Rb. Zutphen, 25-04-2012, nr. 125257 / HA ZA 11-840
ECLI:NL:RBZUT:2012:BX1316
- Instantie
Rechtbank Zutphen
- Datum
25-04-2012
- Magistraten
Mr. D. Vergunst
- Zaaknummer
125257 / HA ZA 11-840
- Roepnaam
Plemaco/Fayrefield Foods
- Vakgebied(en)
Ondernemingsrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBZUT:2012:BX1316, Uitspraak, Rechtbank Zutphen, 25‑04‑2012
Uitspraak 25‑04‑2012
Mr. D. Vergunst
Partij(en)
Vonnis van 25 april 2012
in de zaak met zaaknummer / rolnummer: 125257 / HA ZA 11-840 van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
PLEMACO B.V.,
gevestigd te Borculo, gemeente Berkelland,
eiseres,
advocaat mr. A.F. Ammerlaan te Dordrecht,
tegen
de rechtspersoon naar het recht van het Verenigd Koninkrijk
FAYREFIELD FOODS LTD,
gevestigd te Crewe (Verenigd Koninkrijk),
gedaagde,
advocaat mr. A.M. Boot te Amsterdam,
en in de zaak met zaaknummer / rolnummer 125031 / HA ZA 11-821 van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
PLEMACO B.V.,
gevestigd te Borculo, gemeente Berkelland,
eiseres,
advocaat mr. A.F. Ammerlaan te Dordrecht,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
FAYREFIELD INTERNATIONAL B.V.,
gevestigd te Borculo, gemeente Berkelland,
gedaagde,
advocaat mr. A.M. Boot te Amsterdam,
en in de zaak met zaaknummer / rolnummer 125359 / HA ZA 11-848 van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
FAYREFIELD INTERNATIONAL B.V.,
gevestigd te Borculo, gemeente Berkelland,
eiseres,
advocaat mr. A.M. Boot te Amsterdam,
tegen
- 1.
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
PLEMACO B.V.,
gevestigd te Borculo, gemeente Berkelland,
- 2.
[betrokkene 1],
wonende te [woonplaats], gemeente [gemeente],
gedaagden,
advocaat mr. A.F. Ammerlaan te Dordrecht.
Partijen zullen hierna Plemaco, Fayrefield Foods, Fayrefield International en [betrokkene 1] genoemd worden.
1. De procedure in de zaak 11-840
1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- —
het tussenvonnis van 30 november 2011
- —
het proces-verbaal van comparitie van 18 januari 2012
- —
het proces-verbaal van comparitie van 16 maart 2012.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De procedure in de zaak 11-821
2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- —
het tussenvonnis van 7 december 2011
- —
het proces-verbaal van comparitie van 16 maart 2012.
2.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.
3. De procedure in de zaak 11-848
3.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- —
het tussenvonnis van 7 december 2011
- —
het proces-verbaal van comparitie van 16 maart 2012.
3.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.
4. De feiten in alle drie de zaken
4.1.
Fayrefield Foods is een marketingbedrijf op het gebied van zuivelproducten. Fayrefield Foods maakt deel uit van een internationaal opererende groep ondernemingen die actief is op onder andere het gebied van de handel in voor humane consumptie bestemde producten. In verband met haar wens om haar activiteiten te verbreden door ook te gaan handelen in veevoeders, heeft Fayrefield Foods medio januari 2005 [betrokkene 1] benaderd, die —anders dan Fayrefield Foods— kennis en ervaring op dit gebied had. Daarnaast beschikte [betrokkene 1] over een uitgebreid netwerk van potentiële klanten.
4.2.
Het overleg heeft ertoe geleid dat Plemaco (een vennootschap van [betrokkene 1]) en Fayrefield Foods op 22 december 2005 Fayrefield International hebben opgericht. Plemaco verwierf 25% van de aandelen in Fayrefield International, Fayrefield Foods de overige 75%. Plemaco is benoemd tot enig statutair directeur van Fayrefield International.
4.3.
Plemaco is in feite in september 2005 begonnen met haar werkzaamheden ten behoeve van (toen nog) Fayrefield International i.o. en ontving daarvoor maandelijks een vergoeding. Op 25 augustus 2006 hebben Plemaco, daarbij vertegenwoordigd door [betrokkene 1], en Fayrefield International, daarbij eveneens vertegenwoordigd door [betrokkene 1], de tussen Plemaco en Fayrefield International geldende afspraken schriftelijk bevestigd in een ‘Management agreement’ (productie 3 van Plemaco).
In deze overeenkomst komen onder meer de navolgende bepalingen voor:
‘(…)
Section 1
Activities
1.
Plemaco is willing to take care of the daily management of Fayrefield and the affiliated company (…)
Section 2
Duration and closure
1.
This agreement is considered to become effective on September 1, 2005 and is concluded for an indefinite period of time.
2.
Each of the parties can terminate the agreement compliance with a 3 months period of notice (for the first time termination can occur after 5 years, at the earliest as of September1, 2010). (…)
Section 3
Remunerations
1.
Fayrefield will pay an monthly fixed fee to the amount of € 15,000 (…) for performing the activities as described under section 1. This fee is monthly claimable.
2.
The fee will be indexed-linked yearly (…)
Section 4
Secrecy
1.
Plemaco commits herself not to reveal any knowledge or data in any way to whomever during the existence of this agreement as well as after the termination for whatever reason regarding the business of Fayrefield, which Plemaco got acquainted with during or as a result of the execution of the function as stated in this agreement, about which secrecy has been imposed on her or of which she knows or supposed to know the secretive or confidential character (…).’
4.4.
Voormelde overeenkomst is op 19 november 2010 vervangen door een ‘Managementovereenkomst’, waarbij [betrokkene 1] eveneens zowel Plemaco als Fayrefield International heeft vertegenwoordigd (productie 5 van Plemaco). Deze overeenkomst wijkt voor zover van belang af van de overeenkomst van 25 augustus 2006 in die zin dat de overeenkomst is aangegaan voor de duur van 10 jaar en loopt van 1 september 2010 tot 1 september 2020, waarna opzegging mogelijk is met inachtneming van een opzegtermijn van 3 maanden (artikel 4) alsmede dat de maandelijkse —te indexeren— beheersvergoeding voor Plemaco is bepaald op € 16.014,--.
4.5.
