NJB 2019/2361:Termijnen voor beklag aangaande beslag art. 552a Sv en voor hernieuwd beklag: aangenomen moet worden aangenomen dat de in art. 552a lid 3 Sv genoemde termijn ook van toepassing is in het geval van een hernieuwd beklag. Datzelfde geldt in voorkomende gevallen voor het bepaalde in het vierde lid van art. 552a Sv. Termijn ingeval geen vervolging is ingesteld: in casu is een geldbedrag op grond van art. 94 Sv inbeslaggenomen in een strafrechtelijk onderzoek dat zich richtte tegen de klager en betrokkene 1 en is de zaak met betrekking tot beide verdachten, zonder dat een rechter in de zaak betrokken is, met een sepot geëindigd. In een dergelijk geval is sprake van een situatie waarin geen vervolging is ingesteld zoals bedoeld in art. 552a lid 4 Sv zodat een hernieuwd beklag uiterlijk binnen twee jaren na de inbeslagneming moet zijn ingediend. Opmerking verdient nog dat de omstandigheid dat de klager zich niet op de voet van art. 552a Sv kan beklagen over het uitblijven van een last tot teruggave van een voorwerp onverlet laat dat in het geval het belang van de strafvordering het voortduren van het beslag niet vordert, het openbaar ministerie op grond van art. 116 Sv gehouden is over de beslaglegging te beslissen en het beslag in beginsel te beëindigen