Einde inhoudsopgave
Besluit verkrijging en verlies Nederlanderschap
Artikel 68c [Afwegingen bij intrekkingsbesluit o.g.v. art. 14 lid 4]
Geldend
Geldend vanaf 01-03-2017
- Bronpublicatie:
10-02-2017, Stb. 2017, 67 (uitgifte: 28-02-2017, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-03-2017
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
10-02-2017, Stb. 2017, 67 (uitgifte: 28-02-2017, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Staatsrecht / Nationaliteitsrecht
1.
Bij zijn besluit tot intrekking van het Nederlanderschap op grond van artikel 14, vierde lid, van de Rijkswet houdt Onze Minister onder meer rekening met:
- a.
de proportionaliteit van de maatregel, mede gelet op de rol die betrokkene vervult bij de in artikel 14, vierde lid, van de Rijkswet bedoelde organisatie en de daarmee samenhangende mate van dreiging voor de nationale veiligheid die van betrokkene uitgaat;
- b.
het eventuele belang van opsporing, vervolging en berechting van betrokkene en de mogelijkheid van tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf;
- c.
de gevolgen van het verlies van Unieburgerschap, indien dit ten gevolge van de intrekking van het Nederlanderschap optreedt; en
- d.
de eventuele minderjarigheid van betrokkene en zeer bijzondere persoonlijke omstandigheden van betrokkene, voor zover deze relevant zijn voor het besluit tot intrekking van het Nederlanderschap.
2.
Intrekking van het Nederlanderschap vindt niet plaats indien de met de intrekking verband houdende ongewenstverklaring in strijd zou zijn met artikel 8 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.