CRvB, 12-11-2014, nr. 13-6186 AWBZ
ECLI:NL:CRVB:2014:3870
- Instantie
Centrale Raad van Beroep
- Datum
12-11-2014
- Zaaknummer
13-6186 AWBZ
- Vakgebied(en)
Sociale zekerheid algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:CRVB:2014:3870, Uitspraak, Centrale Raad van Beroep, 12‑11‑2014; (Hoger beroep)
- Vindplaatsen
Uitspraak 12‑11‑2014
Inhoudsindicatie
Wrakingsverzoek is niet doorgeleid. Schending van fundamentele procedurevoorschriften. Terugverwijzen naar rechtbank.
13/6186 AWBZ, 13/6187 AWBZ
Datum uitspraak: 12 november 2014
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van
8 oktober 2013, 10/4902 en 10/4903 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats] (appellant)
CAK
PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
CAK heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 1 oktober 2014. Appellant is verschenen. CAK heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. B. Imhoff.
OVERWEGINGEN
1. De Raad gaat uit van de volgende feiten.
1.1.
Op een aanvraag van appellant om compensatie van het eigen risico over de jaren 2008 en 2009 (als bedoeld in artikel 118a van de Zorgverzekeringswet) heeft CAK afwijzend beslist. Het bezwaar van appellant daartegen heeft CAK bij besluiten van 27 augustus 2010 ongegrond verklaard. Appellant heeft tegen die besluiten beroep ingediend bij de rechtbank.
1.2.
De behandeling ter zitting bij de rechtbank heeft plaatsgevonden op 27 augustus 2013.
1.3.
Appellant heeft op 3 oktober 2013 een wrakingsverzoek ingediend bij de rechtbank.
1.4.
De rechtbank heeft op 8 oktober 2013 de aangevallen uitspraak gedaan.
1.5.
De voorzitter van de wrakingskamer van de rechtbank heeft op 18 oktober 2013 aan appellant een brief geschreven. Daarin staat dat de rechtbank ten onrechte niet tijdig genoeg heeft onderkend dat er sprake was van een wrakingsverzoek, dat het wrakingsverzoek niet op juiste wijze is doorgeleid naar de voor wrakingsafdoening verantwoordelijke personen binnen de rechtbank en dat dit een omissie van de rechtbank betreft. De conclusie die de voorzitter van de wrakingskamer vervolgens trekt is:
“Omdat er uitspraak is gedaan in uw zaken, is het gevolg hiervan dat uw verzoek, hoewel dit tijdig is ingediend, niet meer kan worden behandeld. Wraking is er op gericht de rechter van (verdere) deelname aan de behandeling van de zaak af te houden. Dat doel kan niet meer worden bereikt als er al uitspraak is gedaan. Een uitspraak die is gedaan heeft rechtskracht en kan slechts in hoger beroep worden aangetast. Dat is erg vervelend voor u en dat spijt mij zeer.”
2. Appellant heeft onder meer beroepsgronden ingediend tegen het feit dat de rechtbank uitspraak heeft gedaan, ondanks het door appellant ingediende wrakingverzoek.
3. Deze beroepsgrond slaagt. De rechtbank had bij het blijken van het wrakingsverzoek haar uitspraak wegens schending van fundamentele procedurevoorschriften vervallen moeten verklaren, vervolgens het wrakingsverzoek moeten behandelen en afhankelijk van de beslissing op dat verzoek op de reguliere weg de behandeling van het beroep moeten voortzetten. Nu dit niet is gebeurd, komt de aangevallen uitspraak voor vernietiging in aanmerking en worden beide zaken terugverwezen naar de rechtbank. Gelet hierop komt de Raad aan een beoordeling van de andere beroepsgronden niet meer toe.
4. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep
- vernietigt de aangevallen uitspraak;
- wijst de zaken terug naar de rechtbank Amsterdam;
- bepaalt dat het in hoger beroep betaalde griffierecht van € 118,- door de griffier van de Raad
wordt terugbetaald aan appellant.
Deze uitspraak is gedaan door A.J. Schaap als voorzitter en G. van Zeben-de Vries en
D.S. de Vries als leden, in tegenwoordigheid van H.J. Dekker als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 12 november 2014.
(getekend) A.J. Schaap
(getekend) H.J. Dekker