RvdW 2018/1155
In aanmerking genomen dat de bewijsvoering onvoldoende inhoudt omtrent de aard en hechtheid van de betrekking tussen verdachte en aangeefster, is het oordeel dat aangeefster als ‘levensgezel’ in de zin van art. 304 Sr kan worden aangemerkt, niet naar de eis der wet met redenen omkleed. Volgen vernietiging en terugwijzing.
HR 09-10-2018, ECLI:NL:HR:2018:1875
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
9 oktober 2018
- Magistraten
Mrs. J. de Hullu, A.J.A. van Dorst, M.T. Boerlage
- Zaaknummer
17/05858
- Conclusie
A-G mr. A.E. Harteveld
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht / Delicten Wetboek van Strafrecht
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2018:1875, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 09‑10‑2018
ECLI:NL:PHR:2018:912, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 28‑08‑2018
Essentie
In aanmerking genomen dat de bewijsvoering onvoldoende inhoudt omtrent de aard en hechtheid van de betrekking tussen verdachte en aangeefster, is het oordeel dat aangeefster als ‘levensgezel’ in de zin van art. 304 Sr kan worden aangemerkt, niet naar de eis der wet met redenen omkleed. Volgen vernietiging en terugwijzing.
Partij(en)
9 oktober 2018
Strafkamer
nr. S 17/05858
NA/AJ
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, van 15 november 2017, nummer 21/002860-17, in de strafzaak tegen:
[verdachte] , geboren te [geboorteplaats] ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.