Rb. Amsterdam, 25-09-2019, nr. AWB - 18 , 7146
ECLI:NL:RBAMS:2019:8329
- Instantie
Rechtbank Amsterdam
- Datum
25-09-2019
- Zaaknummer
AWB - 18 _ 7146
- Vakgebied(en)
Bestuursrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBAMS:2019:8329, Uitspraak, Rechtbank Amsterdam, 25‑09‑2019; (Eerste aanleg - meervoudig)
Hoger beroep: ECLI:NL:RVS:2021:111
- Vindplaatsen
JBP 2020/24 met annotatie van Konings, K.
Uitspraak 25‑09‑2019
Inhoudsindicatie
De afwijzing van het verzoek van eiser om ontkoppeling van de lijst van verweerder waarop zijn schorsing als advocaat staat vermeld met zoekmachines op het internet is niet onrechtmatig en/of in strijd met de Algemene Verordening Gegevensbescherming.
Partij(en)
RECHTBANK AMSTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 18/7146
uitspraak van de meervoudige kamer van 25 september 2019 in de zaak tussen
[eiser] , te [plaatsnaam] , eiser
(gemachtigde: [naam] ),
en
de algemene raad van de Nederlandse Orde van Advocaten, verweerder
(gemachtigden: [naam] en [naam] ).
Procesverloop
Bij besluit van 15 juni 2018 (het primaire besluit) heeft verweerder het verzoek van eiser om ontkoppeling van de lijst van verweerder waarop zijn schorsing staat vermeld met zoekmachines op het internet afgewezen.
Bij besluit van 25 oktober 2018 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 augustus 2019. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.
Overwegingen
Feiten en omstandigheden
1.1.
Eiser heeft vanaf 2011 tot en met 15 juni 2018 als advocaat ingeschreven gestaan op het tableau van de Nederlandse Orde van Advocaten (hierna: NOvA). Laatstelijk heeft hij praktijk gevoerd in [plaatsnaam] . Na een klachtenprocedure heeft de Raad van Discipline in Utrecht hem op 17 januari 2017 de tuchtrechtelijke maatregel opgelegd van een onvoorwaardelijke schorsing in de uitoefening van de praktijk voor de duur van vier maanden. Bij uitspraak van 9 juli 2017 heeft het Hof van Discipline deze uitspraak bekrachtigd.
1.2.
Eiser heeft vervolgens met ingang van 10 augustus 2017 zijn praktijk voor de duur van vier maanden stilgelegd. Hij stelt de schorsing inmiddels ter beoordeling te hebben voorgelegd aan het Europees Hof voor de Rechten van de Mens. Op 1 juni 2018 is hij op eigen verzoek geschrapt van het tableau.
1.3.
Verweerder heeft de schorsing van eiser onder meer openbaar gemaakt op de zogeheten ‘Lijst van geschorste en geschrapte advocaten’ (hierna: de lijst). Hierop staat de schorsing van eiser als volgt vermeld:
“ [naam] [eiser] (kantoor: [naam] ), kantoorhoudende te [plaatsnaam] , arrondissement [plaatsnaam] , schorsing in de uitoefening van de praktijk voor de duur van vier maanden met ingang van 10 augustus 2017 (datum beslissing: 17 januari 2017).”
Deze lijst is in het verleden als pdf-bestand vindbaar geweest via de website van verweerder. Thans is de lijst vindbaar via zoekmachines zoals Google.
1.4.
Op 4 maart 2018 heeft eiser Google gevraagd om verwijdering van de lijst uit de hem of zijn advocatenpraktijk betreffende zoekresultaten, althans verwijdering van de zoekresultaten die de internetgebruiker verwijzen naar deze lijst als bronpagina (hierna: het ontkoppelingsverzoek). Google heeft hierop - kort gezegd - geantwoord dat eiser zijn ontkoppelingsverzoek rechtstreeks moet zenden naar de webmaster van de betreffende website. De webmaster kan de betreffende content verwijderen van internet en voorkomen dat deze wordt weergegeven in zoekmachines.
