Hof 's-Gravenhage, 13-11-2007, nr. 2200072406
ECLI:NL:GHSGR:2007:BB8132, Cassatie: (Gedeeltelijke) vernietiging met terugwijzen
- Instantie
Hof 's-Gravenhage
- Datum
13-11-2007
- Zaaknummer
2200072406
- LJN
BB8132
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHSGR:2007:BB8132, Uitspraak, Hof 's-Gravenhage, 13‑11‑2007; (Hoger beroep)
Conclusie in cassatie: ECLI:NL:PHR:2010:BL3964
Cassatie: ECLI:NL:HR:2010:BL3964, (Gedeeltelijke) vernietiging met terugwijzen
Uitspraak 13‑11‑2007
Inhoudsindicatie
Ontucht met veertienjarige. De veertienjarige heeft op de voor de bewijsvoering essentiële onderdelen duidelijk en consistent verklaard en daarom acht het hof de verklaringen geloofwaardig en betrouwbaar zijn.
Partij(en)
Rolnummer: 22-000724-06
Parketnummer(s): 11-700642-05
Datum uitspraak: 13 november 2007
Gerechtshof te 's-Gravenhage
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank te Dordrecht van 2 februari 2006 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Grootbrittannië) op [geboortedag] 1967,
adres: [adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzittingen in hoger beroep van dit hof van 23 maart 2007, 12 juni 2007 en 30 oktober 2007.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding, waarvan een kopie in dit arrest is gevoegd.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het primair tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van achttien maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
(zie de hierna ingevoegde bijlage die van dit arrest deel uitmaakt)
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Bewijsoverweging
Voor de beantwoording van de bewijsvraag is uit een oogpunt van overtuiging van doorslaggevend belang of de voor de verdachte belastende verklaringen van [A.] naar het oordeel van het hof geloofwaardig en betrouwbaar te achten zijn. Hierna zal worden aangegeven op welke wijze het hof haar verklaringen waardeert.
Het hof neemt als vaststaand aan dat de toen veertienjarige [A.] begin december 2004 op school heeft verteld dat zij seksueel contact heeft gehad met een volwassen man. Zij heeft hierover gesproken met haar klassenmentrix, [de klassenmentrix], en vervolgens met de teamleider van haar schoollocatie, [de teamleider], en de schoolmaatschappelijk werkster, [de schoolmaatschappelijk w[de schoolmaatschappelijk werkster]]. Blijkens de ter terechtzitting in hoger beroep van 30 oktober 2007 afgelegde verklaringen van de getuigen [de schoolmaatschappelijk werkster] en [de teamleider] heeft [A.] verteld dat het om de vader van haar ex-vriendje Chris ging, genaamd [de verdachte] en dat zij gemeenschap met hem had gehad in zijn camper of in een busje. De heer [de teamleider] heeft hierop contact opgenomen met de moeder van [A.], waarna een gesprek op school heeft plaatsgevonden. In dat gesprek heeft [A.] in bijzijn van de heer [de teamleider] en mevrouw [de schoolmaatschappelijk werkster] aan haar moeder en grootvader haar verhaal verteld, zoals zij dat eerder aan mevrouw [de schoolmaatschappelijk werkster] en de heer [de teamleider] heeft verteld. De getuige [de schoolmaatschappelijk werkster] verklaart hier ter terechtzitting in hoger beroep van 30 oktober 2007 over: “Ik vond dat het verhaal van [A.] authentiek klonk.(…)[A.] was gedetailleerd en consistent in hetgeen zij vertelde. [A.] vertelde precies hetzelfde verhaal aan haar moeder en opa, met iets meer details dan zij daarvoor had verteld.” Ook de getuige [de teamleider] verklaart ter terechtzitting in hoger beroep van 30 oktober 2007 dat het verhaal geloofwaardig en consistent overkwam. Hij verklaart over het gesprek met de moeder en grootvader van [A.]: “[A.] vertelde het verhaal zoals zij dat eerder had verteld, aan mij en zoals ik dat van [de klassenmentrix] had gehoord.”
Op 23 december 2004 heeft vervolgens een intakegesprek plaatsgevonden op het bureau van politie met [A.] en haar moeder, waarna de moeder van [A.] op 10 januari 2005 aangifte heeft gedaan.
[A.] heeft op 18 januari 2005 bij de politie een verklaring afgelegd. Zij heeft toen onder meer verklaard dat [de verdachte] de vader is van haar ex-vriendje Chris [--] en dat [de verdachte] haar Engels leerde. [de verdachte] en zij hadden ook via MSN contact, onder meer met het oog op de Engelse bijles. Op een gegeven moment vertelde [de verdachte] dat hij verliefd op haar was. Zij maakten vervolgens een afspraak om daarover te praten en [de verdachte] kwam haar ophalen met de camper. [de verdachte] reed met de camper naar [locatie], stopte daar en vroeg of zij bij hem achterin wilde komen. Op een gegeven moment begon [de verdachte] haar te zoenen. Hij heeft haar toen gevingerd, haar in haar nek gezoend en met een hand één van haar borsten vastgehouden. Vervolgens heeft zij met [de verdachte] geslachtsgemeenschap gehad op de bank.
