CRvB, 09-08-2017, nr. 15/8007 ZVW
ECLI:NL:CRVB:2017:2833
- Instantie
Centrale Raad van Beroep
- Datum
09-08-2017
- Zaaknummer
15/8007 ZVW
- Vakgebied(en)
Sociale zekerheid algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:CRVB:2017:2833, Uitspraak, Centrale Raad van Beroep, 09‑08‑2017; (Hoger beroep)
Uitspraak 09‑08‑2017
Inhoudsindicatie
Compensatie eigen risico 2008 en 2009. Niet voldaan aan voorwaarden. Afwijzing procedurele verzoeken. De rechtbank heeft uitspraak gedaan zonder een nadere zitting te houden en zonder dat partijen daarvoor om toestemming was gevraagd. Dit betekent dat de aangevallen uitspraak in strijd met artikel 8:57, eerste lid, van de Awb en beginselen van een behoorlijke procesorde is gewezen. Die uitspraak dient daarom te worden vernietigd. Het verzoek van appellant om de zaak terug te verwijzen naar de rechtbank wordt niet ingewilligd. Afwijzing verzoek om schadevergoeding.
15/8007 ZVW, 15/8008 ZVW
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 26 oktober 2015, 14/7719 en 14/7720 (aangevallen uitspraak) en uitspraak om veroordeling tot vergoeding van schade
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
CAK
Datum uitspraak: 9 augustus 2017
PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
CAK heeft een verweerschrift ingediend.
Appellant heeft nadere stukken ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 mei 2017. Appellant is verschenen. CAK heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. B. Imhoff.
OVERWEGINGEN
1. De Raad gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1.
Bij besluiten van 27 mei 2010 heeft CAK de aanvragen van appellant om compensatie van het eigen risico als bedoeld in artikel 118a van de Zorgverzekeringswet over de jaren 2008 en 2009 (CER) afgewezen.
1.2.
Bij besluiten van 27 augustus 2010 (bestreden besluiten) heeft CAK de bezwaren tegen de besluiten van 27 mei 2010 ongegrond verklaard.
1.3.
Bij uitspraak van 8 oktober 2013 (10/4902 en 10/4903) heeft de rechtbank de beroepen gegrond verklaard en de bestreden besluiten vernietigd aangezien appellant in de bezwaarfase in strijd met artikel 7:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) niet is gehoord. De rechtbank heeft voorts bepaald dat de rechtsgevolgen van de vernietigde bestreden besluiten in stand blijven.
1.4.
Bij uitspraak van 12 november 2014 (ECLI:NL:CRVB:2014:3870) heeft de Raad de uitspraak van 8 oktober 2013 vernietigd en de zaken naar de rechtbank terugverwezen. Daarbij heeft de Raad overwogen dat de hoger beroepsgrond dat de rechtbank ondanks een ingediend wrakingsverzoek uitspraak heeft gedaan, slaagt. De rechtbank had bij het blijken van het wrakingsverzoek haar uitspraak wegens schending van fundamentele procedurevoorschriften vervallen moeten verklaren, vervolgens het wrakingsverzoek moeten behandelen en afhankelijk van de beslissing op dat verzoek op de reguliere weg de behandeling van het beroep moeten voortzetten.
1.5.
De wrakingskamer van de rechtbank heeft bij beschikking van 13 februari 2015 het wrakingsverzoek alsnog afgewezen. De wrakingskamer van de rechtbank heeft ook een nieuw wrakingsverzoek van appellant bij beschikking van 30 juni 2015 afgewezen.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank de beroepen opnieuw gegrond verklaard en de bestreden besluiten vernietigd wegens schending van de hoorplicht. De rechtbank heeft voorts bepaald dat de rechtsgevolgen van de vernietigde bestreden besluiten in stand blijven.
3. Appellant heeft de aangevallen uitspraak op de hierna te bespreken gronden bestreden.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
Procedurele verzoeken
4.1.
De Raad heeft geen aanleiding gezien om op verzoek van appellant met toepassing van artikel 8:62, tweede lid, van de Awb te bepalen dat het onderzoek ter zitting plaatsheeft met gesloten deuren. Anders dan appellant meent, heeft een behandeling met gesloten deuren geen relatie met de inzage van zijn dossier door derden. Ook zonder behandeling met gesloten deuren is er geen sprake van dat derden vrijelijk toegang tot het dossier van appellant hebben.
4.2.
Appellant heeft verzocht om de minister van Veiligheid en Justitie en zorgverzekeraar Zilveren Kruis op grond van artikel 8:26, eerste lid, van de Awb als belanghebbenden bij het geding te betrekken. De Raad heeft geen aanleiding gezien dat verzoek in te willigen nu zij geen belanghebbenden als bedoeld in artikel 1:2 van de Awb zijn.
4.3.