Begin 2011 heeft Fayrefield Foods aan Plemaco laten weten dat zij had besloten dat Fayrefield International zou stoppen met de Nederlandse activiteiten. Fayrefield Foods heeft in dit verband aan Plemaco aangeboden om de aandelen van Fayrefield Foods in Fayrefield International te kopen tegen de intrinsieke waarde. Plemaco heeft daarop aan Fayrefield Foods laten weten dat zij niet eerder op het aanbod zou reageren dan nadat de jaarrekening van Fayrefield International van 2010 was vastgesteld.
4.6.
Op 16 mei 2011 heeft een algemene vergadering van aandeelhouders van Fayrefield International plaatsgevonden, waarbij het enige agendapunt betrof de vaststelling van de jaarrekening van 2010. De jaarrekening is toen niet vastgesteld omdat Fayrefield Foods niet akkoord wenste te gaan met de op 19 november 2010 vastgelegde managementovereenkomst. Fayrefield Foods (in de persoon van de heer [betrokkene 2]) vond met name de looptijd van deze overeenkomst (10 jaar) voor haar onacceptabel. In de notulen van deze vergadering (productie 7 van Plemaco) komt nog de volgende passage voor: ‘[betrokkene 2] has seen the annual accounts and agrees to the figures therein (…)’.
4.7.
Plemaco heeft per e-mail van 23 mei 2011 (productie 8 van Plemaco) aan Fayrefield Foods een onderbouwd aanbod gedaan om de door Fayrefield Foods gehouden aandelen in Fayrefield International over te nemen voor een bedrag van € 1,--, met de toevoeging dat indien Fayrefield Foods dat aanbod niet zou aanvaarden, de prijs voor de aandelen diende te worden bepaald op de in de statuten van Fayrefield International voorziene wijze.
4.8.
Fayrefield Foods heeft per e-mail van 26 mei 2011 (productie 9 van Plemaco) het aanbod van Plemaco verworpen en —impliciet— tevens het verzoek om de prijs voor de aandelen te laten bepalen overeenkomstig de statutaire regeling van Fayrefield International. Fayrefield Foods heeft daarbij tevens aan Plemaco opgedragen om een buitengewone vergadering van aandeelhouders uit te schrijven voor 15 juni 2011, met als één van de agendapunten het ontslag van Plemaco als statutair directeur van Fayrefield International.
4.9.
Plemaco heeft bij brief van 21 juni 2011 (productie 11 van Plemaco) aan Fayrefield Foods een oproep gestuurd voor een buitengewone vergadering van aandeelhouders, waarbij Plemaco de datum heeft bepaald op 22 augustus 2011. In deze oproep komt nog de volgende passage voor:
‘Because you have protested strongly against the last management agreement between Fayrefield International B.V. and Plemaco B.V. (…) the parties have agreed to terminate forthwith that contract dated November 19, 2010 under condition that the management agreement dated August 25, 2006 will fully remain applicable between above parties (…)’
4.10.
Fayrefield Foods heeft vervolgens zelf een buitengewone vergadering van aandeelhouders uitgeschreven voor 13 juli 2011. Plemaco is op die vergadering verschenen en is bij die gelegenheid met onmiddellijke ingang ontslagen als statutair bestuurder van Fayrefield International.
De bedrijfsvoering van Fayrefield International is op 13 juli 2011 feitelijk beëindigd.
4.11.
Fayrefield International (hierna ook: de Vennootschap) heeft bij brief van haar advocaat d.d. 20 juli 2011 (productie 8 van Fayrefield Foods) jegens Plemaco de nietigheid van de managementovereenkomst van 19 november 2010 ingeroepen en daarnaast nog het volgende aan Plemaco medegedeeld:‘Hoe het ook zij en voor zover vereist, beëindigt de Vennootschap hierbij enige managementovereenkomst met Plemaco met onmiddellijke ingang. De reden voor de beëindiging is, enerzijds, het ontslag van Plemaco als statutair directeur van de Vennootschap en, anderzijds het verlies van vertrouwen van de Vennootschap in Plemaco, welk verlies van vertrouwen onder meer het gevolg is van handelingen door Plemaco die in strijd zijn met de belangen van de Vennootschap. Tot die handelingen behoren het buiten medeweten van de aandeelhoudersvergadering aangaan van een overeenkomst tussen Plemaco en de Vennootschap (tegenstrijdig belang) en starten van een concurrerende onderneming onder de naam [A] B.V. De Vennootschap meent dat deze handelingen tevens onrechtmatig zijn jegens haar (…)’.
5. De vorderingen in de zaak 11-840
5.1.
Plemaco vordert dat de rechtbank bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
- a.
voor recht zal verklaren dat Plemaco door de in de dagvaarding omschreven gedragingen van Fayrefield Foods, althans door de duurzaam verstoorde verhoudingen tussen Plemaco en Fayrefield Foods, zodanig in haar rechten en/of belangen wordt geschaad dat het voortduren van haar aandeelhouderschap van Fayrefield International in redelijkheid niet meer van haar kan worden gevergd;
- b.
zal bepalen dat alle door Plemaco in Fayrefield International gehouden aandelen, overeenkomstig de leden 3, 4 en 5 van artikel 2: 343 BW, binnen 14 dagen na betekening van het in deze te wijzen vonnis door Fayrefield Foods moeten worden overgenomen tegen een door de rechtbank te bepalen bedrag en kosten koper, dit op straffe van verbeurte van een dwangsom aan Plemaco, groot € 2.000,-- per dag of gedeelte daarvan dat Fayrefield Foods in gebreke zal blijven aan het voormelde te voldoen;
- c.
zal bepalen dat Plemaco alle door haar in Fayrefield International gehouden aandelen, overeenkomstig de leden 3, 4 en 5 van artikel 2: 343 BW, op eerste schriftelijk verzoek van Fayrefield Foods tegen contante betaling moet leveren ten overstaan van een in Borculo gevestigde notaris, dit op straffe van verbeurte van een dwangsom aan Plemaco [Fayrefield Foods, zo begrijpt de rechtbank], groot € 2.000,-- voor iedere dag of gedeelte daarvan dat Fayrefield Foods [Plemaco, zo begrijpt de rechtbank] in gebreke zal blijven aan het voormelde te voldoen;
- d.
Fayrefield Foods zal veroordelen in de kosten van de onderhavige procedure, een bedrag voor de advocaat van Plemaco alsmede de nakosten daaronder begrepen.
