Einde inhoudsopgave
Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering
Artikel 282a [Aanhouding in verband met griffierecht]
Geldend
Geldend vanaf 01-04-2013
- Bronpublicatie:
07-03-2013, Stb. 2013, 92 (uitgifte: 15-03-2013, kamerstukken: 33108)
- Inwerkingtreding
01-04-2013
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
27-03-2013, Stb. 2013, 119 (uitgifte: 29-03-2013, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht / Algemeen
1.
Voor zover bij of krachtens deze wet of een andere wet niet anders is bepaald, houdt de rechter de zaak aan zolang de verzoeker en de belanghebbende het griffierecht niet hebben voldaan en de termijn genoemd in artikel 3, vierde lid, van de Wet griffierechten burgerlijke zaken nog loopt.
2.
Heeft de verzoeker het verschuldigde griffierecht niet tijdig voldaan, dan verklaart de rechter de verzoeker niet-ontvankelijk in het verzoek. Voordat de rechter hiertoe overgaat, stelt hij de verzoeker in de gelegenheid zich uit te laten over het niet tijdig voldoen van het verschuldigde griffierecht.
3.
Heeft de belanghebbende het verschuldigde griffierecht niet tijdig voldaan, dan betrekt de rechter het ingediende verweerschrift niet bij zijn beslissing op het verzoek. Voordat de rechter hiertoe overgaat, stelt hij de belanghebbende in de gelegenheid zich uit te laten over het niet tijdig voldoen van het verschuldigde griffierecht.
4.
De rechter laat het eerste lid, tweede lid, eerste volzin, en derde lid, eerste volzin geheel of ten dele buiten toepassing, indien hij van oordeel is dat de toepassing van die bepalingen gelet op het belang van één of meer van de partijen bij toegang tot de rechter, zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard.
5.
Tegen beslissingen ingevolge het tweede, derde of vierde lid staat geen hogere voorziening open.
6.
Het eerste tot en met vijfde lid is niet van toepassing in zaken bij de voorzieningenrechter.