Einde inhoudsopgave
Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden
Artikel 8 [Op wie van toepassing]
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2020
- Bronpublicatie:
18-12-2019, Stb. 2017, 82 jo Stb. 2019, 504 (uitgifte: 24-12-2019, kamerstukken: 35311)
22-02-2017, Stb. 2017, 82 jo Stb. 2019, 504 (uitgifte: 09-03-2017, kamerstukken: 34086)
- Inwerkingtreding
01-01-2020
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
18-12-2019, Stb. 2019, 507 (uitgifte: 24-12-2019, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Gezondheidsrecht / Bijzondere onderwerpen
Penitentiair recht / Bijzondere onderwerpen
Materieel strafrecht / Algemeen
1.
Deze wet is van toepassing op personen die op het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet reeds zijn veroordeeld tot een vrijheidsbenemende straf als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onder a, onderdeel 1°, of 77h, eerste lid, onder a, van het Wetboek van Strafrecht of artikel 6, onder a, van het Wetboek van Militair Strafrecht dan wel een vrijheidsbenemende maatregel als bedoeld in artikel 37, 37a juncto 37b, 38m of 77s van het Wetboek van Strafrecht, tenzij zij deze straf of maatregel op dat tijdstip hebben ondergaan of in verband met het misdrijf waarvoor deze straf of maatregel bij onherroepelijke veroordeling is opgelegd, voorlopige hechtenis hebben ondergaan waarvan de duur ten minste gelijk is aan de duur van deze straf of maatregel.
2.
Deze wet is voorts van toepassing op personen die op het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet ingevolge artikel 38c van het Wetboek van Strafrecht of artikel 6:6:10 van het Wetboek van Strafvordering alsnog van overheidswege worden verpleegd.
3.
Voor de toepassing van het eerste lid wordt onder de duur van de voorlopige hechtenis begrepen de duur van de inverzekeringstelling.