5.2.
Plemaco legt aan haar vorderingen, tegen de achtergrond van de vaststaande feiten, de navolgende stellingen ten grondslag.
Plemaco heeft tot 13 juli 2011 helemaal zelfstandig gewerkt binnen Fayrefield International en daarbij zeer goede financiële resultaten behaald. Fayrefield Foods heeft zich al die jaren niet bemoeid met het beleid en beheer van Fayrefield International. Fayrefield Foods heeft zich beperkt tot het leveren van producten en faciliteiten aan Fayrefield International. Fayrefield Foods heeft nimmer kritiek geuit op Plemaco.
In mei 2010 heeft Plemaco (in de persoon van [betrokkene 1]) desgevraagd aan [betrokkene 3] (directeur/ groot aandeelhouder van Fayrefield Foods) toegezegd dat Plemaco bereid was nog 10 jaar voor Fayrefield International werkzaam te blijven. Dit echter op voorwaarde dat Plemaco dan ook zekerheid voor die termijn van 10 jaar zou krijgen. [betrokkene 3] heeft daarmee ingestemd. Plemaco heeft dit medegedeeld aan de accountant van Fayrefield International. Toen de termijn van de eerste managementovereenkomst afliep, heeft die accountant een nieuwe managementovereenkomst voor bepaalde tijd (10 jaar) aan partijen ter ondertekening voorgelegd.
Op de algemene vergadering van aandeelhouders van 16 mei 2011 bleek dat Fayrefield Foods ontstemd was vanwege het feit dat Plemaco niet onmiddellijk akkoord was gegaan met de door Fayrefield Foods gedicteerde prijs en voorwaarden ter zake van de door Fayrefield Foods aan Plemaco aangeboden aandelen in Fayrefield International. Als sanctie voor deze weigering heeft Fayrefield Foods Plemaco op 13 juli 2011 zonder opgaaf van reden ten onrechte ontslagen als statutair directeur van Fayrefield International. Dit terwijl Plemaco de managementovereenkomst van 19 november 2010 voordien ongedaan had gemaakt.
Fayrefield Foods liet zich daarbij niets gelegen liggen aan het feit dat daarmee ook de weer herleefde managementovereenkomst van 25 augustus 2006 tussen Plemaco en Fayrefield International zou worden beëindigd. Fayrefield Foods heeft na afloop van de vergadering van 13 juli 2011 de sleutels van het bedrijfspand ingenomen van Plemaco, waardoor het voor Plemaco onmiddellijk fysiek onmogelijk werd gemaakt om nog werkzaamheden voor Fayrefield International te verrichten. Fayrefield Foods heeft direct na het ontslag van Plemaco, zonder overleg met en toestemming van mede-aandeelhouder Plemaco het kantoor van Fayrefield International gesloten en bewerkstelligd dat Fayrefield International ook niet meer rechtstreeks telefonisch bereikbaar was. Leveranciers, vervoerders en klanten kregen op een bandje te horen dat men maar naar Engeland moest bellen. Een dergelijke handelwijze is desastreus voor de continuïteit van een handelsfirma die in dagvers producten handelt. Fayrefield Foods heeft niet getracht samen met Plemaco naar een oplossing te zoeken voor het feit dat de enig overgebleven medewerker van Fayrefield Foods de positie van Plemaco als statutair directeur niet wenste over te nemen en zijn vertrek had aangekondigd. Door toedoen van Fayrefield Foods zijn de activiteiten van Fayrefield International volledig stil komen te liggen.
Plemaco is alleen maar aandeelhouder geworden omdat haar was beloofd dat zij als enig en zelfstandig bevoegd directeur de activiteiten van Fayrefield International zou gaan verrichten en ook op die manier kon meedelen in het resultaat van de eigen arbeid. Plemaco is geen belegger. De onderlinge verstandhouding tussen Plemaco en Fayrefield Foods is volledig en duurzaam verstoord. Door het ontslag van Plemaco als statutair directeur van Fayrefield International, waardoor Plemaco geen managementvergoeding en geen bonus meer ontvangt, is voor Plemaco iedere reden voor het aandeelhouderschap volledig komen te ontvallen. Na 13 juli 2011 heeft Fayrefield Foods zich gedragen alsof zij bestuurder en enig aandeelhouder van Fayrefield International was en heeft Fayrefield Foods allerlei beslissingen genomen zonder overleg en toestemming van Plemaco, terwijl het om aangelegenheden ging die waren voorbehouden aan de algemene vergadering van aandeelhouders en/of het bestuur van Fayrefield International. Sedert 13 juli 2011 heeft Plemaco geen enkele zeggenschap over of invloed bij Fayrefield International. Op 13 juli 2011waren de aandelen in Fayrefield International nog veel waard. Na het ontslag van Plemaco is het door toedoen van Fayrefield Foods snel bergafwaarts gegaan met Fayrefield International. De aandelen zijn nu niets meer waard.
6. Het verweer in de zaak 11-840
6.1.
Fayrefield Foods concludeert dat de rechtbank Plemaco niet-ontvankelijk zal verklaren in haar vorderingen, althans haar deze zal ontzeggen met haar uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling in de kosten van het geding.
6.2.
Fayrefield Foods voert de navolgende verweren aan.
Fayrefield Foods was niet bekend met beide managementovereenkomsten. In de jaarrekeningen over de jaren voorafgaand aan 2010 werd alleen de verplichting tot betaling van een jaarlijkse managementvergoeding vermeld alsmede dat dit bedrag jaarlijks zou worden geïndexeerd. Fayrefield Foods betwist dat [betrokkene 3] met Plemaco is overeengekomen dat Plemaco voor minstens nog tien jaar als manager voor Fayrefield International werkzaam zou zijn. Beide managementovereenkomsten bevatten ongebruikelijke en eenzijdig voorwaarden ten gunste van [betrokkene 1]/ Plemaco. Nu in de managementovereenkomsten de arbeidsvoorwaarden van Plemaco als bestuurder van Fayrefield International worden geregeld, is er sprake van een tegenstrijdig belang tussen Plemaco en Fayrefield International. Deze overeenkomsten zijn nietig dan wel vernietigbaar. Plemaco had het sluiten van de managementovereenkomsten aan anderen moeten overlaten. Plemaco heeft laakbaar gehandeld door de managementovereenkomsten zelfstandig aan te gaan. Dit is voldoende reden om de relatie met Plemaco/[betrokkene 1] met onmiddellijke ingang te beëindigen. Het bekend worden van de managementovereenkomst van 19 november 2010 voor een periode van 10 jaar, heeft een onoplosbare vertrouwensbreuk bij Fayrefield Foods veroorzaakt. Fayrefield Foods kreeg geen inzicht in de gang van zaken bij Fayrefield International. Fayrefield Foods zag zich dan ook genoodzaakt om Plemaco als bestuurder te ontslaan en het bestuur van Fayrefield International op zich te nemen. Plemaco kende de redenen van het ontslag. Het ontslag van Plemaco is rechtsgeldig en hiermee is de enige overeenkomst van opdracht tussen Fayrefield International en Plemaco beëindigd.
