Einde inhoudsopgave
Contractuele samenwerkingsverbanden in de BTW (FM nr. 133) 2009/10.2.4
10.2.4 Categorie 4: Geen specifieke, afzonderlijke regeling in het burgerlijk recht en ook niet in het bijzonder gesanctioneerd in de btw
A.J. van Doesum, datum 01-01-2009
- Datum
01-01-2009
- Auteur
A.J. van Doesum
- JCDI
JCDI:ADS370518:1
- Vakgebied(en)
Omzetbelasting (V)
Onbekend (V)
Omzetbelasting / Algemeen
Europees belastingrecht / Richtlijnen EU
Omzetbelasting / Aftrek en teruggaaf
Fiscaal ondernemingsrecht (V)
Omzetbelasting / Belastingplichtige en -schuldige
Europees belastingrecht / Algemeen
Voetnoten
Voetnoten
Te denken valt aan: prijsregelingen, conditieregelingen reclameregelingen, meldingsregelingen en regelingen m.b.t. informatie-uitwisseling, productieregelingen, investeringsregelingen afzetregelingen, marktverdelingsregelingen, winst- en / of verliesverdelingskartels, regelingen inzake centrale in- of verkoop (syndicaten), specialisatieregelingen, rationalisatieregelingen, onderzoeks- en ontwikkelingsregelingen, regelingen inzake alleenverkoop, regelingen inzake alleenkoop, regelingen inzake selectieve distributie, regelingen inzake branchebescherming, franchising en licensing.
Kartelafspraken worden wel geregeerd door de Mededingingswet (Wet van 22 mei 1997, Stb. 242). Deze wet bevat echter geen bepalingen ten aanzien van de rechtsvorm van de gekozen samenwerking, maar normeert de samenwerking zelf.
Beleggingsmaatschappijen blijven in dit onderzoek buiten beschouwing, omdat zij niet zozeer als contractuele samenwerkingsverbanden te beschouwen zijn.
HR 10 januari 1968, nrs. 837 t/m 840, BNB 1968/81 en Rechtbank Almelo 28 december 2005, JOR 2006, 92.
Wel bevat art. 135 lid 1 onderdeel g Btw-richtlijn (ex art. 13 B onderdeel d ten zesde, Zesde richtlijn, vgl. art. 11 lid 1 onderdeel i, ten derde Wet OB) een vrijstelling voor het belastbare beheer van gemeenschappelijke beleggingsfondsen.
Het burgerlijk recht bevat geen bijzondere regelingen ten aanzien van kartelovereenkomsten (in beperkte zin, zie deel IV, hoofdstuk 18)1, participatieovereenkomsten en (onbenoemde) pot- en poolovereenkomsten (zie deel IV, hoofdstuk 19).2 Ook voor de zogenoemde “feitelijke samenwerkingsverbanden” bestaan geen bijzondere regelingen. In de btw zijn deze samenwerkingsvormen niet in het bijzonder gesanctioneerd. Een uitzondering geldt voor de transacties voor gezamenlijke rekening. Aan deze bijzondere categorie participatieovereenkomsten zijn in de btw wel bijzondere gevolgen verbonden (zie deel IV, hoofdstuk 20). Omdat in dit onderzoek aan transacties voor gezamenlijke rekening afzonderlijk aandacht wordt besteed, worden de (overige) participatieovereenkomsten niet meer apart in dit onderzoek betrokken.
Ook voor beleggingsfondsen geldt dat zij als zodanig geen specifieke basis in het burgerlijk recht kennen.3 Een definitie van het begrip “beleggingsfonds” is echter wel in art. 1:1 Wft opgenomen. Sommige beleggingsfondsen zijn voor de heffing van vennootschapsbelasting aan te merken als “fondsen voor gemene rekening”. Het betreft hier een zuiver fiscale duiding. Bezien vanuit een privaatrechtelijke optiek zijn beleggingsfondsen doorgaans te beschouwen als overeenkomsten “sui generis” (zie deel IV, hoofdstuk 23). In bijzondere gevallen hebben beleggingsfondsen de vorm van een personenvennootschap.4 In de btw zijn geen bijzondere regelingen getroffen ten aanzien van de belastingplicht van beleggingsfondsen en de belastbaarheid van de handelingen die in het kader van beleggingsfondsen worden verricht.5 Het beleggingsfonds als contractueel samenwerkingsverband valt in categorie vier van de voor dit onderzoek geselecteerde samenwerkingsverbanden.