ABRvS, 20-01-2021, nr. 201907939/1/A3
ECLI:NL:RVS:2021:111
- Instantie
Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
- Datum
20-01-2021
- Zaaknummer
201907939/1/A3
- Vakgebied(en)
Bestuursrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RVS:2021:111, Uitspraak, Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, 20‑01‑2021; (Hoger beroep)
Eerste aanleg: ECLI:NL:RBAMS:2019:8329
- Vindplaatsen
JBP 2021/20
BR 2021/40 met annotatie van D. van Tilborg, S.E.A. Groeneveld
Uitspraak 20‑01‑2021
Inhoudsindicatie
Bij besluit van 15 juni 2018 heeft de algemene raad van de Nederlandse Orde van Advocaten het verzoek van [appellant] om ontkoppeling van de lijst waarop zijn schorsing staat vermeld met zoekmachines op internet afgewezen. [appellant] heeft vanaf 2011 tot en met 1 juni 2018 als advocaat ingeschreven gestaan op het tableau van de Nederlandse Orde van Advocaten. Na een klachtprocedure heeft de raad van discipline hem bij wijze van tuchtrechtelijke maatregel op 17 januari 2017 onvoorwaardelijk geschorst voor de duur van vier maanden en de termijn als bedoeld in artikel 8a, derde lid van de Advocatenwet verkort tot vijf jaar. Het hof van discipline heeft deze uitspraak op 10 juli 2017 bekrachtigd. De secretaris van de algemene raad heeft de naam van [appellant] opgenomen in een openbare lijst van geschorste en geschrapte advocaten die is geplaatst op de website van de NOvA. Het gevolg daarvan is dat de schorsing van [appellant] vindbaar is via internetzoekmachines.
201907939/1/A3.
Datum uitspraak: 20 januari 2021
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 25 september 2019 in zaak nr. 18/7146 in het geding tussen:
[appellant]
en
de algemene raad van de Nederlandse Orde van Advocaten.
Procesverloop
Bij besluit van 15 juni 2018 heeft de algemene raad het verzoek van [appellant] om ontkoppeling van de lijst waarop zijn schorsing staat vermeld met zoekmachines op internet afgewezen.
Bij besluit van 25 oktober 2018 heeft de algemene raad het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 25 september 2019 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
De algemene raad heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 2 december 2020, waar [appellant], vertegenwoordigd door mr. I.F. Schouwink, advocaat te Breda, en de algemene raad, vertegenwoordigd door mr. M.E. Veenboer, zijn verschenen. [appellant] heeft via een videoverbinding aan de zitting deelgenomen.
Overwegingen
Inleiding
1. [appellant] heeft vanaf 2011 tot en met 1 juni 2018 als advocaat ingeschreven gestaan op het tableau van de Nederlandse Orde van Advocaten (hierna: NOvA). Na een klachtprocedure heeft de raad van discipline hem bij wijze van tuchtrechtelijke maatregel op 17 januari 2017 onvoorwaardelijk geschorst voor de duur van vier maanden en de termijn als bedoeld in artikel 8a, derde lid van de Advocatenwet verkort tot vijf jaar. Het hof van discipline heeft deze uitspraak op 10 juli 2017 bekrachtigd. De secretaris van de algemene raad heeft de naam van [appellant] ingevolge artikel 8b van de Advocatenwet opgenomen in een openbare lijst van geschorste en geschrapte advocaten die is geplaatst op de website van de NOvA. Het gevolg daarvan is dat de schorsing van [appellant] vindbaar is via internetzoekmachines. [appellant] heeft zich per 1 juni 2018 op eigen verzoek laten schrappen van het tableau en is sinds die datum niet langer als advocaat werkzaam. Hij vreest dat de vindbaarheid van de schorsing voor hem nadelige effecten zal hebben in bijvoorbeeld sollicitatieprocedures en heeft daarom verzocht om de koppeling van de lijst met geschorste advocaten en zoekmachines op internet ongedaan te maken. Ter zitting van de Afdeling heeft [appellant] toegelicht dat zijn wens is dat zijn naam niet meer op de lijst van geschorste en geschrapte advocaten vindbaar is.
