NJ 2013/451
Verschoningsrecht getuige versus ondervragingsrecht.
HR 12-03-2013, ECLI:NL:HR:2013:BY1251, m.nt. A.H. Klip
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
12 maart 2013
- Magistraten
Mrs. A.J.A. van Dorst, B.C. de Savornin Lohman, N. Jörg
- Zaaknummer
11/04208
- Conclusie
A-G mr. D.J.C. Aben
- Noot
A.H. Klip
- LJN
BY1251
- JCDI
JCDI:ADS161722:1
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Mensenrechten
Strafprocesrecht / Rechtsmiddelen
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
Strafprocesrecht / Voorfase
Internationaal belastingrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:PHR:2013:BY1251, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 12‑03‑2013
ECLI:NL:HR:2013:BY1251, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 12‑03‑2013
Beroepschrift, Hoge Raad, 04‑04‑2012
- Wetingang
Art. 217-220, 263 lid 1 en lid 2 Sv; Art. 6 lid 3 onder d EVRM
Essentie
1. Zoals de HR in zijn arrest van 29 januari 2013, LJN BX5539 heeft geoordeeld moet in het licht van EHRM 10 juli 2012, LJN BX3071, NJ 2012/649 (Vidgen tegen Nederland) thans worden geoordeeld dat ingeval de op verzoek van de verdediging opgeroepen en ter zitting verschenen getuige heeft geweigerd antwoord te geven op de hem gestelde vragen, de verdachte niet het bij art. 6 lid 3 onder d EVRM voorziene recht heeft kunnen uitoefenen die getuige te (doen) horen omtrent diens niet ter terechtzitting afgelegde, de verdachte belastende verklaring. Dat betekent dat in zo'n situatie niet ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.