NJB 2021/1894
Nemo tenetur-beginsel en opzettelijke overtreding van de plicht die op grond van art. 8 lid 1 Verordening op marktdeelnemers rust om de bevoegde instanties onverwijld in kennis te stellen van elk voorval, zoals ongewone orders of transacties met geregistreerde stoffen, dat erop kan wijzen dat deze in de handel te brengen stoffen wellicht worden misbruikt om verdovende middelen of psychotrope stoffen op illegale wijze te vervaardigen: een vervolging wegens het niet-naleven van de verplichting van art. 8 lid 1 Verordening doet aan het nemo tenetur-beginsel geen afbreuk.
HR 15-06-2021, ECLI:NL:HR:2021:849
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
15 juni 2021
- Magistraten
Mrs. V. van den Brink, Y. Buruma, J. Wortel, J.C.A.M. Claassens, M.J. Borgers
- Zaaknummer
19/04469
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Bijzonder strafrecht (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2021:849, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 15‑06‑2021
ECLI:NL:PHR:2021:13, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 12‑01‑2021
Beroepschrift, Hoge Raad, 16‑07‑2020
- Wetingang
(art. 8 Verordening nr. 273/2004 inzake drugsprecursoren)
Essentie
Nemo tenetur-beginsel en opzettelijke overtreding van de plicht die op grond van art. 8 lid 1 Verordening op marktdeelnemers rust om de bevoegde instanties onverwijld in kennis te stellen van elk voorval, zoals ongewone orders of transacties met geregistreerde stoffen, dat erop kan wijzen dat deze in de handel te brengen stoffen wellicht worden misbruikt om verdovende middelen of psychotrope stoffen op illegale wijze te vervaardigen: een vervolging wegens het niet-naleven van de verplichting van art. 8 lid 1 Verordening doet aan het nemo tenetur-beginsel geen afbreuk.
Uitspraak
Inleiding
Verdachte is veroordeeld omdat hij – kort gezegd – (feit 2) ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.