In het besluit van 15 juni 2018, dat bij besluit van 25 oktober 2018 in stand is gelaten, is het verzoek afgewezen. In de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank overwogen dat het verzoek om ontkoppeling van de lijst met zoekmachines op internet een verzoek om een feitelijke handeling inhoudt en geen aanvraag is in de zin van artikel 1:3, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb). Gelet hierop is de weigering van de algemene raad volgens de rechtbank naar nationaal recht bezien geen besluit zoals bedoeld in artikel 1:3, eerste lid, van de Awb. De rechtbank overweegt daarnaast dat het ontkoppelingsverzoek van [appellant] ook is gebaseerd op artikel 17 van de Algemene verordening gegevensbescherming (hierna: de AVG) en dat de weigering van de algemene raad gelet op artikel 34 van de Uitvoeringswet Algemene verordening gegevensbescherming (hierna: de Uitvoeringswet AVG) wel een besluit als bedoeld in de Awb is. Volgens de rechtbank heeft de algemene raad terecht geweigerd het verzoek op grond van artikel 17 van de AVG in te willigen. Ook kan [appellant] volgens de rechtbank geen geslaagd beroep doen op de artikelen 18 en 21 van de AVG.
Is een besluit genomen door de algemene raad?
2. Voor zover [appellant] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat het ontkoppelingsverzoek geen aanvraag in de zin van artikel 1:3, derde lid, van de Awb is en de reactie op dat verzoek in zoverre geen besluit in de zin van de Awb is, wordt als volgt overwogen. Wat er zij van het oordeel van de rechtbank en hetgeen [appellant] hierover in hoger beroep heeft aangevoerd, geldt dat de rechtbank terecht heeft geconcludeerd dat de reactie van 15 juni 2018 van de algemene raad op het ontkoppelingsverzoek gelet op artikel 34 van de Uitvoeringswet AVG een besluit in de zin van de Awb is, zodat [appellant] daartegen bezwaar heeft kunnen maken en vervolgens beroep bij de bestuursrechter kon instellen. Gelet hierop hoeft hetgeen [appellant] heeft aangevoerd, niet besproken te worden.
Is de aangevallen uitspraak onvolledig?
3. [appellant] betoogt tevergeefs dat de uitspraak van de rechtbank onvolledig is, omdat daarin niet is opgenomen welke correspondentie aan het besluit van 15 juni 2018 vooraf is gegaan, niet is ingegaan op de overwegingen van de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank van 31 juli 2018 waarin een door [appellant] ingediend verzoek om voorlopige voorziening is afgewezen en niet is vermeld dat de NOvA de wijze waarop publicatie van de lijst van geschorste en geschrapte advocaten plaatsvindt, heeft aangepast. De door [appellant] aangevoerde omstandigheden hebben niet tot gevolg dat de uitspraak van de rechtbank onvolledig of onrechtmatig is.
Wordt gehandeld in strijd met de AVG?
4. [appellant] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat de algemene raad terecht heeft geweigerd het ontkoppelingsverzoek op grond van artikel 17 van de AVG in te willigen. Hij voert aan dat hij bij het zoeken naar een andere, ook niet-juridische betrekking hinder ondervindt van de blijvende vermelding van zijn persoonsgegevens op de lijst van geschorste en geschrapte advocaten, omdat het invoeren van zijn naam in combinatie met de zoekterm "advocaat" vrijwel direct leidt naar de lijst en daarmee naar voor hem negatieve gegevens. Volgens [appellant] heeft de publicatie van de lijst met geschorste en geschrapte advocaten drie doelen, namelijk het bieden van een realistisch beeld aan cliënten van de kwaliteit en integriteit van een advocaat, het bevorderen van het vertrouwen in de advocatuur door inzage te bieden op welke wijze gewaakt wordt over de kwaliteit en integriteit van de advocatuur en het bevorderen van een zuiverende werking binnen de beroepsgroep. Omdat [appellant] zich per 1 juni 2018 vrijwillig van het tableau heeft laten schrappen en dus niet langer als advocaat werkzaam is, worden deze doelen niet geschaad door het wissen of anonimiseren van de gegevens van [appellant] op de lijst. Daarbij komt dat in artikel 8a, derde lid, van de Advocatenwet een beperking van de inzagetermijn tot tien jaar na het onherroepelijk worden van de schorsing is opgenomen, welke termijn in het geval van [appellant] is beperkt tot vijf jaar. Volgens hem kan uit de wetsgeschiedenis bij de Advocatenwet worden afgeleid dat ook de openbaarmaking van de lijst in tijd beperkt moet worden. Bovendien geldt volgens hem dat publicatie van de lijst van geschorste en geschrapte advocaten zich in zijn geval niet verdraagt met artikel 6, eerste lid, onder e, van de AVG waarin is opgenomen dat de verwerking van persoonsgegevens alleen rechtmatig is als deze noodzakelijk is voor de vervulling van een taak van algemeen belang of van een taak in het kader van de uitoefening van het openbaar gezag dat aan de verwerkingsverantwoordelijke is opgedragen.