1.5.
Vervolgens heeft eiser op 3 april 2018 een e-mail met een ontkoppelingsverzoek gestuurd aan de [naam] de [naam] .
Besluitvorming verweerder
2.1.
Bij het primaire besluit heeft verweerder het ontkoppelingsverzoek van eiser afgewezen.
2.2.
Eiser heeft daartegen bezwaar gemaakt en heeft voorts een verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening ingediend. Bij uitspraak van de voorzieningenrechter van deze rechtbank van 31 juli 2018 heeft de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen.
2.3.
Vervolgens heeft verweerder bij het bestreden besluit het bezwaar van eiser ongegrond verklaard. In beroep heeft eiser het standpunt van verweerder gemotiveerd bestreden.
2.4.
De standpunten van partijen zullen, voor zover voor de beoordeling door de rechtbank relevant, in het onderstaande worden besproken.
Wettelijk kader
3.1.
De secretaris van de algemene raad maakt op grond van het bepaalde in artikel 8b van de Advocatenwet schriftelijk een lijst openbaar van gegevens over advocaten ten aanzien van wie een beslissing is genomen tot het onvoorwaardelijk opleggen van een maatregel als bedoeld in artikel 48, tweede lid, onder d of e, van die wet. Dit betreft respectievelijk de maatregel tot schorsing in de uitoefening van de praktijk (voor de duur van vier maanden in het geval van eiser) en de maatregel tot de schrapping van het tableau.
3.2.
Bij haar beoordeling gaat de rechtbank verder uit van het juridisch kader zoals opgenomen in de achter deze uitspraak gehechte bijlage.
Is er sprake van een feitelijke handeling?
4.1.
De rechtbank begrijpt op grond van de gedingstukken en het verhandelde ter zitting dat eiser met zijn verzoek aan verweerder beoogt te voorkomen dat, wanneer zijn personalia worden ingevoerd in zoekmachines op het internet, zoals Google, voornoemde lijst met zijn naam en informatie over zijn schorsing verschijnt als treffer, dan wel de internetgebruiker wordt verwezen naar deze lijst als bronpagina.
4.2.
De rechtbank is van oordeel dat het verzoek om ontkoppeling een verzoek tot het verrichten van een feitelijke handeling door verweerder inhoudt en niet het verzoek om een besluit te nemen. Het verzoek van eiser valt daarom in zoverre niet aan te merken als een aanvraag in de zin van artikel 1:3, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Dat betekent dat de weigering van verweerder om dat ontkoppelingsverzoek in te willigen naar nationaal recht bezien niet kan worden aangemerkt als een besluit in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Awb, zoals verweerder in het verweerschrift terecht heeft gesteld.
Is er sprake van een besluit op grond van de Verordening 2016/679 (Algemene Verordening Gegevensbescherming, hierna: AVG) ?
5.1.
Eiser voert aan dat de weigering om zijn ontkoppelingsverzoek in te willigen een onrechtmatige verwerking van hem betreffende persoonsgegevens inhoudt. De rechtbank begrijpt dat eiser hiermee een beroep doet op artikel 17, eerste lid en onder d, van de AVG.
5.2.
Op 25 mei 2018 is de AGV in werking getreden. Verweerder heeft het ontkoppelingsverzoek tevens bezien in het licht van die verordening.
Artikel 17, eerste lid, van de AVG bepaalt dat de betrokkene het recht heeft van de verwerkingsverantwoordelijke zonder onredelijke vertraging wissing van hem betreffende persoonsgegevens te verkrijgen en dat de verwerkingsverantwoordelijke verplicht is persoonsgegevens zonder onredelijke vertraging te wissen wanneer één van de in dat artikellid genoemde gevallen van toepassing is.
