waarin de Hoge Raad overwoog dat het oordeel van het Hof dat sprake is van een onherstelbaar vormverzuim in cassatie niet is bestreden, zodat daarvan “in het vervolg” moet worden uitgegaan. Met dat “vervolg” doelde de Hoge Raad op de verdere beoordeling in cassatie, en niet op de procedure na verwijzing. Het middel, dat op een andere opvatting berust, faalt derhalve. Het voorgaande betekent dat het middel klaarblijkelijk niet tot cassatie kan leiden.
3. Op grond van het voorgaande stel ik mij op het standpunt dat het cassatieberoep met toepassing van art. 80a RO niet-ontvankelijk wordt verklaard.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden,
AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 09‑09‑2014