4.1. De Afdeling ziet zich gesteld voor de vraag of [appellant] gelet op artikel 17 van de AVG het recht heeft op wissing van zijn persoonsgegevens. [appellant] stelt zich hierbij op het standpunt dat het gepubliceerd houden van zijn persoonsgegevens niet langer noodzakelijk is als bedoeld in artikel 6, eerste lid, aanhef en onder e, van de AVG, omdat hij niet langer advocaat is en dat hij daarom op grond van artikel 17, eerste lid, aanhef en onder a, van de AVG recht heeft op wissing van zijn persoonsgegevens van de lijst. De Afdeling zal daarom beoordelen in hoeverre het geplaatst houden van de naam van [appellant] op de lijst van geschorste en geschrapte advocaten nodig is in de zin van artikel 6, eerste lid, onder e, van de AVG. Daartoe zal eerst worden bezien wat het doel is van het openbaar maken van de lijst van geschorste en geschrapte advocaten. Vervolgens zal worden beoordeeld of het gepubliceerd houden van de naam van [appellant] op deze lijst nodig is om dat doel te bereiken. Wanneer de verwerking niet of niet langer nodig is, heeft [appellant] ingevolge artikel 17, eerste lid, onder a, van de AVG recht op wissing van zijn persoonsgegevens, tenzij moet worden vastgesteld dat artikel 17, eerste lid, van de AVG op grond van het bepaalde in het derde lid van dat artikel niet van toepassing is.
4.2. In artikel 8 van de Advocatenwet is bepaald dat in het belang van de goede rechtsbedeling gegevens over een advocaat worden verwerkt op het tableau. In de Nota van Wijziging bij de aanpassing van de Advocatenwet (Kamerstukken II, 2010-2011, 32 382, nr. 8) is daarover opgemerkt dat het verwerken en raadplegen van informatie op het tableau in het belang is van een goede rechtsbedeling, omdat kenbaarheid van de hoedanigheid van een advocaat onder meer relevant is voor cliënten die een advocaat zoeken en een realistisch beeld moeten kunnen krijgen van de kwaliteit en integriteit van een advocaat waarmee ze in zee willen gaan. Daarnaast is voor het vertrouwen in de advocatuur vereist dat inzichtelijk is hoe over de kwaliteit en integriteit van de advocatuur wordt gewaakt en heeft het openbaar maken van gegevens over tuchtrechtelijke uitspraken een zuiverende werking binnen de beroepsgroep. Tot de gegevens die op het tableau worden verwerkt, behoren ook gegevens over aan de advocaat opgelegde tuchtmaatregelen.
