NJ 2010, 231
Verjaring recht van tenuitvoerlegging strafvonnis: is de verjaringstermijn gewijzigd als gevolg van tussentijdse wijziging van het strafmaximum?
HR 29-01-2010, ECLI:NL:HR:2010:BK1998, m.nt. M.J. Borgers
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
29 januari 2010
- Magistraten
Mrs. A.J.A. van Dorst, E.J. Numann, J. de Hullu, H.A.G. Splinter-Van Kan, W.F. Groos
- Zaaknummer
08/01825
- Conclusie
A-G Langemeijer
- Noot
M.J. Borgers
- LJN
BK1998
- JCDI
JCDI:ADS118330:1
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht / Delicten Wetboek van Strafrecht
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
Materieel strafrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2010:BK1998, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 29‑01‑2010
ECLI:NL:PHR:2010:BK1998, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 30‑10‑2009
Beroepschrift, Hoge Raad, 17‑04‑2008
- Wetingang
Essentie
Verjaring recht van tenuitvoerlegging strafvonnis: is de verjaringstermijn gewijzigd als gevolg van tussentijdse wijziging van het strafmaximum?
In geval van verandering van wetgeving met betrekking tot de verjaring geldt naar hedendaagse rechtsopvatting in strafzaken als uitgangspunt dat deze verandering direct van toepassing is, met dien verstande dat een reeds voltooide verjaring wordt geëerbiedigd. Er bestaat geen goede grond ten aanzien van de executieverjaring anders te oordelen. Dat betekent dat bij de beantwoording van de vraag of het recht tot uitvoering van een straf of maatregel door verjaring is vervallen, moet worden uitgegaan van de regeling zoals die gold ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.