Einde inhoudsopgave
Binnenvaartwet
Artikel 25
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2015
- Bronpublicatie:
10-12-2014, Stb. 2014, 581 (uitgifte: 31-12-2014, kamerstukken: 33976)
- Inwerkingtreding
01-01-2015
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
10-12-2014, Stb. 2014, 581 (uitgifte: 31-12-2014, kamerstukken: 33976)
- Vakgebied(en)
Verkeersrecht / Voertuigeisen
Vervoersrecht / Binnenvaart
1.
Voor het voeren van bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te bepalen categorieën van schepen is aan de gezagvoerder een geldig vaarbewijs afgegeven.
2.
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden de verschillende soorten vaarbewijzen en de geldigheidsduur vastgesteld.
3.
Dit artikel is niet van toepassing op de gezagvoerder aan wie een bij of krachtens algemene maatregel van bestuur aan te wijzen gelijkwaardig document is afgegeven.
4.
Het is verboden een schip te gebruiken zonder dat aan de gezagvoerder het daarvoor vereiste geldige vaarbewijs is afgegeven.
5.
Het voeren of als gezagvoerder doen voeren van een schip is verboden aan degene:
- a.
die weet of redelijkerwijs moet weten dat een op zijn naam gesteld vaarbewijs voor een gedeelte of het geheel van de geldigheidsduur ongeldig is verklaard, gedurende dat gedeelte of het geheel van de geldigheidsduur,
- b.
aan wie ingevolge artikel 35b van de Scheepvaartverkeerswet de bevoegdheid tot het voeren van schepen is ontzegd, gedurende de termijn van ontzegging, of
- c.
van wie het vaarbewijs of het bewijs van vrijstelling of ontheffing, bedoeld in artikel 31, met toepassing van de artikelen 35a of 35c van de Scheepvaartverkeerswet is ingenomen en niet is teruggegeven.