In artikel 8a van de Advocatenwet is opgenomen wie inzage hebben in de gegevens op het tableau. Hierin is onder meer bepaald dat eenieder inzage heeft in de gegevens die op het tableau zijn verwerkt over onherroepelijke beslissingen met betrekking tot schorsing of schrapping van het tableau. Ingevolge het derde lid van artikel 8a kunnen gegevens over een opgelegde schorsing gedurende maximaal tien jaar door eenieder worden ingezien en kan deze termijn door de raad van discipline of het hof van discipline worden verkort. In geval van schrapping van het tableau is het recht op inzage voor eenieder niet in tijd beperkt. In de Nota van Wijziging is in dat verband toegelicht dat de inzagetermijn ingeval van schorsing beperkt kan worden zodat rekening kan worden gehouden met gerechtvaardigde belangen van een advocaat bij het niet langer bekend zijn van de informatie. Daarbij is onderkend dat het bekend zijn van een schorsing zeer belastend kan zijn, zeker wanneer kortdurende schorsingen de volle tien jaar zichtbaar blijven voor eenieder. Opgelegde schrappingen blijven wel voor eenieder inzichtelijk, omdat voorstelbaar is dat een eenmaal geschrapte advocaat zich afficheert als oud-advocaat om het vertrouwen van het publiek te winnen en daarbij de reden voor de beëindiging van het beroep verzwijgt. Op voorhand is niet uit te sluiten dat een geschrapte advocaat dit gebruikt om een invloedrijke positie te verwerven. Hierdoor kan het vertrouwen in de advocatuur ernstig worden geschaad. Om deze reden dient de mogelijkheid te bestaan om over langere tijd te kunnen nagaan of betrokkene op enig moment van het tableau is geschrapt. In artikel 8b van de Advocatenwet is opgenomen dat de secretaris van de algemene raad een lijst openbaar maakt waarop gegevens zijn opgenomen over advocaten aan wie een onvoorwaardelijke schorsing of schrapping is opgelegd. In de Nota van Wijziging is hierover opgenomen dat een actievere vorm van openbaarmaking wenselijk is, omdat van rechtszoekenden niet kan worden verwacht dat zij periodiek informatie opvragen om te zien of intussen disciplinaire maatregelen zijn getroffen jegens een advocaat. Dit dient de bescherming van cliënten, maar heeft ook een preventieve werking, omdat aan de samenleving als geheel en aan beroepsgenoten in het bijzonder een krachtig signaal wordt afgegeven dat naleving van de beroepsnormen wordt gehandhaafd. Het verschaft transparantie in het tuchtrecht, waarmee het maatschappelijk vertrouwen in de advocatuur is gediend.
4.3. Uit de tekst van de artikelen 8, 8a en 8b van de Advocatenwet en de daarop in de Nota van Wijziging (kamerstukken II, 2010-2011, 32 382, nr. 8) gegeven toelichting blijkt wat de doeleinden zijn van de publicatie van de gegevens over de schorsing van [appellant] op het tableau en op de lijst van geschorste en geschrapte advocaten: een goede rechtsbedeling, bescherming van de belangen van rechtszoekenden, het vergroten van het vertrouwen in de kwaliteit en integriteit van de advocatuur en een zuiverende werking binnen de beroepsgroep. De Afdeling zal hierna beoordelen of het geplaatst houden van [appellant] op de lijst van geschorste en geschrapte advocaten nodig is om deze doeleinden te bereiken.
4.4. Anders dan de algemene raad stelt, is het zonder tijdbeperking vermeld houden van de persoonsgegevens van [appellant] op de lijst van geschorste en geschrapte advocaten niet nodig om de hiervoor in 4.3 beschreven doelen te bereiken. [appellant] is sinds 1 juni 2018 op eigen verzoek van het tableau geschrapt en is sinds die datum niet meer als advocaat werkzaam. Om die reden is op het tableau ook niet langer voor eenieder zichtbaar dat [appellant] geschorst is geweest. De schorsing is nog wel vermeld op de lijst van geschorste en geschrapte advocaten die op de website van de NOvA is geplaatst en via zoekmachines op internet vindbaar is.
Nu [appellant] niet langer als advocaat werkzaam is, is het gepubliceerd houden van zijn persoonsgegevens op de lijst van geschorste en geschrapte advocaten niet langer nodig om cliënten die een advocaat zoeken te beschermen en een realistisch beeld te geven van de advocaat waarmee zij in zee willen gaan. Dat [appellant] zich volgens de algemene raad zou kunnen afficheren als oud-advocaat om daarmee vertrouwen te winnen, leidt niet tot een ander oordeel. In de Nota van Wijziging is de onwenselijke mogelijkheid dat iemand zich afficheert als oud-advocaat expliciet verbonden aan tuchtrechtelijk geschrapte advocaten. In de wetsgeschiedenis is geen basis te vinden voor het standpunt dat de blijvende vindbaarheid van de lijst van geschorste en geschrapte advocaten is bedoeld om te voorkomen dat ook degenen die als advocaat geschorst zijn geweest en zich daarna vrijwillig hebben laten uitschrijven als advocaat zich als oud-advocaat afficheren. Ook het belang dat is gediend bij het vergroten van het vertrouwen in de kwaliteit en integriteit van de advocatuur en het belang bij een zuiverende werking binnen de beroepsgroep maakt niet nodig dat [appellant] zonder einddatum geplaatst blijft op de lijst van geschorste en geschrapte advocaten. Deze belangen worden reeds gediend met de vermelding van de tuchtmaatregel op het tableau en de publicatie van de lijst van geschorste en geschrapte advocaten. Daarvoor is niet nodig dat de naam van [appellant] ook na zijn vrijwillige terugtred uit de advocatuur tot in lengte van jaren zichtbaar blijft. In dit verband is van belang dat een schorsing van een nog wel ingeschreven advocaat op het tableau voor eenieder inzichtelijk blijft gedurende een periode van tien jaar, die in het geval van [appellant] door de raad van discipline verder is beperkt tot vijf jaar. De Afdeling wijst er in dit verband op dat ook de NOvA in haar reactie op het consultatiedocument over de aanpassing van de Advocatenwet, waarbij artikel 8b is ingevoerd, heeft gewezen op de negatieve consequenties van het voorgestelde voorschrift, door te stellen dat de gevolgen van de publicatieverplichting als bedoeld in artikel 8b van de Advocatenwet zeer ingrijpend en vooral in het geval van schorsing mogelijk disproportioneel.