Onmiddellijk na het ontslag van Plemaco op 13 juli 2011 heeft [betrokkene 1] het kantoor van Fayrefield International verlaten. [betrokkene 1] bleek niet bereid om met [betrokkene 2] (eventueel op een later tijdstip) over de verdere gang van zaken te spreken. Op 13 juli 2011 bleek dat de enige twee werknemers die bij Fayrefield International in dienst waren hun arbeidsovereenkomst hadden opgezegd. Hierdoor had Fayrefield International geen werknemers meer.
Vanaf 13 juli 2011 is overeenkomstig de statuten van Fayrefield International een (waarnemend) bestuurder aangesteld. Beslissingen die de goedkeuring van de aandeelhouders van Fayrefield International behoeven, zijn aan de aandeelhoudersvergadering voorgelegd. Fayrefield Foods biedt hiervan uitdrukkelijk bewijs aan. Plemaco is niet zodanig in haar rechten of belangen geschaad dat het voortduren van haar aandeelhouderschap in redelijkheid niet meer van haar gevergd kan worden.
Bij de bepaling van de overnameprijs dient rekening te worden gehouden met het feit dat Plemaco op 1 juli 2011 een met Fayrefield International concurrerende onderneming, [A] B.V., heeft opgericht en dat Plemaco daarbij stelselmatig en substantieel gebruik maakt van het leveranciers- en klantenbestand en de knowhow die Fayrefield International in de loop der jaren heeft opgebouwd en aan (de vennootschap van) [betrokkene 1] ter beschikking heeft gesteld. Hierdoor kan Fayrefield International geen inkomsten meer genereren en is verlieslatend. Door deze gedragingen van [betrokkene 1]/Plemaco is de waarde van de aandelen in Fayrefield International nagenoeg nihil geworden.
7. De beoordeling in de zaak 11-840
7.1.
Het conflict tussen partijen vloeit voort uit het door de buitengewone vergadering van aandeelhouders van de in Nederland gevestigde en naar Nederlands recht opgerichte rechtspersoon Fayrefield International genomen besluit om Plemaco per direct te ontslaan als statutair bestuurder van Fayrefield International. De Nederlandse rechter is op grond van het bepaalde in artikel 22 aanhef en lid 2 van de EEX-Verordening bevoegd om van de onderhavige vorderingen kennis te nemen. Die bevoegdheid vloeit tevens voort uit het bepaalde in artikel 2: 343 lid 1 juncto artikel 2: 336 lid 3 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
7.2.
Daar waar Fayrefield International ingevolge de akte van oprichting haar zetel heeft in Nederland en Fayrefield International naar Nederlands recht is opgericht, wordt het onderhavige geschil beheerst door Nederlands recht. Dit volgt uit het bepaalde in artikel 10:118 BW.
7.3.
De aandeelhouder die door gedragingen van een of meer mede-aandeelhouders zodanig in zijn rechten of belangen wordt geschaad dat het voortduren van zijn aandeelhouderschap in redelijkheid niet meer van hem kan worden gevergd, kan van die mede-aandeelhouders in rechte vorderen dat zijn aandelen worden overgenomen (artikel 2: 343 lid 1 BW). Toewijzing van een dergelijke vordering heeft het ingrijpend gevolg dat mede-aandeelhouders tegen hun zin worden gedwongen om de aandelen van de minderheidsaandeelhouder —uiteraard tegen gelijktijdige betaling van de door de rechter vastgestelde waarde— over te nemen. Tot een dergelijke ingrijpende maatregel zal niet lichtvaardig kunnen worden besloten.
7.4.
Voor toewijzing van voormelde vordering is echter niet noodzakelijk dat de meerderheidsaandeelhouder onrechtmatig heeft gehandeld jegens de minderheidsaandeelhouder. Indien daarvan sprake is, dan kan de minderheidsaandeelhouder daarnaast een vordering tot schadevergoeding instellen. Dat is hier niet aan de orde.
7.5.
De eerste vraag die in dit verband beantwoord dient te worden is of er voor Fayrefield Foods een deugdelijke grond voorhanden was om Plemaco op 13 juli 2011 per direct te ontslaan als statutair directeur van Fayrefield International.
7.6.
Ter comparitie van 18 januari 2012 is gebleken dat voor Fayrefield Foods de enige reden om tot bedoeld ontslag te besluiten was gelegen in het feit dat Fayrefield Foods onaangenaam was verrast door de managementovereenkomst van 19 november 2010, die een looptijd had van 10 jaar en dat Plemaco/[betrokkene 1] zich ter onderbouwing van deze overeenkomst heeft beroepen op een in mei 2010 met [betrokkene 3] (directeur/groot aandeelhouder van Fayrefield Foods) gemaakte afspraak die —naar Fayrefield Foods heeft gesteld— achteraf niet bleek te bestaan. Hierdoor is volgens Fayrefield Foods een onherstelbare vertrouwensbreuk met Plemaco/[betrokkene 1] ontstaan.
7.7.
Plemaco heeft geen specifiek bewijs aangeboden van de gestelde overeenstemming met [betrokkene 3] over een nieuwe managementovereenkomst voor de duur van minimaal 10 jaar, zodat niet van de gestelde overeenstemming kan worden uitgegaan. Dat is echter nog niet beslissend.
