Deze zaak hangt samen met de zaak tegen [klaagster] (10/03844 B), in welke zaak ik vandaag eveneens concludeer.
HR, 24-01-2012, nr. S 10/03843 B
ECLI:NL:HR:2012:BT2183
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
24-01-2012
- Zaaknummer
S 10/03843 B
- Conclusie
Mr. Knigge
- LJN
BT2183
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2012:BT2183, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 24‑01‑2012; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2012:BT2183
ECLI:NL:PHR:2012:BT2183, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 13‑09‑2011
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2012:BT2183
- Vindplaatsen
SR-Updates.nl 2012-0053
Uitspraak 24‑01‑2012
Inhoudsindicatie
Beklag, beslag, art. 552a Sv. Het enige middel is geen middel, waardoor klager n-o wordt verklaard.
24 januari 2012
Strafkamer
nr. S 10/03843 B
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
op het beroep in cassatie tegen een beschikking van de Rechtbank te 's-Hertogenbosch van 13 augustus 2010, nummer RK 10/605, op een klaagschrift als bedoeld in art. 552a van het Wetboek van Strafvordering, ingediend door:
[Klager], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1940, wonende te [woonplaats].
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de klager. Namens deze heeft mr. M.L. Plas, advocaat te Utrecht, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Knigge heeft geconcludeerd dat klager niet-ontvankelijk wordt verklaard in het beroep.
2. Beoordeling van de schriftuur en de ontvankelijkheid van het beroep
2.1. Voor onderzoek door de cassatierechter komen alleen in aanmerking middelen van cassatie als in de wet bedoeld. Als een zodanig middel kan slechts gelden een stellige en duidelijke klacht over de schending van een bepaalde rechtsregel en/of het verzuim van een toepasselijk vormvoorschrift door de rechter die de bestreden uitspraak heeft gewezen. De schriftuur voldoet niet aan dit vereiste, zodat zij onbesproken moet blijven.
2.2. Nu de klager niet binnen de bij de wet gestelde termijn bij de Hoge Raad door een raadsman een schriftuur houdende middelen van cassatie heeft doen indienen, is niet in acht genomen het voorschrift van art. 447, vijfde lid, Sv, zodat de klager in het beroep niet kan worden ontvangen.
3. Beslissing
De Hoge Raad verklaart de klager niet-ontvankelijk in het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren H.A.G. Splinter-van Kan en M.A. Loth, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, in raadkamer en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 24 januari 2012.
Conclusie 13‑09‑2011
Mr. Knigge
Partij(en)
Conclusie inzake:
[Klager]
1.
De Rechtbank te 's‑Hertogenbosch heeft bij beschikking van 13 augustus 2010 het beklag van klager ex art. 552a Sv ongegrond verklaard ten aanzien van de bescheiden 8 t/m 21 uit de ordner met opschrift [a-straat 1-1a] Den Bosch, […] en gegrond verklaard en de teruggave gelast van de in beslag genomen voorwerpen en bescheiden zoals omschreven in de beschikking.
2.
Tegen deze uitspraak is namens klager cassatieberoep ingesteld.1.
3.
Namens klager heeft mr. M.L. Plas, advocaat te Utrecht, een middel van cassatie voorgesteld.
4. Het middel
4.1.
Het middel klaagt over schending van art. 94 Sv nu de Rechtbank ten onrechte heeft nagelaten het openbaar ministerie te gelasten een uitvoerig overzicht op te maken en te verstrekken van de onder verzoeker in beslag genomen goederen, terwijl uit de kennisgeving inbeslagneming niet blijkt wat precies in beslag is genomen, zodat het doel en strekking van die kennisgeving niet is nageleefd.
4.2.
Op 26 maart 2010 heeft in het kader van een strafzaak tegen [betrokkene 1] een doorzoeking plaatsgevonden in de woning van klager en zijn verschillende goederen (onder meer computerapparatuur, usb-sticks en administratieve bescheiden) in beslag genomen.
4.3.