Gelet hierop bestaat er geen noodzaak om van de naam van [appellant] zonder tijdsbeperking gepubliceerd te houden op de lijst van geschorste en geschrapte advocaten. Dit betekent dat is voldaan aan artikel 17, eerste lid, aanhef onder a, van de AVG en dat [appellant] in zoverre recht heeft op wissing van zijn gegevens.
4.5. Ingevolge artikel 17, derde lid, aanhef en onder b, van de AVG is het eerste lid echter niet van toepassing voor zover de verwerking nodig is voor de in dat artikellid benoemde gevallen.
Anders dan de algemene raad aanvoert, staat dit artikel van de AVG niet in de weg aan het recht van [appellant] op wissing van de gegevens. Ingevolge dat artikel is er geen recht op wissing als op de verwerkingsverantwoordelijke een wettelijke verwerkingsverplichting rust. Een dergelijke verplichting is in dit geval niet aanwezig. Tussen partijen is niet in geschil dat [appellant] met ingang van 17 augustus 2017 voor vier maanden is geschorst als advocaat. Gelet hierop heeft de secretaris van de algemene raad de naam van [appellant] in zoverre ingevolge artikel 8b van de Advocatenwet terecht gepubliceerd op de lijst van geschorste en geschrapte advocaten. Deze verwerking van zijn persoonsgegevens is nodig om te voldoen aan een wettelijke plicht die op de secretaris van de algemene raad rust in de zin van artikel 6, eerste lid, onder c, van de AVG. Dit geldt echter niet voor het vervolgens op de lijst geplaatst houden van de naam van [appellant]. Artikel 8b van de Advocatenwet bepaalt slechts dat er een openbaarmaking plaatsvindt en schrijft niet voor hoe lang de lijst daarna nog raadpleegbaar moet blijven. Het onbeperkt geplaatst houden van de naam van [appellant] op de gepubliceerde lijst kan daarom niet worden aangemerkt als voldoening aan een uit de Advocatenwet voortvloeiende wettelijke plicht. Wissing van deze gegevens op enig moment is dan ook niet in strijd met de wettelijke verplichting van artikel 8b van de Advocatenwet.
In artikel 17, derde lid, aanhef en onder b, van de AVG is daarnaast opgenomen dat er ook geen recht op wissing van de persoonsgegevens is als de verwerking daarvan nodig is voor het vervullen van een taak van algemeen belang of het uitoefenen van het openbaar gezag dat aan de verwerkingsverantwoordelijke is verleend. Ook die uitzonderingsgrond doet zich niet voor. Uit hetgeen hiervoor onder 4.4 is overwogen volgt dat de noodzaak die ingevolge artikel 6, eerste lid, aanhef en onder e, van de AVG is vereist voor een dergelijke verwerking van persoonsgegevens in dit geval ontbreekt.
4.6. De conclusie is dat het besluit van 25 oktober 2018 in strijd is met artikel 7:12, eerste lid, van de Awb.
Het betoog slaagt.
