Einde inhoudsopgave
Richtlijn (EU) 2019/633 inzake oneerlijke handelspraktijken in de relaties tussen ondernemingen in de landbouw- en voedselvoorzieningsketen
Artikel 6 Bevoegdheden van de handhavingsautoriteiten
Geldend
Geldend vanaf 30-04-2019
- Bronpublicatie:
17-04-2019, PbEU 2019, L 111 (uitgifte: 25-04-2019, regelingnummer: 2019/633)
- Inwerkingtreding
30-04-2019
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
17-04-2019, PbEU 2019, L 111 (uitgifte: 25-04-2019, regelingnummer: 2019/633)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Marktintegratie
Ondernemingsrecht / Economische ordening
Verbintenissenrecht / Europees verbintenissenrecht
1.
De lidstaten zorgen ervoor dat al hun handhavingsautoriteiten beschikken over de middelen en expertise die voor de uitoefening van hun taken noodzakelijk zijn en verlenen hen de bevoegdheid om:
- a)
op eigen initiatief of op basis van een klacht een onderzoek in te stellen en te voeren;
- b)
de afnemers en leveranciers te verplichten alle informatie te verstrekken die noodzakelijk is om het onderzoek naar verboden handelspraktijken te voeren;
- c)
onaangekondigde inspecties ter plaatse te verrichten in het kader van hun onderzoeken, overeenkomstig de nationale regels en procedures;
- d)
een besluit te nemen tot vaststelling van een inbreuk op de in artikel 3 neergelegde verbodsbepalingen en tot verplichting van de afnemer de verboden handelspraktijk te beëindigen; de autoriteit kan afzien van een dergelijk besluit indien er een risico bestaat op de openbaarmaking van de identiteit van een klager of van andere informatie waarvan de klager meent dat de openbaarmaking zijn belangen zou schaden, en op voorwaarde dat de klager overeenkomstig artikel 5, lid 3, heeft aangegeven welke informatie het betreft;
- e)
geldboeten, andere even doeltreffende sancties en voorlopige maatregelen ten aanzien van de pleger van de inbreuk op te leggen, of procedures tot oplegging daarvan in te leiden, zulks overeenkomstig de nationale voorschriften en procedures;
- f)
hun besluiten uit hoofde van de punten d) en e) regelmatig te publiceren.
De in punt e) van de eerste alinea bedoelde sancties zijn doeltreffend, evenredig en afschrikkend en houden rekening met de aard, de duur, de herhaling en de ernst van de inbreuk.
2.
De lidstaten zorgen ervoor dat bij de uitoefening van de in lid 1 bedoelde bevoegdheden passende waarborgen in acht worden genomen ten aanzien van de rechten van de verdediging, overeenkomstig de algemene beginselen van het Unierecht en het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, met inbegrip van gevallen waarin de klager op grond van artikel 5, lid 3, om vertrouwelijke behandeling van informatie verzoekt.