Einde inhoudsopgave
Besluit verkrijging en verlies Nederlanderschap
Artikel 66 [Voornemen tot intrekking]
Geldend
Geldend vanaf 01-03-2017
- Bronpublicatie:
10-02-2017, Stb. 2017, 67 (uitgifte: 28-02-2017, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-03-2017
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
10-02-2017, Stb. 2017, 67 (uitgifte: 28-02-2017, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Staatsrecht / Nationaliteitsrecht
1.
Indien Onze Minister het voornemen heeft een besluit te nemen tot intrekking van het besluit waarbij het Nederlanderschap is verkregen of verleend, als bedoeld in artikel 14, eerste lid, van de Rijkswet, doet hij daarvan schriftelijk mededeling aan de bij de intrekking rechtstreeks betrokken persoon of personen alsmede aan de autoriteit die de optieverklaring of het naturalisatieverzoek in ontvangst genomen heeft. Indien Onze Minister het voornemen heeft een besluit te nemen tot intrekking van het Nederlanderschap, als bedoeld in artikel 14, tweede of derde lid, van de Rijkswet, doet hij daarvan schriftelijk mededeling aan de bij de intrekking rechtstreeks betrokken persoon of personen.
2.
Heeft de betrokken persoon een bekende woon- of verblijfplaats, dan wordt de mededeling aan dat adres gezonden; heeft hij geen bekende woon- of verblijfplaats, dan wordt de mededeling gezonden aan zijn laatst bekende adres in het Europese deel van Nederland, Aruba, Curaçao of Sint Maarten dan wel de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius of Saba of door tussenkomst van het Ministerie van Buitenlandse Zaken aan zijn laatst bekende adres in het buitenland.
3.
Indien Onze Minister zulks noodzakelijk acht, geeft hij van zijn voornemen kennis door uitreiking van de in het eerste lid bedoelde mededeling.
4.
Indien Onze Minister zulks noodzakelijk acht, geeft hij van zijn voornemen tevens kennis in een of meer van de lokale bladen van de vermoedelijke verblijfplaats van betrokkenen of in de daarvoor bestemde officiële publicatiebladen, al naar gelang die verblijfplaats.
5.
Onder rechtstreeks betrokken persoon wordt in dit artikel verstaan de Nederlander op wie het in het eerste lid bedoelde voornemen betrekking heeft, alsmede, voor zover zij bij het voornemen een rechtstreeks belang hebben, zijn kinderen en adoptiefkinderen, alsmede zijn echtgenoot of geregistreerde partner. Bij ministeriële regeling kunnen andere personen als betrokken worden aangemerkt.
6.
In de in het eerste lid bedoelde mededelingen vermeldt Onze Minister ten minste
- a.
de zakelijke inhoud en korte redengeving van zijn voorgenomen besluit,
- b.
de mogelijkheid voor betrokkenen of de genoemde autoriteiten om hun bedenkingen tegen dit voornemen in te brengen, en op welke wijze en binnen welke termijn dit kan geschieden,
- c.
dat degene die schriftelijke bedenkingen inbrengt, kan verzoeken dat zijn persoonlijke gegevens niet worden vermeld.