Conclusie
5. Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling het beroep tegen het besluit van 25 oktober 2018 gegrond verklaren en dat besluit vernietigen. De algemene raad dient een nieuw besluit op het bezwaar te nemen en daarin met inachtneming van artikel 6, eerste lid, aanhef en onder e, van de AVG gelezen in verbinding met artikel 17, eerste lid, aanhef en onder a, van die verordening opnieuw op het bezwaar te beslissen. Daarbij zal de algemene raad in moeten gaan op de vraag of het geplaatst houden van [appellant] op de lijst van geschorste en geschrapte advocaten nog noodzakelijk is na zijn vrijwillige schrapping van het tableau. Met het oog op een efficiënte afdoening van het geschil ziet de Afdeling aanleiding om met toepassing van artikel 8:113, tweede lid, van de Awb te bepalen dat tegen het nieuwe besluit alleen bij haar beroep kan worden ingesteld.
6. Omdat de algemene raad nog een nieuw besluit moet nemen, kan het verzoek om schadevergoeding van [appellant] in dit stadium nog niet worden beoordeeld. Het verzoek zal daarom worden afgewezen als te vroeg om te beoordelen. Dit betekent dat het verzoek om schadevergoeding pas door de bestuursrechter kan worden beoordeeld nadat de algemene raad een nieuw besluit heeft genomen. Hierbij is overigens ook mogelijk dat partijen in onderling overleg tot een passende regeling komen en de zaak daarmee is beëindigd. Het is om die reden wenselijk dat de algemene raad zich in het te nemen besluit op bezwaar uitlaat over het verzoek van [appellant] om schadevergoeding.
7. De algemene raad dient op na te melden wijze in de proceskosten van [appellant] te worden veroordeeld. Voor zover [appellant] heeft verzocht om vergoeding van de werkelijk gemaakte proceskosten wordt dit verzoek afgewezen, nu het Besluit proceskosten bestuursrecht voorziet in een forfaitaire vergoeding van de proceskosten. Dat de algemene raad een onderdeel is van de NOvA en dat [appellant] het naar eigen zeggen daarom als oud-advocaat moet opnemen tegen zijn eigen Orde is geen bijzondere omstandigheid die rechtvaardigt dat wordt afgeweken van de forfaitaire vergoeding van de proceskosten.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 25 september 2019 in zaak nr. 18/7146;
III. verklaart het bij de rechtbank ingestelde beroep gegrond;
IV. vernietigt het besluit van de algemene raad van de Nederlandse Orde van Advocaten van 25 oktober 2018, kenmerk 105889;
V. bepaalt dat tegen het nieuw te nemen besluit op bezwaar alleen bij de Afdeling beroep kan worden ingesteld;
VI. wijst het verzoek om schadevergoeding af;
VII. veroordeelt de algemene raad van de Nederlandse Orde van Advocaten tot vergoeding van bij [appellant] in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 2.136,00 (zegge: tweeduizend honderdzesendertig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
VIII. gelast dat de algemene raad van de Nederlandse Orde van Advocaten aan [appellant] het door hem betaalde griffierecht ten bedrage van € 429,00 (zegge: vierhonderdnegenentwintig euro) voor de behandeling van het beroep en het hoger beroep vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. C.J. Borman, voorzitter, en mr. H.G. Sevenster en mr. J.M.L. Niederer, leden, in tegenwoordigheid van mr. M. Duifhuizen, griffier.
De voorzitter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
Uitgesproken in het openbaar op 20 januari 2021
724.
BIJLAGE WETTELIJK KADER
Advocatenwet
Artikel 8
1. Met het oog op het in het belang van een goede rechtsbedeling vaststellen van de hoedanigheid van de advocaat verwerkt de secretaris van de algemene raad op het tableau van iedere advocaat gegevens met betrekking tot:
a. de naam;
b. de plaats en datum van geboorte;
c. de datum van beëdiging;
d. het adres waar de advocaat kantoor houdt, alsmede overige contactgegevens en de naam van het kantoor;
e. voor zover van toepassing: de naam van de patroon, het adres waar deze kantoor houdt, alsmede de naam van dat kantoor;
f. de raad van de orde waartoe de advocaat behoort;
g. voor zover van toepassing: het lidmaatschap van specialisatieverenigingen, de rechtsgebieden waarop de advocaat gespecialiseerd is, alsmede de aanduiding dat het een advocaat betreft als bedoeld in artikel 16h dan wel een advocaat bij de Hoge Raad betreft als bedoeld in artikel 9j, eerste lid;
h. beslissingen op grond van artikel 48, eerste lid;
i. beslissingen op grond van artikel 48, derde lid;
j. beslissingen op grond van artikel 48, vijfde lid;
k. beslissingen op grond van artikel 48a, eerste lid, en artikel 48b, met vermelding van de gestelde bijzondere voorwaarden;
l. beslissingen op grond van artikel 60ab, eerste en tweede lid, en artikel 60b, eerste lid, voor zover van toepassing met vermelding van de getroffen voorziening;
m. andere beslissingen waarbij een schorsing wordt opgelegd; en
n. beslissingen tot oplegging van een bestuurlijke boete of een last onder dwangsom als bedoeld in artikel 45g, eerste lid, en een besluit als bedoeld in de artikelen 28 tot en met 30 en 32c van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme.