Immers, op zichzelf was sprake van een legitieme wens van Plemaco/[betrokkene 1] om —mede met het oog op de toekomstige pensionering van [betrokkene 1]— zekerheid te verkrijgen dat de —tot dan toe ook voor Fayrefield Foods als aandeelhouder onbestreden positief uitgevallen— activiteiten voor Fayrefield International, nog een lange periode zouden kunnen voortduren. Daarbij komt dat Fayrefield Foods niet heeft weersproken dat de goodwill van Fayrefield International geheel aan de persoon van [betrokkene 1] is verbonden. Als niet-jurist kon [betrokkene 1] in bedoelde managementovereenkomst, die onbetwist door de accountant van Fayrefield International op schrift is gesteld, een periode van 10 jaar laten vastleggen, temeer nu de accountant [betrokkene 1] er blijkbaar niet op heeft gewezen dat dit mogelijk te veel van het goede zou zijn. Bij dit alles mag niet onvermeld blijven dat op geen enkele wijze is gebleken dat Plemaco/[betrokkene 1] per se aan deze nieuwe overeenkomst wilde vasthouden. Het tegendeel is het geval. Plemaco heeft immers in haar oproeping voor een buitengewone vergadering van aandeelhouders bij brief van 21 juni 2011 de gewraakte managementovereenkomst laten vervallen. Bovendien heeft Fayrefield Foods de stelling van Plemaco ter comparitie van 18 januari 2012 erkend dat zij reeds op 27 maart 2011 de onder 2.4. bedoelde managementovereenkomst naar Fayrefield Foods heeft toegezonden, zonder dat zij daarin aanleiding vond om daar aanstonds op te reageren, maar dit eerst te doen op de algemene vergadering van aandeelhouders van 16 mei 2011. Een deugdelijke reden om Plemaco op 13 juli 2011 per direct te ontslaan als statutair directeur van Fayrefield International was er dan ook niet voor Fayrefield Foods. Dit temeer nu Plemaco onbetwist heeft gesteld dat Fayrefield Foods zich sinds 2005 nimmer heeft bemoeid met het beleid en beheer van Fayrefield International door [betrokkene 1] en daar ook nimmer kritiek op heeft gehad. Sterker nog: Fayrefield Foods heeft de afgelopen jaren zonder andere inspanningen te leveren dan het leveren van de grondstoffen substantiële dividenden ontvangen dankzij de kennis van de Nederlandse markt van Plemaco/[betrokkene 1].
Ten overvloede wordt hierbij nog overwogen dat het Fayrefield Foods is geweest die de kwestie met Plemaco/[betrokkene 1] geheel onnodig heeft laten escaleren. Immers, het mag zo zijn dat het in de ogen van Fayrefield Foods onvoldoende onderbouwde aanbod van Plemaco om de aandelen van Fayrefield Foods over te nemen voor € 1,-- buiten de orde was, niet valt in te zien (en Fayrefield Foods heeft daarvoor ook geen enkele reden gegeven) waarom Fayrefield Foods niet is ingegaan op het subsidiaire aanbod van Plemaco om de waarde van de door Fayrefield Foods gehouden aandelen te laten vaststellen overeenkomstig de regeling in de statuten van Fayrefield International. Indien die weg zou zijn gevolgd, zou de onderhavige procedure en de in het verlengde daarvan liggende overige procedures waarschijnlijk niet gevoerd hebben moeten worden.
7.8.
Fayrefield Foods heeft niet betwist dat Plemaco alleen maar aandeelhouder van Fayrefield International is geworden omdat Fayrefield Foods Plemaco had beloofd dat zij als enig en zelfstandig bevoegd directeur de activiteiten van Fayrefield International zou gaan verrichten en ook op die manier kon meedelen in het resultaat van eigen arbeid. Fayrefield Foods heeft Plemaco zonder dat daarvoor een deugdelijke grond was ontslagen als statutair directeur van Fayrefield International. Daardoor heeft Fayrefield Foods Plemaco de mogelijkheid onthouden door eigen inspanningen —die, gezien de kennis van [betrokkene 1] van de marktomstandigheden voor het behalen van een goed resultaat van zwaarwegend, zo zelfs niet van cruciaal belang waren— door middel van haar aandeelhouderschap te profiteren van het resultaat van Fayrefield International. Plemaco ontvangt geen managementvergoeding en geen bonus meer. Plemaco is door het door Fayrefield Foods gegeven ontslag zodanig in haar belangen geschaad, dat het voortduren van haar aandeelhouderschap tegen de aan het begin van deze rechtsoverweging geschetste achtergrond in redelijkheid niet meer van Plemaco kan worden gevergd. Daarbij komt dat Fayrefield Foods heeft aangegeven dat zij besloten heeft om de activiteiten van Fayrefield International in Nederland te stoppen en daarmee het handelen onder de naam Fayrefield. Dit betekent dat Fayrefield International of wel zal worden geliquideerd of wel vooralsnog voortaan een slapend bestaan zal leiden. In beide gevallen is door deze beslissing van Fayrefield Foods de zin aan het aandeelhouderschap van Plemaco komen te ontvallen. Bovendien heeft Fayrefield Foods weliswaar gesteld dat zij geen eigen activiteiten zal gaan ontwikkelen op de Nederlandse markt, maar dat Plemaco die stelling gemotiveerd heeft betwist onder verwijzing naar het feit dat Fayrefield Foods de aandelen heeft aangeboden onder de uitdrukkelijke voorwaarde dat de naam Fayrefield niet meer gebruikt mocht worden. Fayrefield Foods heeft hierdoor minst genomen de schijn tegen dat zij, profiterend van het klantenbestand dat door [betrokkene 1] is opgebouwd, in Nederland zal doorgaan met soortgelijke activiteiten als de activiteiten van Fayrefield International, maar dan niet meer onder de vlag van Fayrefield International.
De kans dat Plemaco voor haar aandelen in Fayrefield International een koper zal vinden die bereid is om voor die aandelen een reële prijs te betalen is redelijkerwijze nihil. Gelet op de ernstig verstoorde verhoudingen tussen Plemaco en Fayrefield Foods is de kans bovendien niet denkbeeldig dat Fayrefield Foods in de algemene vergadering van aandeelhouders, waarin zij een meerderheidsbelang heeft, beslissingen zal nemen die niet in het voordeel van Plemaco zullen zijn.
7.9.
Een en ander brengt met zich dat de vordering onder 5.1 a. voor toewijzing vatbaar is als na te melden.
7.10.
Met betrekking tot de vaststelling van de overnameprijs van de aandelen bepaalt artikel 2: 343 lid 1 BW op zaken van uittreding onder andere de artikelen 2: 339 leden 1 en 3 en 2: 340 lid 1 BW van toepassing.
Uit artikel 2: 339 BW volgt dat de rechter, indien de vordering wordt toegewezen, een of drie deskundigen benoemt die over de prijs van de aandelen schriftelijk bericht moeten uitbrengen. Deze deskundigen vangen hun werkzaamheden aan nadat het vonnis onherroepelijk is geworden. Zij stellen hun bericht op met inachtneming van hetgeen omtrent de vaststelling van de waarde in de statutaire blokkeringsregeling is bepaald. Nadat het deskundigenbericht is uitgebracht, bepaalt de rechter de prijs van de aandelen, aldus artikel 2: 340 lid 1 BW.
Volgens de memorie van toelichting op artikel 2: 339 BW moeten de deskundigen bij het opstellen van hun bericht uitgaan van de feitelijke situatie op het tijdstip van het onherroepelijk worden van het vonnis. De overnameprocedure mag niet worden vermengd met een eventuele procedure uit onrechtmatige daad. Dit betekent dat naar huidig recht niet de mogelijkheid bestaat om als peildatum voor de waardering van de aandelen door de deskundigen uit te gaan van bijvoorbeeld 12 juli 2011, zijnde de dag voorafgaande aan het ontslag van Plemaco als statutair directeur van Fayrefield International en het feitelijk beëindigen van de bedrijfsactiviteiten van voormelde vennootschap.
7.11.
In het voorstel voor de Wet Vereenvoudiging en flexibilisering BV-recht (31058) wordt aan enige bezwaren tegen de huidige geschillenregeling tegemoetgekomen.
Volgens het wetsvoorstel kan —anders dan thans het geval is— het in eerste aanleg gewezen, tot overname van de aandelen strekkende vonnis uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard.
Ook kan —anders dan thans het geval is— bij het vaststellen van de door de overnemende aandeelhouder te betalen prijs voor de aandelen de waardevermindering van de aandelen die een gevolg is van onrechtmatige handelen van de mede-aandeelhouder worden verdisconteerd. Het wetsvoorstel is op 15 december 2009 met algemene stemmen aangenomen door de Tweede Kamer. Het wetsvoorstel ligt thans bij de Eerste Kamer. Of dit wetsvoorstel, waarin in dit stadium van het wetgevingproces geen wijzigingen kunnen worden aangebracht, het Staatsblad zal halen en op welke termijn dat is te verwachten, valt niet te voorspellen. De streefdatum is 1 juli 2012, maar daaraan komt in deze geen doorslaggevende betekenis toe. Mede in aanmerking genomen dat dit wetsontwerp voor de hier aan de orde zijnde geschillenregeling een ingrijpende wijziging inhoudt in vergelijking tot de huidige wetgeving, ziet de rechtbank geen aanleiding om in het kader van de onderhavige procedure reeds nu te anticiperen op dit wetsvoorstel. Het vonnis zal dan ook niet uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard en bij het vaststellen van de overnameprijs van de aandelen zal geen rekening worden gehouden met de stelling van Fayrefield Foods dat Plemaco Fayrefield International op onrechtmatige wijze heeft geconcurreerd alsmede dat daardoor de aandelen in Fayrefield International in feite niets meer waard zijn.
Van onrechtmatige concurrentie is overigens geen sprake. Immers, Fayrefield Foods heeft niet weersproken dat haar enige inbreng in de activiteiten van Fayrefield International heeft bestaan uit het leveren van producten aan Fayrefield International (die door toedoen van Plemaco door Fayrefield International werden doorverkocht) alsmede het verlenen van niet nader omschreven faciliteiten. Aan de andere kant is door Fayrefield Foods niet weersproken dat zij geen kennis had van de markt in veevoeders en dat [betrokkene 1] vanwege zijn kennis van die markt uit hoofde van eerdere functies door haar nu juist was benaderd om deze markt te ontsluiten alsmede dat [betrokkene 1] in dat kader over een uitgebreid klantennetwerk beschikte en Fayrefield Foods niet. Tegen deze achtergrond heeft Fayrefield Foods haar stelling dat Plemaco/[betrokkene 1] in het kader van haar/zijn activiteiten ten behoeve van [A] B.V. daarbij stelselmatig en substantieel gebruik maakt van het leveranciers- en klantenbestand en de knowhow die Fayrefield International in de loop der jaren heeft opgebouwd en aan (de vennootschap van) [betrokkene 1] ter beschikking heeft gesteld onvoldoende onderbouwd. Onder deze omstandigheden kan niet gezegd worden dat Plemaco, die niet aan een non-concurrentiebeding is gebonden, op onrechtmatige wijze Fayrefield International concurrentie aandoet. De concurrentie die Fayrefield International volgens Fayrefield Foods ondervindt van [A] B.V. is dan ook reeds om die reden geen omstandigheid die in de prijsbepaling van de door Fayrefield Foods van Plemaco over te nemen aandelen in Fayrefield International ten nadele van Plemaco dient te worden verdisconteerd, indien dat juridisch thans mogelijk zou zijn geweest, hetgeen, als hiervoor overwogen, niet het geval is.
Daar waar de vordering tot overname van de aandelen scherp dient te worden onderscheiden van een eventuele vordering tot schadevergoeding (r.o. 7.4.) zal bij het bepalen van de overnameprijs van de aandelen evenmin (ten gunste van Plemaco) worden meegewogen dat Fayrefield Foods Plemaco zonder goede reden heeft ontslagen als statutair directeur van Fayrefield International alsmede dat laatstgenoemde evenmin een deugdelijke reden had om de managementovereenkomst met Plemaco met onmiddellijke ingang te beëindigen.
7.12.
De rechter mag voor wat de prijs van de aandelen betreft hooguit rekening houden met feiten en omstandigheden die zich voordoen tussen het tijdstip waartegen de deskundige de aandelen heeft gewaardeerd en het tijdstip waarop de aandelen in eigendom moeten worden overgedragen (Hoge Raad 11 september 1996, NJ 1997,177).
7.13.
Om proces-economische redenen zal de deskundige(n) tevens worden gevraagd om te rapporteren over de toegebrachte schade door waardevermindering van de aandelen doordat de bedrijfsactiviteiten van Fayrefield International feitelijk op 13 juli 2011 zijn beëindigd. In het processuele debat ligt besloten dat Plemaco Fayrefield Foods aansprakelijk houdt voor de waardevermindering van de aandelen. Dat is terecht. Immers, Fayrefield Foods heeft geen deugdelijk onderbouwde redenen gegeven die aannemelijk maken dat de bedrijfsactiviteiten van Fayrefield Foods in Nederland ook zonder voormeld conflict met Plemaco/[betrokkene 1] hoe dan ook op korte termijn zouden zijn beëindigd. Indien het conflict door toedoen van Fayrefield Foods niet zou zijn geëscaleerd en de bedrijfsactiviteiten van Fayrefield International niet abrupt zouden zijn beëindigd, staat buiten redelijke twijfel dat de door Plemaco gehouden aandelen in Fayrefield International een hogere waarde zouden hebben vertegenwoordigd dan thans het geval is. De deskundige(n) dienen in dit verband de aandelen van Plemaco dan ook tevens te waarderen per 12 juli 2011, zijnde de dag voorafgaande aan de dag waarop Plemaco als statutair directeur van Fayrefield International is ontslagen en de bedrijfsactiviteiten van Fayrefield International feitelijk zijn beëindigd. Het gaat daarbij om de waarde van de aandelen in het economisch verkeer, hetgeen impliceert dat die waarde moet worden genomen die hoort bij het (toekomst)scenario van de onderneming dat economisch gezoen het meest aantrekkelijk is. (Ondernemingskamer Gerechtshof Amsterdam 9 december 1999, JOR 2000/32).
7.14.
Partijen zullen in de gelegenheid worden gesteld bij akte aan te geven of zij de benoeming van een of drie deskundige wensen alsmede de hoedanigheid waarover de deskundige(n) dient (dienen) te beschikken. Tevens mogen partijen de namen van de voor benoeming tot deskundige in aanmerking komende personen (voorzien van postadres, e-mailadres en telefoonnummer) vermelden. Partijen wordt in overweging geven ter zake met een eensluidend voorstel te komen. Bezwaren tegen de door de wederpartij voorgestelde deskundigen dienen deugdelijk gemotiveerd te worden.
Fayrefield Foods zal worden belast met de integrale voldoening van het voorschot op het honorarium van de deskundige (n).
7.15.
De rechtbank hecht er aan —in navolging van hetgeen zij reeds ter comparitie van 18 januari 2011 en 16 maart 2011 heeft aangegeven— nogmaals het volgende onder de aandacht van partijen te brengen. Gegeven het vorenstaande kan het nog wel enige tijd duren voordat een deskundige toekomt aan het begroten van de waarde van de aandelen. Er kan immers tot aan de Hoge Raad geprocedeerd worden over de vraag of Fayrefield Foods gehouden is om de aandelen van Plemaco over te nemen. Eerst als onherroepelijk vaststaat dat Fayrefield Foods daartoe is gehouden, kan de deskundige de waarde van de aandelen vaststellen. Ook over de daarop volgende prijsbepaling door de rechtbank kan nog jaren worden geprocedeerd. Dat leidt tot proceskosten en kost uiteraard veel (emotionele) energie. De rechtbank geeft partijen in overweging om mede ter vermijding van deskundigenkosten Fayrefield International te liquideren en in onderling overleg tot verdeling van het liquidatiesaldo te komen, waarvan zoals ter zitting is gebleken thans nog in omvangrijke mate (enige tonnen?) sprake is.
7.16.
Om proces-economische redenen zal tussentijds hoger beroep van dit vonnis worden toegelaten.
7.17.
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.
8. De vorderingen in de zaak 11-821
8.1.
Plemaco vordert dat de rechtbank bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
- a.
voor recht zal verklaren dat Fayrefield International aansprakelijk is voor de door Plemaco geleden en nog te lijden schade als gevolg van het toerekenbaar tekortschieten, althans onrechtmatig handelen van Fayrefield International jegens Plemaco;
- b.
Fayrefield International zal veroordelen om aan Plemaco tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen een bedrag van € 431.308,80, te vermeerderen met een bedrag van € 5.160,-- aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met de wettelijke rente over de hoofdsom vanaf 15 augustus 2011 tot aan de dag van algehele voldoening, althans een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag aan schadevergoeding;
- c.
Fayrefield International zal veroordelen in de kosten van het geding, de kosten van het gelegde beslag alsmede een salaris voor de advocaat alsmede van Plemaco hieronder begrepen.
8.2.
Plemaco legt aan haar vorderingen, tegen de achtergrond van de vaststaande feiten, de navolgende stellingen ten grondslag.
Door als meerderheidsaandeelhouder Plemaco met onmiddellijke ingang te ontslaan, alleen omdat Plemaco niet de door Fayrefield Foods gevraagde prijs voor haar aandelen in Fayrefield International wilde betalen en wenste dat de waarde van die aandelen op de in de statuten van Fayrefield International bepaalde wijze zou worden vastgesteld, heeft Fayrefield Foods haar recht als grootaandeelhouder misbruikt. In ieder geval heeft de Algemene Vergadering van Aandeelhouders van Fayrefield International daarmee gehandeld in strijd met het bepaalde in artikel 2:8 BW.
Fayrefield Foods en Fayrefield International hebben gehandeld met geen ander doel dan om Plemaco te schaden, althans met een ander doel dan waarvoor de bevoegdheid om Plemaco ([betrokkene 1]) te ontslaan en de managementovereenkomst te beëindigen is verleend.
Op grond hiervan maakt Plemaco jegens Fayrefield International aanspraak op schadevergoeding. Nu de overeenkomst tussen Plemaco en Fayrefield International moet worden gezien als een fictief dienstverband tussen [betrokkene 1] en Fayrefield International, vordert Plemaco van Fayrefield International een redelijke schadevergoeding die gelijk is aan hetgeen Fayrefield International bij een kennelijk onredelijk ontslag van een werknemer verschuldigd zou zijn. Toepassing van de kantonrechtersformule met correctiefactor 1,5 komt neer op een bedrag van € 320.409,--.
Fayrefield International heeft de contractuele opzegtermijn van drie maanden niet in acht genomen. Fayrefield International is daarvoor aan Plemaco een bedrag van € 58.255, 95 (inclusief BTW) verschuldigd.
Plemaco heeft jegens Fayrefield International aanspraak op een vaste bonus van 25% van de winst voor belasting. De verwachte bruto winst over de periode 1 januari 2011 tot en met 13 juli 2011 is gelijk aan die over 2010. De bonus over 2010 bedroeg € 78.187,--. Over voormeld gedeelte van 2011 komt dit neer op een bedrag van € 49.835,11 (inclusief BTW).