Ook als [A.] op 18 oktober 2005 bij de rechter-commissaris en ter terechtzitting in hoger beroep op 12 juni 2007 een verklaring aflegt, blijft zij bij haar verklaring dat [de verdachte] haar via MSN vertelde dat hij verliefd op haar was, dat hij haar op de bewuste middag heeft opgehaald met de camper en dat hij met de camper naar [locatie] is gereden alwaar de voornoemde seksuele handelingen hebben plaatsgevonden. Dat de verklaringen van het slachtoffer niet op alle overige onderdelen gelijk luiden raakt naar ‘s hofs oordeel de betrouwbaarheid daarvan niet. De verklaringen van [A.] zijn afgelegd in een tijdsbestek van bijna drie jaar, hetgeen haar herinnering enigszins vertroebeld kan hebben.
Voorts is het hof van oordeel dat, wat er ook zij van de door de verdediging aangevoerde fysieke en technische beperkingen – te weten de gekwetste knie van de verdachte en de beperkte ruimte in de camper -, die beperkingen in de ogen van het hof geen afbreuk doen aan de geloofwaardigheid van de verklaringen van [A.].
De omstandigheid dat de moeder van [A.] niet meteen aangifte heeft gedaan bij de politie en dat [A.] niet meteen een verklaring bij de politie heeft afgelegd, doch dat zij daarmee bijna anderhalve maand hebben gewacht, doet evenmin afbreuk aan de betrouwbaarheid van de verklaringen van [A.]. De moeder van [A.] heeft hier tijdens de aangifte over verklaard dat [A.] niet wilde dat er aangifte gedaan zou worden en dat er een politieonderzoek zou komen. [A.] heeft zelf verklaard dat zij eerst niet wilde dat [de verdachte] straf zou krijgen. Als zij op 18 januari 2005 tegenover de politie een verklaring aflegt, zegt zij: “U vraagt aan mij wat ik nu van de situatie vind. Voor mij had dit allemaal niet gehoeven. Ik heb niet voor dat onderzoek gekozen.(…)Ik wilde niet naar de politie. Ik ben bang dat hij opgepakt word.(…) U vraagt mij of [de verdachte] naar de rechter moet om straf te krijgen. Nee, ik wil dat niet.” Deze omstandigheid is naar het oordeel van het hof een aannemelijke verklaring voor het feit dat [A.] en haar moeder hebben gewacht met het doen van aangifte en het afleggen van een verklaring en daar eerst in alle rust over hebben nagedacht.
Uit het voorgaande volgt dat het hof niet de visie van prof. dr. W.A. Wagenaar in zijn commentaar van 16 maart 2007 deelt dat de verklaringen van [A.] een systematisch veranderende trend vertonen, die onvermijdelijk leidt tot de vraag welk gedeelte van de verklaringen de werkelijkheid weergeeft en dat het zeer onwaarschijnlijk moet worden geacht dat deze veranderingen het gevolg zijn van een normaal vergeetproces.
Het hof concludeert dat [A.] op de voor de bewijsvoering essentiële onderdelen duidelijk en consistent heeft verklaard en dat daarom geen twijfel bestaat dat haar verklaringen geloofwaardig en betrouwbaar zijn te noemen.
Het hof acht het tevens van belang dat de verdachte voor de omstandigheid dat hij [A.], buiten medeweten van haar moeder, in een camper Engelse bijles is gaan geven, geen aannemelijke verklaring heeft gegeven.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het primair bewezenverklaarde levert op:
Met iemand, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van achttien maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De verdachte heeft met het veertienjarige ex-vriendinnetje van zijn zoon, ontuchtige handelingen gepleegd, onder meer bestaande uit het hebben van gemeenschap. Aldoende heeft de verdachte, die op grond van zijn leeftijd overwicht had en wetende dat het slachtoffer in de kwetsbare puberteitsfase was, misbruik gemaakt van de vertrouwensrelatie tussen hem en het slachtoffer, aan wie hij Engelse bijles gaf, en inbreuk gemaakt op haar lichamelijke en geestelijke integriteit. Naar de ervaring leert kunnen slachtoffers van dit soort delicten gedurende lange tijd psychische dan wel emotionele schade ondervinden.
Bij de bepaling van de op te leggen straf heeft het hof in hoge mate rekening gehouden met de psychische gezondheid van de verdachte, waarbij het hof acht heeft geslagen op de rapportage van de Reclassering Nederland, regio Rotterdam-Dordrecht, waarvan het hof over versies beschikt gedateerd 7 respectievelijk 8 juni 2007, die evenwel identiek van inhoud zijn en uitsluitend van elkaar verschillen ten aanzien van de handtekeningen. Het is om die reden dat het hof de verdachte een aanzienlijk lagere straf zal opleggen dan door de eerste rechter is opgelegd en door de advocaat-generaal in hoger beroep is gevorderd. Bovendien neemt het hof in aanmerking dat de ruim tweeënhalf jaar durende procedure voor de verdachte uiterst belastend zal zijn geweest.
Het hof is - alles overwegende - van oordeel dat een deels voorwaardelijke gevangenisstraf van navermelde duur een passende en geboden reactie vormt.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c en 245 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen terzake meer of anders is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde het hierboven vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart de verdachte strafbaar terzake van het bewezenverklaarde.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
- 12.
(twaalf) maanden.
Bepaalt, dat een op 6 (zes) maanden bepaald gedeelte van de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat de verdachte zich vóór het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Bepaalt dat de tijd, die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van het onvoorwaardelijke gedeelte van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door mr. G.J.W. van Oven,
mr. Chr.A. Baardman en mr. M.L.A. Filippini, in bijzijn van de griffier mr. P.M. Tolen.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 13 november 2007.