2. Bij de in het eerste lid, onder h tot en met n, bedoelde gegevens worden op het tableau tevens verwerkt de datum en het kenmerk van de daarop betrekking hebbende beslissing of beslissingen, alsmede de instantie die deze heeft genomen.
Artikel 8a
1. De advocaat waarop de gegevens betrekking hebben, de algemene raad, de secretaris van de algemene raad, de raden van de orden in de De
De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.arrondissementen, het college van toezicht alsmede de s, voorzitters, is verhinderd de uitspraak
te ondertekenen.
plaatsvervangend voorzitters, leden en plaatsvervangende leden van een raad van discipline en het hof van discipline hebben kosteloos inzage in de op grond van artikel 8 op het tableau verwerkte gegevens.
2. Een ieder heeft kosteloos inzage in de op het tableau verwerkte gegevens, bedoeld in:
a. artikel 8, eerste lid, onder a, c tot en met g, j en m;
b. artikel 8, eerste lid, onder h, voor zover het betreft een onherroepelijke beslissing tot het onvoorwaardelijk opleggen van een maatregel als bedoeld in artikel 48, tweede lid, onder d of e;
c. artikel 8, eerste lid, onder h, voor zover het betreft een onherroepelijke beslissing met betrekking tot een maatregel als bedoeld in artikel 48, tweede lid, onder c, en voor zover deze gelijktijdig is opgelegd met een maatregel als bedoeld in artikel 48, tweede lid, onder d of e;
d. artikel 8, eerste lid, onder k, voor zover het betreft een onherroepelijke beslissing met betrekking tot een maatregel als bedoeld in artikel 48, tweede lid, onder d of e;
e. artikel 8, eerste lid, onder k, voor zover het betreft een onherroepelijke beslissing met betrekking tot een maatregel als bedoeld in artikel 48, tweede lid, onder c, en voor zover deze gelijktijdig is opgelegd met een maatregel als bedoeld in artikel 48, tweede lid, onder d of e;
f. artikel 8, eerste lid, onder l, voor zover het betreft een onherroepelijke beslissing met betrekking tot een schorsing of het treffen van een voorziening en voor zolang de opgelegde schorsing of getroffen voorziening van kracht is; en
g. artikel 8, eerste lid, onderdeel n, voor zover het een besluit betreft als bedoeld in de artikelen 28 tot en met 30 of 32c van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme dat op grond van artikel 32f, eerste, vierde of vijfde lid, van die wet openbaar wordt gemaakt.
3. Met uitzondering van de gegevens die betrekking hebben op het opleggen van de maatregel van de schrapping van het tableau kunnen de gegevens, bedoeld in het tweede lid, onder b tot en met e, door anderen dan de in het eerste lid bedoelde personen en instanties niet worden ingezien, indien tien jaren zijn verstreken na het onherroepelijk worden van de beslissing waarop de gegevens betrekking hebben. De raad van discipline of het hof van discipline kan bij zijn beslissing bepalen dat de in de eerste volzin bedoelde termijn wordt verkort, met dien verstande dat de termijn niet korter kan zijn dan de duur van de schorsing.
4. […]
Artikel 8b
De secretaris van de algemene raad maakt schriftelijk een lijst openbaar van gegevens over advocaten ten aanzien van wie een beslissing tot het onvoorwaardelijk opleggen van een maatregel als bedoeld in artikel 48, tweede lid, onder d of e, onherroepelijk is geworden. In deze lijst worden opgenomen:
a. de naam van de advocaat en het advocatenkantoor waar de advocaat werkzaam is;
b. de plaats waar de advocaat kantoor houdt;
c. de vermelding van de raad van de orde in het arrondissement waartoe de advocaat behoort;
d. de maatregel die aan de advocaat is opgelegd, voor zover van toepassing met vermelding van de duur van de maatregel; en
e. de datum van de beslissing waarbij de maatregel is opgelegd alsmede de datum waarop de maatregel ingaat.
