NJ 1925, p. 665
Art. 152 Rv. Zekerheid voor de betaling der kosten „en der schaden en interessen". Andere kosten dan proceskosten ? Reconventie. „Werkelijke motiveering" of tautologie?
HR 30-04-1925, ECLI:NL:HR:1925:98
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
30 april 1925
- Magistraten
Mrs. Bosch, Savelberg, Jhr. Feith, Kosters en Ort.
- Zaaknummer
[30041925/NJ_1925,_p._665]
- Conclusie
Mr. Noyon
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS100955:1
- Vakgebied(en)
Archief (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1925:98, Uitspraak, Hoge Raad, 30‑04‑1925
- Wetingang
Essentie
Art. 152 Rv. Zekerheid voor de betaling der kosten „en der schaden en interessen". Andere kosten dan proceskosten ? Reconventie. „Werkelijke motiveering" of tautologie?
Samenvatting
Art. 152 Rv. betreft alleen de rechtstreeks uit de instantie voortvloeiende kosten, schaden en interessen, te weten de proceskosten.
Een veroordeeling tot verdere schadevergoeding zou alleen krachtens reconventioneele vordering kunnen geschieden, doch daarop heeft genoemd art. geen betrekking.
[Vgl. Concl. Proc.-Gen., waarin enkele gevallen worden genoemd, waarin den eischer als zoodanig een veroordeeling tot vergoeding van kosten, schaden en interessen kan treffen.]
De bestreden beslissing bevat een werkelijke motiveering en is ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.