De Raad heeft voorts geen aanleiding gezien om met toepassing van artikel 8:45 van de Awb CAK of andere instanties te verzoeken stukken in te zenden. Voor de beslechting van het geschil is geen andere informatie nodig dan in het dossier aanwezig.
De aangevallen uitspraak
4.4.
De rechtbank heeft partijen na de uitspraak van de Raad van 12 november 2014 bij brieven van 27 november 2014 in de gelegenheid gesteld om schriftelijk te reageren op die uitspraak. Daarmee is gegeven dat de rechtbank het onderzoek met toepassing van artikel 8:68, eerste lid, van de Awb heeft heropend. Vervolgens heeft de rechtbank uitspraak gedaan zonder een nadere zitting te houden en zonder dat partijen daarvoor om toestemming was gevraagd. Dit betekent dat de aangevallen uitspraak in strijd met artikel 8:57, eerste lid, van de Awb en beginselen van een behoorlijke procesorde is gewezen. Die uitspraak dient daarom te worden vernietigd.
4.5.
Uit het voorgaande volgt dat de Raad niet meer toekomt aan een bespreking van de overige gronden van appellant dat de rechtbank het recht op een eerlijk proces heeft geschonden.
4.6.
Het verzoek van appellant om de zaak terug te verwijzen naar de rechtbank wordt niet ingewilligd. Nu de voorhanden gegevens daarvoor toereikend zijn, zal de Raad met toepassing van artikel 8:116 van de Awb doen wat de rechtbank zou behoren te doen en het beroep beoordelen.
De beoordeling van het beroep
4.7.
De beroepsgrond dat appellant in de bezwaarfase ten onrechte niet is gehoord, slaagt. Dit betekent dat het beroep tegen het bestreden besluit gegrond is en dat dit besluit wegens strijd met artikel 7:2 van de Awb zal worden vernietigd. De Raad zal onderzoeken of er aanleiding is om te bepalen dat de rechtsgevolgen van het te vernietigen besluit met toepassing van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder a, van de Awb in stand blijven.
4.8.
Niet in geschil is dat niet is voldaan aan de in Regeling zorgverzekering (Rzv) gestelde voorwaarden voor CER in de jaren 2008 en 2009. Voor zover appellant heeft aangevoerd dat de Rzv onverbindend is, slaagt deze grond niet. Verwezen wordt naar de uitspraak van
16 juli 2014, ECLI:NL:CRVB:2014:2654.
4.9.
In de algemene stellingen die appellant heeft aangevoerd met betrekking tot het Unierecht heeft de Raad geen aanknopingspunt gevonden voor het oordeel dat CAK het Unierecht heeft geschonden door geen CER toe te kennen. Er is, gelet hierop, geen aanleiding om het verzoek van appellant om prejudiciële vragen te stellen aan het Hof van Justitie van de Europese Unie in te willigen.
4.10.
De beroepsgrond dat sprake is van schending van artikel 1 van het Eerste Protocol bij het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden slaagt niet. CAK heeft door het afwijzen van de CER geen inbreuk gemaakt op een eigendomsrecht van appellant.
4.11.
Uit het vorenstaande volgt dat zal worden bepaald dat de rechtsgevolgen van het te vernietigen besluit in stand blijven. Wat appellant voor het overige naar voren heeft willen brengen in zijn zeer omvangrijke schrifturen leidt niet tot een ander oordeel.
Schadevergoeding
4.12.
Over het verzoek om de rechtbank te veroordelen tot schadevergoeding wordt het volgende overwogen. Artikel 1.1, tweede lid, onder c, van de Awb betekent dat de rechtbank geen bestuursorgaan is in de zin van de Awb, behoudens de hier niet aan de orde zijnde uitzondering bedoeld in het derde lid van dat artikel. Op grond van artikel 8:88 van de Awb is de bestuursrechter uitsluitend bevoegd om een bestuursorgaan te veroordelen tot schadevergoeding. Nu de rechtbank in deze zaak niet als bestuursorgaan heeft gehandeld, dient het verzoek niet-ontvankelijk te worden verklaard.
Proceskosten
5. Van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen is de Raad niet gebleken.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep
- vernietigt de aangevallen uitspraak;
- verklaart de beroepen tegen de besluiten van 27 augustus 2010 gegrond en vernietigt deze besluiten;
- bepaalt dat de rechtsgevolgen van deze besluiten in stand blijven;
- wijst het verzoek om CAK te veroordelen tot het betalen van schadevergoeding af;
- verklaart het verzoek om de rechtbank te veroordelen tot het betalen van schadevergoeding niet-ontvankelijk;
- bepaalt dat CAK het in hoger beroep betaalde griffierecht van € 123,- aan appellant vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door R.M. van Male als voorzitter en J. Brand en J.P.A. Boersma als leden, in tegenwoordigheid van R.H. Budde als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 9 augustus 2017.
(getekend) R.M. van Male
(getekend) R.H. Budde