Artikel 48
1. De beslissing van de raad van discipline over de voorgelegde klachten zijn met redenen omkleed en worden in het openbaar uitgesproken, alles op straffe van nietigheid.
2. De maatregelen die bij gegrondverklaring van een klacht kunnen worden opgelegd, zijn:
a. […]
d. de schorsing in de uitoefening van de praktijk voor de duur van ten hoogste een jaar; of
e. de schrapping van het tableau.
3. […].
Artikel 6
1. De verwerking is alleen rechtmatig indien en voor zover aan ten minste een van de onderstaande voorwaarden is voldaan:
a) de betrokkene heeft toestemming gegeven voor de verwerking van zijn persoonsgegevens voor een of meer specifieke doeleinden;
b) de verwerking is noodzakelijk voor de uitvoering van een overeenkomst waarbij de betrokkene partij is, of om op verzoek van de betrokkene vóór de sluiting van een overeenkomst maatregelen te nemen;
c) de verwerking is noodzakelijk om te voldoen aan een wettelijke verplichting die op de verwerkingsverantwoordelijke rust;
d) de verwerking is noodzakelijk om de vitale belangen van de betrokkene of van een andere natuurlijke persoon te beschermen;
e) de verwerking is noodzakelijk voor de vervulling van een taak van algemeen belang of van een taak in het kader van de uitoefening van het openbaar gezag dat aan de verwerkingsverantwoordelijke is opgedragen;
f) de verwerking is noodzakelijk voor de behartiging van de gerechtvaardigde belangen van de verwerkingsverantwoordelijke of van een derde, behalve wanneer de belangen of de grondrechten en de fundamentele vrijheden van de betrokkene die tot bescherming van persoonsgegevens nopen, zwaarder wegen dan die belangen, met name wanneer de betrokkene een kind is.
De eerste alinea, punt f), geldt niet voor de verwerking door overheidsinstanties in het kader van de uitoefening van hun taken.
Artikel 17
1. De betrokkene heeft het recht van de verwerkingsverantwoordelijke zonder onredelijke vertraging wissing van hem betreffende persoonsgegevens te verkrijgen en de verwerkingsverantwoordelijke is verplicht persoonsgegevens zonder onredelijke vertraging te wissen wanneer een van de volgende gevallen van toepassing is:
a) de persoonsgegevens zijn niet langer nodig voor de doeleinden waarvoor zij zijn verzameld of anderszins verwerkt;
b) de betrokkene trekt de toestemming waarop de verwerking overeenkomstig artikel 6, lid 1, punt a), of artikel 9, lid 2, punt a), berust, in, en er is geen andere rechtsgrond voor de verwerking;
c) de betrokkene maakt overeenkomstig artikel 21, lid 1, bezwaar tegen de verwerking, en er zijn geen prevalerende dwingende gerechtvaardigde gronden voor de verwerking, of de betrokkene maakt bezwaar tegen de verwerking overeenkomstig artikel 21, lid 2;
d) de persoonsgegevens zijn onrechtmatig verwerkt;
e) de persoonsgegevens moeten worden gewist om te voldoen aan een in het Unierecht of het lidstatelijke recht neergelegde wettelijke verplichting die op de verwerkingsverantwoordelijke rust;
f) de persoonsgegevens zijn verzameld in verband met een aanbod van diensten van de informatiemaatschappij als bedoeld in artikel 8, lid 1.
2. […]
3. De leden 1 en 2 zijn niet van toepassing voor zover verwerking nodig is:
a) […];
b) voor het nakomen van een in een het Unierecht of het lidstatelijke recht neergelegde wettelijke verwerkingsverplichting die op de verwerkingsverantwoordelijke rust, of voor het vervullen van een taak van algemeen belang of het uitoefenen van het openbaar gezag dat aan de verwerkingsverantwoordelijke is verleend.
[…]
Artikel 34
Een schriftelijke beslissing op een verzoek als bedoeld in de artikelen 15 tot en met 22 van de verordening wordt genomen binnen de in artikel 12, derde lid, van de verordening genoemde termijnen en geldt, voor zover deze is genomen door een bestuursorgaan, als een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht.