Einde inhoudsopgave
Besluit Nr. A1 (2010/C 106/01) betreffende de instelling van een dialoog- en bemiddelingsprocedure met betrekking tot de geldigheid van documenten, het bepalen van de toepasselijke wetgeving en het verlenen van prestaties uit hoofde van Verordening (EG) nr. 883/2004 van het Europees Parlement en de Raad
Aanhef
Geldend
Geldend vanaf 12-06-2009
- Redactionele toelichting
Dit besluit wordt toegepast vanaf 01-05-2010, tegelijk met de inwerkingtreding van Verordening 987/2009 (16-09-2009, PbEU L 284).
- Bronpublicatie:
12-06-2009, PbEU 2010, C 106 (uitgifte: 24-04-2010, regelingnummer: A1 2010/C106/01)
- Inwerkingtreding
12-06-2009
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
12-06-2009, PbEU 2010, C 106 (uitgifte: 24-04-2010, regelingnummer: A1 2010/C106/01)
- Vakgebied(en)
Internationale sociale zekerheid / Bijzondere onderwerpen
(Voor de EER en voor de overeenkomst Europese Gemeenschap/Zwitserland relevante tekst)
Besluit van de Administratieve Commissie voor de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels van 12 juni 2009 betreffende de instelling van een dialoog- en bemiddelingsprocedure met betrekking tot de geldigheid van documenten, het bepalen van de toepasselijke wetgeving en het verlenen van prestaties uit hoofde van Verordening (EG) nr. 883/2004 van het Europees Parlement en de Raad
DE ADMINISTRATIEVE COMMISSIE VOOR DE COÖRDINATIE VAN DE SOCIALEZEKERHEIDSSTELSELS,
Gelet op artikel 72, onder a), van Verordening (EG) nr. 883/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels (1), op grond waarvan de Administratieve Commissie tot taak heeft alle vraagstukken van administratieve of interpretatieve aard die voortvloeien uit de bepalingen van Verordening (EG) nr. 883/2004 en Verordening (EG) nr. 987/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 16 september 2009 tot vaststelling van de wijze van toepassing van Verordening (EG) nr. 883/2004 betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels (2) te behandelen,
Gelet op artikel 76, lid 3, lid 4, tweede alinea, en lid 6, van Verordening (EG) nr. 883/2004 betreffende de verplichtingen tot samenwerking van de bevoegde autoriteiten en organen van de lidstaten, om een correcte toepassing van de verordeningen te waarborgen,
Gelet op artikel 5 van Verordening (EG) nr. 987/2009 betreffende de rechtsgeldigheid van in een andere lidstaat afgegeven documenten en bewijsstukken betreffende de situatie van een persoon,
Gelet op Artikel 6 van Verordening (EG) nr. 987/2009 betreffende de voorlopige toepassing van wetgeving en de voorlopige toekenning van uitkeringen in gevallen waar tussen de organen van twee of meer lidstaten een meningsverschil bestaat over de vaststelling van de toepasselijke wetgeving,
Gelet op artikel 16 van Verordening (EG) nr. 987/2009 betreffende de invoering van een procedure voor de toepassing van artikel 13 van Verordening (EG) nr. 883/2004,
Gelet op artikel 60 van Verordening (EG) nr. 987/2009 betreffende de invoering van een procedure voor de toepassing van artikel 68 van Verordening (EG) nr. 883/2004,
Overwegende hetgeen volgt:
- (1)
Een van de sleutelfactoren voor het efficiënt functioneren van de communautaire regels betreffende de coördinatie van nationale socialezekerheidsstelsels, is nauwe en efficiënte samenwerking tussen de autoriteiten en organen van de verschillende lidstaten.
- (2)
Goede samenwerking in het kader van de verordeningen omvat onder andere de uitwisseling van informatie tussen autoriteiten en organen en personen, die gebaseerd dient te zijn op de beginselen van publieke dienstverlening, efficiëntie, actieve bijstand, snelle verstrekking en toegankelijkheid.
- (3)
Het is in het belang van zowel de organen en autoriteiten als van de betrokken personen dat alle informatie die nodig is voor het bepalen van de rechten en verplichtingen van de betrokkene, onverwijld verstrekt of uitgewisseld wordt.
- (4)
Het beginsel van loyale samenwerking, zoals vastgelegd in artikel 10 van het Verdrag, vereist ook dat organen de voor de toepassing van de verordeningen relevante feiten zorgvuldig en juist dienen vast te stellen. Bij twijfel omtrent de geldigheid van een document of over de juistheid van ondersteunend bewijs, of als er een meningsverschil bestaat tussen lidstaten met betrekking tot de vaststelling van de toepasselijke wetgeving of de vraag welk orgaan een uitkering dient te betalen, is het in het belang van de onder Verordening (EG) nr. 883/2004 vallende personen dat de organen of autoriteiten van de betrokken lidstaten binnen een redelijke termijn tot overeenstemming kunnen komen.
- (5)
De artikelen 5 en 6 van Verordening (EG) nr. 987/2009 voorzien in een bemiddelingsprocedure voor dergelijke gevallen.
- (6)
Deze bepalingen vormen een bevestiging van en aanvulling op de jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen met betrekking tot Verordening (EEG) nr. 1408/71 van de Raad (3), waaronder een standaardprocedure is ontwikkeld voor het regelen van meningsverschillen tussen lidstaten betreffende de geldigheid van detacheringsverklaringen, die is vastgelegd in Besluit nr. 181 van de Administratieve Commissie van de Europese Gemeenschappen voor de sociale zekerheid van migrerende werknemers (4).
- (7)
- (8)
Artikel 16 van Verordening (EG) nr. 987/2009 bepaalt dat deze procedure ook dient te worden gevolgd bij een meningsverschil tussen organen of autoriteiten met betrekking tot de toepassing van artikel 13 van Verordening (EG) nr. 883/2004.
- (9)
Artikel 60 van Verordening (EG) nr. 987/2009 bevat een vergelijkbare verwijzing naar artikel 6 van deze verordening in geval van een meningsverschil over welke wetgeving prioritair van toepassing is bij de toekenning van gezinsuitkeringen.
- (10)
Deze bepalingen zijn gebaseerd op artikel 76, lid 6, van Verordening (EG) nr. 883/2004, dat bepaalt dat het orgaan van de bevoegde lidstaat of van de lidstaat van de woonplaats in geval van problemen bij de interpretatie en toepassing van die verordening contact op dient te nemen met de organen van de betrokken lidstaten, en dat de kwestie voorgelegd kan worden aan de Administratieve Commissie als binnen een redelijke termijn geen oplossing gevonden kan worden.
- (11)
De lidstaten hebben te kennen gegeven dat zij behoefte hebben aan een standaardprocedure die gevolgd dient te worden voordat een kwestie aan de Administratieve Commissie kan worden voorgelegd, en aan een nadere precisering van de rol van de Administratieve Commissie bij het oplossen van meningsverschillen tussen organen met betrekking tot de toepasselijke wetgeving.
- (12)
Verschillende bilaterale overeenkomsten tussen lidstaten bevatten al dergelijke procedures. Deze overeenkomsten hebben als model gediend voor dit besluit.
- (13)
Teneinde de procedure te versnellen, verdient het de voorkeur dat het overleg tussen de contactpersonen van de organen en de autoriteiten langs elektronische weg plaatsvindt.
Handelend overeenkomstig artikel 71, lid 2, van Verordening (EG) nr. 883/2004,
BESLUIT: