RFR 2016/14
Afstammingsrecht. Is de door de moeder aan een andere man gegeven toestemming tot erkenning van het kind voorwaardelijk, nu de verwekker van het kind reeds om toestemming tot erkenning aan de moeder heeft gevraagd?
HR 30-10-2015, ECLI:NL:HR:2015:3196
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
30 oktober 2015
- Magistraten
Mrs. E.J. Numann, C.A. Streefkerk, M.V. Polak, V. van den Brink, T.H. Tanja-van den Broek
- Zaaknummer
15/01266
- Conclusie
A-G mr. F.F. Langemeijer
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS922552:1
- Vakgebied(en)
Personen- en familierecht / Afstamming en adoptie
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2015:3196, Uitspraak, Hoge Raad, 30‑10‑2015
ECLI:NL:PHR:2015:991, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 26‑06‑2015
Beroepschrift, Hoge Raad, 17‑03‑2015
- Wetingang
Art. 1:204 lid 3 BW (oud)
Essentie
Afstammingsrecht.
Is de door de moeder aan een andere man gegeven toestemming tot erkenning van het kind voorwaardelijk, nu de verwekker van het kind reeds om toestemming tot erkenning aan de moeder heeft gevraagd?
Samenvatting
De verwekker en de moeder hebben een affectieve relatie met elkaar gehad. Uit deze relatie is een dochter geboren. De biologische vader heeft van het begin af aan zijn dochter willen erkennen, maar de moeder heeft daar geen toestemming voor gegeven. Ten slotte heeft de man via zijn advocaat de moeder schriftelijk verzocht hem toestemming te verlenen om de dochter te erkennen. Twee ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.