Ingevolge artikel 34 van de Uitvoeringswet Algemene verordening gegevensbescherming (hierna: de Uitvoeringswet) wordt een schriftelijke beslissing op een verzoek als bedoeld in de artikelen 15 tot en met 22 van de verordening genomen binnen de in artikel 12, derde lid, van de verordening genoemde termijnen en geldt die beslissing, voor zover deze is genomen door een bestuursorgaan, zoals verweerder, als een besluit in de zin van de Awb.
5.3.
Gelet op het bepaalde in artikel 34 van de Uitvoeringswet is dan ook de weigering door verweerder om toepassing te geven aan artikel 17, eerste lid en onder d, van de AVG een besluit in de zin van de Awb.
Kan eiser een geslaagd beroep doen op artikel 17 van de AVG?
6.1.
Eiser voert aan dat hij geen advocaat meer is, zodat (voortduring van) de koppeling van zijn naam via zoekmachines op het internet aan publicatie van de lijst waarop zijn schorsing in het verleden staat vermeld thans geen redelijk doel meer dient.
6.2.
Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat een beroep op artikel 17, eerste en tweede lid, van de AVG eiser niet kan baten, nu de weigeringsgrond van het derde lid en onder b, van dat artikel van toepassing is. Op grond van die bepaling zijn de leden 1 en 2 niet van toepassing voor zover verwerking nodig is voor het nakomen van een in het nationale recht neergelegde wettelijke verwerkingsverplichting die op de verwerkingsverantwoordelijke rust. Die verplichting voor verweerder is neergelegd in artikel 8b van de Advocatenwet. Verweerder heeft in dit verband gewezen op overweging 65 van de preambule van de AVG. De rechtbank stelt vast dat daarin onder meer staat dat het langer bewaren van persoonsgegevens rechtmatig is wanneer dat noodzakelijk is voor de uitoefening van het recht op vrijheid van meningsuiting en van informatie, voor de nakoming van een wettelijke verplichting, voor de uitvoering van een taak in het algemeen belang of in het kader van de uitoefening van het openbaar gezag dat aan de verwerkingsverantwoordelijke is verleend, om redenen van algemeen belang op het vlak van volksgezondheid, met het oog op archivering in het algemeen belang, wetenschappelijk of historisch onderzoek of statistische doeleinden of voor de vaststelling, uitoefening of onderbouwing van een rechtsvordering.
6.3.
De rechtbank volgt eiser niet in zijn standpunt dat (voortduring van) de koppeling van zijn naam via zoekmachines op het internet aan publicatie van de lijst waarop zijn schorsing in het verleden staat vermeld, thans geen redelijk doel meer dient. Daarbij is het volgende van belang. Blijkens de nota van wijziging bij de Advocatenwet gaat het, thans in artikel 8a van de Advocatenwet geregelde, systeem uit van de situatie dat bijvoorbeeld rechtzoekenden informatie opvragen over advocaten waarmee zij in zee willen gaan, maar laat dat onverlet dat daarnaast een actievere vorm van openbaarmaking (van de lijst, toevoeging rechtbank) wenselijk is. Van een rechtzoekende die al gebruik maakt van de diensten van een advocaat kan niet verwacht worden dat hij periodiek informatie opvraagt om te zien of tegen betrokkene ondertussen maatregelen zijn opgelegd en of deze nog bevoegd is om als advocaat op te treden. Om die reden is het wenselijk dat de NOvA actief gegevens openbaar maakt omtrent advocaten aan wie onherroepelijk een schorsing is opgelegd of die van het tableau geschrapt zijn. Voor het vertrouwen is vereist dat het publiek middels openbaarheid van relevante gegevens kan zien op welke wijze wordt gewaakt over de kwaliteit en integriteit van de advocatuur. Met actieve openbaarmaking wordt aan de samenleving als geheel en aan beroepsgenoten in het