Contractuele samenwerkingsverbanden in de BTW
Einde inhoudsopgave
Contractuele samenwerkingsverbanden in de BTW (FM nr. 133) 2009/10.2.3:10.2.3 Categorie 3: Geen specifieke, afzonderlijke regeling in het burgerlijk recht, maar wel in het bijzonder gesanctioneerd in de btw
Contractuele samenwerkingsverbanden in de BTW (FM nr. 133) 2009/10.2.3
10.2.3 Categorie 3: Geen specifieke, afzonderlijke regeling in het burgerlijk recht, maar wel in het bijzonder gesanctioneerd in de btw
Documentgegevens:
A.J. van Doesum, datum 01-01-2009
- Datum
01-01-2009
- Auteur
A.J. van Doesum
- JCDI
JCDI:ADS370516:1
- Vakgebied(en)
Omzetbelasting (V)
Onbekend (V)
Omzetbelasting / Algemeen
Europees belastingrecht / Richtlijnen EU
Omzetbelasting / Aftrek en teruggaaf
Fiscaal ondernemingsrecht (V)
Omzetbelasting / Belastingplichtige en -schuldige
Europees belastingrecht / Algemeen
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
Overeenkomsten tot het verrichten van transacties voor gezamenlijke rekening, overeenkomsten tot het verdelen van voor gemene rekening gemaakte kosten en partageovereenkomsten zijn niet als zodanig in het burgerlijk recht afzonderlijk geregeld. In de btw komt, op grond van nationale jurisprudentie, aan dergelijke overeenkomsten evenwel een bijzondere betekenis toe. Deze overeenkomsten vallen dus in de derde categorie.
Nadere aandacht verdient de figuur van de fiscale eenheid btw. Het spreekt voor zich dat die figuur geen grondslag in het privaatrecht heeft. De fiscale eenheid btw is dan weliswaar geen afzonderlijke rechtsvorm, maar de verwevenheidseisen, in het bijzonder die van de economische verwevenheid, brengen met zich mee dat de onderdelen van een fiscale eenheid hun gedrag op elkaar afstemmen. Binnen een fiscale eenheid zal een mate van “interdependency” en “hierarchical control” aanwezig zijn die in te delen zijn in niveau drie van het model van samenwerking (“integrated”). Omdat de fiscale eenheid in de btw een regeling op het niveau van het belastingsubject is, en een verklaring kan zijn voor het onbelastbaar laten van transacties van partijen die samenwerken, betrek ik de figuur van de fiscale eenheid in dit onderzoek, ondanks het feit dat het niet een contractuele samenwerkingsvorm betreft. Dit doe ik door voor alle te selecteren contractuele samenwerkingsverbanden na te gaan of het voor de hand ligt dat partijen een fiscale eenheid vormen en wat daar de eventuele gevolgen dan van zijn. Aangezien de fiscale eenheid op zichzelf geen rechtsvorm is, ruim ik er in het model van samenwerking geen afzonderlijke plaats voor in. Ik bespreek de fiscale eenheid telkens in samenhang met de voor dit onderzoek geselecteerde samenwerkingsvormen. Bovenstaande betekent dat archetype II van samenwerking dus niet afzonderlijk in het model voorkomt, nu de fiscale eenheid btw de enige subjectregeling is die tot archetype II kan leiden.
Art. 132 lid 1 onderdeel f Btw-richtlijn (ex art. 13A lid 1 onderdeel f Zesde richtlijn, vgl. art. 11 lid 1 onderdeel u Wet OB) bevat een vrijstelling voor bepaalde belastbare handelingen van bepaalde “samenwerkingsverbanden”. Gezien de centrale onderzoeksvraag naar de belastbaarheid is het in het kader van dit onderzoek niet nodig in te gaan op genoemde vrijstelling. De vraag of een transactie belast is, staat in dit onderzoek niet centraal. Omdat een onderzoek naar samenwerkingsverbanden in de btw echter niet compleet zou zijn zonder bespreking van de “koepelvrijstelling” besteed ik desondanks in deel III, hoofdstuk 15, paragraaf 15.7 aandacht aan de koepelvrijstelling.