Op 15 april 2010 is namens klager een klaagschrift ingediend waarin is verzocht om teruggave van de op 26 maart 2010 in zijn woning inbeslaggenomen goederen nu zijn bedrijfsvoering gevaar loopt wegens het ontbreken van noodzakelijke goederen en gegevens.
4.4.
De gang van zaken is — kort en zakelijk weergegeven — als volgt geweest. Blijkens het proces-verbaal van de zitting van 28 mei 2010 is de behandeling geschorst tot 11 juni 2010 waarbij de Rechtbank onder meer de raadsvrouwe van klager heeft verzocht een duidelijke specificatie van de inbeslaggenomen goederen te verstrekken aan de Rechtbank en de officier van justitie. Blijkens het proces-verbaal van de zitting van 11 juni 2010 heeft de raadsman van klager terzake medegedeeld dat zijn cliënt niet weet wat er allemaal in beslag is genomen en dus niet kan aangeven welke stukken hij al niet nodig heeft voor zijn administratie. De behandeling is wederom geschorst tot de zitting van 30 juli 2010. Blijkens het proces-verbaal van de zitting van 30 juli 2010 heeft de raadsvrouwe van verzoeker verzocht om het openbaar ministerie te gelasten een uitvoerig overzicht van al de in beslag genomen voorwerpen op te stellen omdat verzoeker ‘wil controleren wat al dan niet is geretourneerd’. Voor het overige heeft zij gepersisteerd bij het beslag.
4.5.
De bestreden beschikking houdt hieromtrent het volgende in:
‘Volgens de officier van justitie verzet het belang van strafvordering zich niet meer tegen de teruggave van de in dit overzicht nader aangeduide voorwerpen/bescheiden, waarvan het beslag reeds is opgeheven, met uitzondering van de bescheiden .8 t/m .21 uit de ordner met opschrift [a-straat 1-1a] Den Bosch (voorwerpnummer […]), welke in kopie aan klager zijn verstrekt. Nu het belang van strafvordering zich niet meer verzet tegen de teruggave van de in beslag genomen voorwerpen/bescheiden (met uitzondering van de voornoemde bescheiden) zal de teruggave van deze voorwerpen/bescheiden aan klager worden gelast. In zoverre is het klaagschrift gegrond. Anders dan de raadsvrouwe heeft gesteld, is de rechter evenwel van oordeel dat van het openbaar ministerie in redelijkheid niet verlangd kan worden dat bij teruggave van deze voorwerpen/bescheiden een uitgebreidere omschrijving wordt gegeven dan bij inbeslagneming. Ten onrechte weigert klager dan ook op deze grond de door het openhaar ministerie aangeboden voorwerpen/bescheiden in ontvangst te nemen. ’
4.6.
In art. 552a, eerste lid, Sv is opgenomen in welke gevallen beklag mogelijk is. Hierin is niet opgenomen dat geklaagd kan worden over onvolledigheid dan wel vaagheid van de kennisgeving van inbeslagneming. Evenmin biedt het artikellid de mogelijkheid om te klagen over het uitblijven van een deugdelijke inventarisatie van in beslag genomen, maar terug te geven voorwerpen. Het oordeel van de Rechtbank dat het opmaken van een dergelijke inventarisatie in redelijkheid niet van het openbaar ministerie kan worden gevergd — waarop de hiervoor onder punt 1 vermelde beslissingen niet steunen — , levert dan ook geen beslissing op waarover in cassatie kan worden geklaagd.
4.7.
Nu het middel niet met rechts- of motiveringsklachten opkomt tegen de onder punt 1 vermelde beslissingen2., is van een deugdelijk middel geen sprake. Dat betekent dat klager niet in zijn cassatieberoep kan worden ontvangen.
5.
Deze conclusie strekt ertoe dat klager niet ontvankelijk wordt verklaard in zijn cassatieberoep.
De Procureur-Generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden,
AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 13‑09‑2011
In het midden kan blijven of het cassatieberoep niet in die zin beperkt dient te worden opgevat dat het zich niet richt tegen de gedeeltelijke gegrondverklaring van het beklag.