bijzonder een krachtig signaal gegeven dat naleving van (beroeps)normen actief wordt gehandhaafd. Het verschaft transparantie in de werking van het tuchtrecht, waarmee het maatschappelijk vertrouwen in de advocatuur is gediend. Ingevolge artikel 8b van de Advocatenwet is sprake van een eenmalige handeling door de publicatie van de lijst waaraan geen termijnen zijn verbonden. De wetgever heeft daarbij een algemene afweging gemaakt tussen de doeleinden van de lijst en de mogelijk disproportionele gevolgen voor (voormalig) advocaten. Dat de wetgever voormalige advocaten in de overwegingen heeft betrokken, blijkt onder meer uit de memorie van toelichting (kamerstukken II 2010/2011, 32382, nr. 8, p 10) waar het volgende is opgemerkt:
“Opgelegde schrappingen van het tableau blijven voor iedereen inzichtelijk, ook na verloop van 10 jaar. Voorstelbaar is immers dat een eenmaal geschrapte advocaat zich als oud- advocaat afficheert, om het vertrouwen van het publiek te winnen in andere zaken en daarbij de reden voor het beëindigen van het beroep verzwijgt. Op voorhand is niet uit te sluiten dat een geschrapte advocaat dit gebruikt om een invloedrijke positie te verwerven. Hierdoor kan het vertrouwen in de advocatuur ernstig worden geschaad. Om die reden dient de mogelijkheid te bestaan om voor langere tijd te kunnen nagaan of betrokkene op enig moment van het tableau is geschorst.”
6.4.
Dat eiser niet meer als advocaat werkzaam is, laat de hiervoor genoemde (algemene) doelen die de wetgever met publicatie van de lijst beoogt na te streven onverlet. Uit het vorenstaande blijkt dat naast bescherming van cliënten die al een advocaat hebben, de preventieve werking van actieve openbaarmaking van belang is in het kader van een goede rechtsbedeling in het algemeen. Met actieve openbaarmaking wordt aan de samenleving als geheel en aan beroepsgenoten in het bijzonder een krachtig signaal gegeven dat naleving van (beroeps)normen actief wordt gehandhaafd. Met verweerder is de rechtbank van oordeel dat als het verzoek van eiser zou worden ingewilligd er niet langer sprake is van openbaarheid van relevante gegevens en dat het publiek dan alleen via de website [naam website] de anonieme uitspraken zou kunnen lezen en de lijst kan raadplegen op de bronpagina van verweerder. De rechtbank volgt verweerder in het standpunt dat het onwaarschijnlijk is dat het publiek de lijst op de bronpagina van verweerder zal raadplegen, terwijl het publiek eiser door het inwilligen van het ontkoppelingsverzoek niet langer op het tableau zou kunnen vinden en dat, nu de lijst op de bronpagina slechts zeer beperkt wordt geraadpleegd, het publiek niet zou worden bereikt als de lijst niet meer vindbaar zou zijn via (zoekmachines zoals) Google.
6.5.
Conclusie van het voorgaande is dat verweerder terecht, mede in aanmerking genomen het beperkte tijdsverloop sinds de bekrachtiging van zijn schorsing van 9 juli 2017 en het feit dat de publicatietermijn op grond van artikel 8a, derde lid, van de Advocatenwet is verkort en eindigt op 11 juli 2022, te weten 5 jaar na het onherroepelijk worden van de uitspraak, thans heeft geweigerd het ontkoppelingsverzoek van eiser op grond van artikel 17 van de AVG in te willigen. Het beroep op deze grond slaagt niet.
Kan eiser een geslaagd beroep doen op artikel 18 van de AVG?
7. Voor zover eiser een beroep doet op artikel 18 van de AVG, overweegt de rechtbank dat niet in concreto door hem is onderbouwd waarom zijn verzoek op een van de in die bepaling genoemde elementen ingewilligd zou kunnen worden. Reeds hierom kan eiser geen geslaagd beroep doen op dat artikel.
Kan eiser een geslaagd beroep doen op artikel 21 van de AVG?
8. Voor zover eiser een beroep doet op grond van artikel 21 van de AVG om bezwaar te maken tegen verwerking van zijn persoonsgegevens vanwege met zijn specifieke situatie verband houdende redenen en van mening is dat zijn persoonlijk belang zwaarder weegt dan het belang van de NOvA om de lijst en de koppeling te handhaven, overweegt de rechtbank als volgt. Eiser heeft op geen enkele manier met stukken onderbouwd dat hij door de lijst en de handhaving van de koppeling daadwerkelijk wordt belemmerd in zijn mogelijkheden om onbezwaard te solliciteren. De rechtbank sluit zich daarom aan bij de mening van de NOvA dat het maatschappelijk belang bij publicatie van de lijst en de vindbaarheid / koppeling van de lijst op Google zwaarder weegt dan het niet aannemelijk gemaakte belang van eiser om onbezwaard te solliciteren. Het beroep op deze grond slaagt niet.
Overwegingen tot slot
9.1
Het beroep is daarom ongegrond.
9.2
Eiser heeft de rechtbank verzocht om verweerder te veroordelen tot vergoeding van door hem geleden schade. Uit artikel 8:88, eerste lid, aanhef en onder a, van de Awb volgt dat daarvoor sprake moet zijn van een onrechtmatig besluit. Uit hetgeen hiervoor is geoordeeld, volgt dat daar geen sprake van is. Nu ook geen sprake is van één van de situaties als bedoeld in artikel 8:88, eerste lid, onder b, c en d, van de Awb die tot toekenning van schadevergoeding kunnen leiden, zal de rechtbank het verzoek om schadevergoeding afwijzen.
9.3
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank:
- -
verklaart het beroep ongegrond;
- -
wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.B. Kleiss, voorzitter, en mr. O.P.G. Vos en mr. L.Z. Achouak el Idrissi, leden, in aanwezigheid van mr. E.M. de Buur, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 25 september 2019.
is verhinderd de uitspraak te tekenen
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.
BIJLAGE
Algemene wet bestuursrecht
Artikel 1:3
1. Onder besluit wordt verstaan: een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling.
2. (..)
3. Onder aanvraag wordt verstaan: een verzoek van een belanghebbende, een besluit te nemen.
4 (…).
Advocatenwet
Artikel 8
1. Met het oog op het in het belang van een goede rechtsbedeling vaststellen van de hoedanigheid van de advocaat verwerkt de secretaris van de algemene raad op het tableau van iedere advocaat gegevens met betrekking tot:
a. (…);
(…)
h. beslissingen op grond van artikel 48, eerste lid;
(…).
Artikel 8a
1. De advocaat waarop de gegevens betrekking hebben, de algemene raad, de secretaris van de algemene raad, de raden van de orden in de arrondissementen, het college van toezicht alsmede de griffiers, voorzitters, plaatsvervangend voorzitters, leden en plaatsvervangende leden van een raad van discipline en het hof van discipline hebben kosteloos inzage in de op grond van artikel 8 op het tableau verwerkte gegevens.
2. Een ieder heeft kosteloos inzage in de op het tableau verwerkte gegevens, bedoeld in:
a. (…);
b. artikel 8, eerste lid, onder h, voor zover het betreft een onherroepelijke beslissing tot het onvoorwaardelijk opleggen van een maatregel als bedoeld in artikel 48, tweede lid, onder d of e;
3 Met uitzondering van de gegevens die betrekking hebben op het opleggen van de maatregel van de schrapping van het tableau kunnen de gegevens, bedoeld in het tweede lid, onder b tot en met e, door anderen dan de in het eerste lid bedoelde personen en instanties niet worden ingezien, indien tien jaren zijn verstreken na het onherroepelijk worden van de beslissing waarop de gegevens betrekking hebben. De raad van discipline of het hof van discipline kan bij zijn beslissing bepalen dat de in de eerste volzin bedoelde termijn wordt verkort, met dien verstande dat de termijn niet korter kan zijn dan de duur van de schorsing.
(…).
Artikel 8b
De secretaris van de algemene raad maakt schriftelijk een lijst openbaar van gegevens over advocaten ten aanzien van wie een beslissing tot het onvoorwaardelijk opleggen van een maatregel als bedoeld in artikel 48, tweede lid, onder d of e, onherroepelijk is geworden. In deze lijst worden opgenomen:
a. de naam van de advocaat en het advocatenkantoor waar de advocaat werkzaam is;
b. de plaats waar de advocaat kantoor houdt;
c. de vermelding van de raad van de orde in het arrondissement waartoe de advocaat behoort;
d. de maatregel die aan de advocaat is opgelegd, voor zover van toepassing met vermelding van de duur van de maatregel; en
e. de datum van de beslissing waarbij de maatregel is opgelegd alsmede de datum waarop de maatregel ingaat.
Artikel 48
1. De beslissingen van de raad van discipline over de voorgelegde klachten zijn met redenen omkleed en worden in het openbaar uitgesproken, alles op straffe van nietigheid.
2. De maatregelen die bij gegrondverklaring van een klacht kunnen worden opgelegd, zijn:
a. (…);
(…);
d. de schorsing in de uitoefening van de praktijk voor de duur van ten hoogste een jaar; of
e. de schrapping van het tableau.
3. (…).
(…).
Algemene verordening gegevensbescherming
Artikel 17
1. De betrokkene heeft het recht van de verwerkingsverantwoordelijke zonder onredelijke vertraging wissing van hem betreffende persoonsgegevens te verkrijgen en de verwerkingsverantwoordelijke is verplicht persoonsgegevens zonder onredelijke vertraging te wissen wanneer een van de volgende gevallen van toepassing is:
a. a) de persoonsgegevens zijn niet langer nodig voor de doeleinden waarvoor zij zijn verzameld of anderszins verwerkt;
b) de betrokkene trekt de toestemming waarop de verwerking overeenkomstig artikel 6, lid 1, punt a), of artikel 9, lid 2, punt a), berust, in, en er is geen andere rechtsgrond voor de verwerking;
c) de betrokkene maakt overeenkomstig artikel 21, lid 1, bezwaar tegen de verwerking, en er zijn geen prevalerende dwingende gerechtvaardigde gronden voor de verwerking, of de betrokkene maakt bezwaar tegen de verwerking overeenkomstig artikel 21, lid 2;
d) de persoonsgegevens zijn onrechtmatig verwerkt;
e) de persoonsgegevens moeten worden gewist om te voldoen aan een in het Unierecht of het lidstatelijke recht neergelegde wettelijke verplichting die op de verwerkingsverantwoordelijke rust;
f) de persoonsgegevens zijn verzameld in verband met een aanbod van diensten van de informatiemaatschappij als bedoeld in artikel 8, lid 1.
2. Wanneer de verwerkingsverantwoordelijke de persoonsgegevens openbaar heeft gemaakt en overeenkomstig lid 1 verplicht is de persoonsgegevens te wissen, neemt hij, rekening houdend met de beschikbare technologie en de uitvoeringskosten, redelijke maatregelen, waaronder technische maatregelen, om verwerkingsverantwoordelijken die de persoonsgegevens verwerken, ervan op de hoogte te stellen dat de betrokkene de verwerkingsverantwoordelijken heeft verzocht om iedere koppeling naar, of kopie of reproductie van die persoonsgegevens te wissen.
3. De leden 1 en 2 zijn niet van toepassing voor zover verwerking nodig is:
a. a) voor het uitoefenen van het recht op vrijheid van meningsuiting en informatie;
b) voor het nakomen van een in een het Unierecht of het lidstatelijke recht neergelegde wettelijke verwerkingsverplichting die op de verwerkingsverantwoordelijke rust, of voor het vervullen van een taak van algemeen belang of het uitoefenen van het openbaar gezag dat aan de verwerkingsverantwoordelijke is verleend;
c) om redenen van algemeen belang op het gebied van volksgezondheid overeenkomstig artikel 9, lid 2, punten h) en i), en artikel 9, lid 3;
d) met het oog op archivering in het algemeen belang, wetenschappelijk of historisch onderzoek of statistische doeleinden overeenkomstig artikel 89, lid 1, voor zover het in lid 1 bedoelde recht de verwezenlijking van de doeleinden van die verwerking onmogelijk dreigt te maken of ernstig in het gedrang dreigt te brengen;
e) voor de instelling, uitoefening of onderbouwing van een rechtsvordering.
Artikel 18
Recht op beperking van de verwerking
1. De betrokkene heeft het recht van de verwerkingsverantwoordelijke de beperking van de verwerking te verkrijgen indien een van de volgende elementen van toepassing is:
a. a) de juistheid van de persoonsgegevens wordt betwist door de betrokkene, gedurende een periode die de verwerkingsverantwoordelijke in staat stelt de juistheid van de persoonsgegevens te controleren;
b) de verwerking is onrechtmatig en de betrokkene verzet zich tegen het wissen van de persoonsgegevens en verzoekt in de plaats daarvan om beperking van het gebruik ervan;
c) de verwerkingsverantwoordelijke heeft de persoonsgegevens niet meer nodig voor de verwerkingsdoeleinden, maar de betrokkene heeft deze nodig voor de instelling, uitoefening of onderbouwing van een rechtsvordering;
d) de betrokkene heeft overeenkomstig artikel 21, lid 1, bezwaar gemaakt tegen de verwerking, in afwachting van het antwoord op de vraag of de gerechtvaardigde gronden van de verwerkingsverantwoordelijke zwaarder wegen dan die van de betrokkene.
2. Wanneer de verwerking op grond van lid 1 is beperkt, worden persoonsgegevens, met uitzondering van de opslag ervan, slechts verwerkt met toestemming van de betrokkene of voor de instelling, uitoefening of onderbouwing van een rechtsvordering of ter bescherming van de rechten van een andere natuurlijke persoon of rechtspersoon of om gewichtige redenen van algemeen belang voor de Unie of voor een lidstaat.
3. Een betrokkene die overeenkomstig lid 1 een beperking van de verwerking heeft verkregen, wordt door de verwerkingsverantwoordelijke op de hoogte gebracht voordat de beperking van de verwerking wordt opgeheven.
Artikel 23
Beperkingen
1. De reikwijdte van de verplichtingen en rechten als bedoeld in de artikelen 12 tot en met 22 en artikel 34, alsmede in artikel 5 kan, voor zover de bepalingen van die artikelen overeenstemmen met de rechten en verplichtingen als bedoeld in de artikelen 12 tot en met 20, worden beperkt door middel van Unierechtelijke of lidstaatrechtelijke bepalingen die op de verwerkingsverantwoordelijke of de verwerker van toepassing zijn, op voorwaarde dat die beperking de wezenlijke inhoud van de grondrechten en fundamentele vrijheden onverlet laat en in een democratische samenleving een noodzakelijke en evenredige maatregel is ter waarborging van:
a. a) de nationale veiligheid;
b) landsverdediging;
c) de openbare veiligheid;
d) de voorkoming, het onderzoek, de opsporing en de vervolging van strafbare feiten of de tenuitvoerlegging van straffen, met inbegrip van de bescherming tegen en de voorkoming van gevaren voor de openbare veiligheid;
e) andere belangrijke doelstellingen van algemeen belang van de Unie of van een lidstaat, met name een belangrijk economisch of financieel belang van de Unie of van een lidstaat, met inbegrip van monetaire, budgettaire en fiscale aangelegenheden, volksgezondheid en sociale zekerheid;
f) de bescherming van de onafhankelijkheid van de rechter en gerechtelijke procedures;
g) de voorkoming, het onderzoek, de opsporing en de vervolging van schendingen van de beroepscodes voor gereglementeerde beroepen;
h) een taak op het gebied van toezicht, inspectie of regelgeving die verband houdt, al is het incidenteel, met de uitoefening van het openbaar gezag in de in de punten a), tot en met e) en punt g) bedoelde gevallen;
i. i) de bescherming van de betrokkene of van de rechten en vrijheden van anderen;
j) de inning van civielrechtelijke vorderingen.
