NJB 2021/3179:Procesrecht. Hoger beroep. Eiser stelt een vordering in. Gedaagde doet een beroep op verrekenposten. De rechtbank honoreert dit beroep, wijst de vordering af en compenseert de proceskosten. Gedaagde gaat in hoger beroep. Hoge Raad: 1. Belang bij hoger beroep. Afgezien van de proceskosten is niet bestreden dat de grieven, wanneer ze zouden slagen, niet leiden tot een andere beslissing over de vordering dan de rechtbank heeft gegeven. Het oordeel van het hof dat appellant daarom geen belang heeft bij het hoger beroep is juist. 2. Gezag van gewijsde. De afwijzing van de vordering berust niet mede op de verwerping van stellingen van gedaagde over verrekenposten. Dit betekent dat voor zover de rechtbank in het nadeel van gedaagde heeft beslist over verrekenposten, die beslissingen, als haar vonnis in kracht van gewijsde gaat, in een ander geding tussen dezelfde partijen geen bindende kracht hebben. 3. Grief tegen kostencompensatie. Het oordeel van het hof dat appellant geen (afzonderlijke) grief heeft aangevoerd tegen de compensatie van kosten berust op de aan het hof voorbehouden uitleg van de gedingstukken en is niet onbegrijpelijk. 4. Uitleggedingstukken. De vaststelling van het hof dat eiser aanspraak maakt op de volledige huurprijs, is onbegrijpelijk. 5. Devolutievewerking. De devolutieve werking brengt mee dat zo nodig de stellingen van gedaagde over verrekenposten beoordeeld moeten worden in het verwijzingsgeding.