2. De in lid 1 bedoelde wettelijke maatregelen bevatten met name specifieke bepalingen met betrekking tot, in voorkomend geval, ten minste:
a. a) de doeleinden van de verwerking of van de categorieën van verwerking,
b) de categorieën van persoonsgegevens,
c) het toepassingsgebied van de ingevoerde beperkingen,
d) de waarborgen ter voorkoming van misbruik of onrechtmatige toegang of doorgifte,
e) de specificatie van de verwerkingsverantwoordelijke of de categorieën van verwerkingsverantwoordelijken,
f) de opslagperiodes en de toepasselijke waarborgen, rekening houdend met de aard, de omvang en de doeleinden van de verwerking of van de categorieën van verwerking,
g) de risico's voor de rechten en vrijheden van de betrokkenen, en
h) het recht van betrokkenen om van de beperking op de hoogte te worden gesteld, tenzij dit afbreuk kan doen aan het doel van de beperking.
Uitvoeringswet Algemene verordening gegevensbescherming
Artikel 34
Een schriftelijke beslissing op een verzoek als bedoeld in de artikelen 15 tot en met 22 van de verordening wordt genomen binnen de in artikel 12, derde lid, van de verordening genoemde termijnen en geldt, voor zover deze is genomen door een bestuursorgaan, als een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht.
Artikel 41. Uitzonderingen op rechten betrokkene en plichten verwerkingsverantwoordelijke
1. De verwerkingsverantwoordelijke kan de verplichtingen en rechten, bedoeld in de artikelen 12 tot en met 21 en artikel 34 van de verordening, buiten toepassing laten voor zover zulks noodzakelijk en evenredig is ter waarborging van:
a. de nationale veiligheid;
b. landsverdediging;
c. de openbare veiligheid;
d. de voorkoming, het onderzoek, de opsporing en de vervolging van strafbare feiten of de tenuitvoerlegging van straffen, met inbegrip van de bescherming tegen en de voorkoming van gevaren voor de openbare veiligheid;
e. andere belangrijke doelstellingen van algemeen belang van de Europese Unie of van Nederland, met name een belangrijk economisch of financieel belang van de Europese Unie of van Nederland, met inbegrip van monetaire, budgettaire en fiscale aangelegenheden, volksgezondheid en sociale zekerheid;
f. de bescherming van de onafhankelijkheid van de rechter en gerechtelijke procedures;
g. de voorkoming, het onderzoek, de opsporing en de vervolging van schendingen van de beroepscodes voor gereglementeerde beroepen;
h. een taak op het gebied van toezicht, inspectie of regelgeving die verband houdt, al is het incidenteel, met de uitoefening van het openbaar gezag in de gevallen, bedoeld in de onderdelen a, b, c, d, e en g;
i. de bescherming van de betrokkene of van de rechten en vrijheden van anderen; of
j. de inning van civielrechtelijke vorderingen.
2 Bij de toepassing van het eerste lid houdt de verwerkingsverantwoordelijke rekening met in ieder geval, voor zover van toepassing:
a. de doeleinden van de verwerking of van de categorieën van verwerking;
b. de categorieën van persoonsgegevens;
c. het toepassingsgebied van de ingevoerde beperkingen;
d. de waarborgen ter voorkoming van misbruik of onrechtmatige toegang of doorgifte;
e. de specificatie van de verwerkingsverantwoordelijke of de categorieën van verwerkingsverantwoordelijken;
f. de opslagperiodes en de toepasselijke waarborgen, rekening houdend met de aard, de omvang en de doeleinden van de verwerking of van de categorieën van verwerking;
g. de risico's voor de rechten en vrijheden van de betrokkenen; en
h. het recht van betrokkenen om van de beperking op de hoogte te worden gesteld, tenzij dit afbreuk kan doen aan het doel van de beperking.