Evengemelde bedragen zijn door Plemaco bij drie afzonderlijke facturen van 18 juli 2011 aan Fayrefield International in rekening gebracht. Fayrefield International heeft niet betaald.
Plemaco heeft bij brief van 1 augustus 2011 Fayrefield International gesommeerd om aan haar binnen vijf dagen een bedrag van in totaal € 428.500,06 te betalen, met aanzegging van de wettelijke handelsrente vanaf 18 juli 2011 indien tijdige betaling achterwege mocht blijven (productie 20). Fayrefield International heeft aan deze sommatie niet voldaan. De wettelijke (handels) rente over evengemeld bedrag bedraagt tot en met 15 augustus 2011 € 2.808,74.
Tengevolge van de wanbetaling van Fayrefield International is Plemaco genoodzaakt geworden rechtskundige bijstand in te roepen. Plemaco maakt op grond daarvan jegens Fayrefield International aanspraak op een bedrag van € 5.160,-- aan buitengerechtelijke kosten conform rapport Voorwerk II.
Plemaco heeft met verlof van de voorzieningenrechter ten laste van Fayrefield International conservatoir beslag onder derden gelegd.
9. Het verweer in de zaak 11-821
9.1.
Fayrefield International concludeert dat de rechtbank Plemaco niet-ontvankelijk zal verklaren in haar vorderingen, althans haar deze zal ontzeggen met haar uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling in de kosten van het geding.
9.2.
Fayrefield International voert de navolgende verweren aan.
Plemaco is op goede gronden door Fayrefield Foods ontslagen als statutair directeur van Fayrefield International. Fayrefield International en Fayrefield Foods hebben niet gehandeld in strijd met artikel 2:8 BW. Er is geen sprake van een fictief dienstverband. tussen Fayrefield International en Plemaco. Er bestaat geen gezagsverhouding tussen Fayrefield Foods en Plemaco. Bovendien is Plemaco geen werknemer, maar een vennootschap. Om die reden al heeft Plemaco geen aanspraak op een schadevergoeding op basis van kennelijk onredelijk ontslag van een werknemer.
De managementovereenkomst van 19 november 2010 is nietig omdat er bij het ondertekenen van die overeenkomst, waarbij [betrokkene 1] zowel Plemaco als Fayrefield International vertegenwoordigde, sprake was van een tegenstrijdig belang. Die overeenkomst, met de inhoud waarvan Fayrefield International zich niet kon verenigen, was Fayrefield International niet eerder bekend. Dit heeft tot een vertrouwensbreuk met Plemaco/[betrokkene 1] geleid.
Voor zover er enige managementovereenkomst heeft bestaan tussen Fayrefield International en Plemaco, is deze bij brief van 20 juli 2011 op goede gronden met onmiddellijke ingang beëindigd. Plemaco heeft geen aanspraak op een managementvergoeding over de opzegtermijn. Bovendien heeft Plemaco op 22 juni 2011 de managementvergoeding voor vijf maanden aan zichzelf vooruitbetaald.
Fayrefield Foods had als grootaandeelhouder van Fayrefield International de discretionaire bevoegdheid om —op basis van de behaalde resultaten over het voorgaande boekjaar— aan Plemaco naast de maandelijkse managementvergoeding jaarlijks een additionele bonus te geven. Plemaco heeft geen contractuele aanspraak op het jaarlijks toekennen van een bonus. Over het jaar 2008 is er geen bonus uitgekeerd omdat de resultaten niet goed waren. Plemaco/[betrokkene 1] heeft toen niet gesteld dat zij aanspraak had op een jaarlijkse vaste bonus.
De jaarcijfers over 2011 zijn nog niet bekend en daarom kan (nog) niet worden beoordeeld of aan Plemaco een bonus kan worden uitgekeerd over de periode van 1 januari 2011 tot en met 13 juli 2011 op basis van de gerealiseerde winst over 2011. Plemaco is ten onrechte uitgegaan van de cijfers over 2010.
Fayrefield International betwist de verschuldigdheid van de gevorderde buitengerechtelijke kosten.
10. De beoordeling in de zaak 11-821
10.1.
Artikel 2:8 BW bevat een interne gedragsregel. De norm van dit artikel is gericht tot de rechtspersoon en de in relatie daarmee aangeduide personen. Indien daartoe gronden zijn zou Plemaco met een beroep op artikel 2:8 BW jegens Fayrefield Foods kunnen ageren. Artikel 2:8 BW biedt voor Plemaco echter geen grondslag om Fayrefield International in rechte aan te spreken in verband met het feit dat Fayrefield Foods als meerderheidsaandeelhouder van Fayrefield International onzorgvuldig heeft gehandeld jegens minderheidsaandeelhouder Plemaco.
10.2.
Voor zover Fayrefield International heeft bedoeld te stellen dat de managementovereenkomst van 25 augustus 2006 nietig is wordt dit verweer verworpen. Uit hetgeen hiervoor reeds in de zaak 11-840 is overwogen, dat voor zover van belang als hier herhaald geldt, volgt dat de tweede managementovereenkomst tussen Plemaco en Fayrefield Foods van 19 november 2010 rechtsgeldig is. Niet valt in te zien waarom dit ten aanzien van de eerste managementovereenkomst van 25 augustus 2006, waarbij [betrokkene 1] eveneens zowel Plemaco als Fayrefield International heeft vertegenwoordigd, anders zou zijn. Fayrefield International heeft daartoe ten aanzien van laatstgenoemde overeenkomst te weinig specifieks gesteld. Fayrefield International heeft meer in het bijzonder niet gesteld dat de managementvergoedingen die vanaf de start van de onderneming aan Plemaco zijn uitbetaald, van welke aanspraak van Plemaco blijkt uit de jaarstukken van Fayrefield International, buiten proportie zijn. Evenmin heeft Fayrefield International bezwaar gemaakt tegen de —gebruikelijke— opzegtermijn van drie maanden. Onder deze omstandigheden doet niet ter zake op welk moment Fayrefield Foods en Fayrefield International de —in de Engelse taal opgestelde— overeenkomst van 25 augustus 2010 voor het eerst onder ogen hebben gehad. Het bewijsaanbod van Fayrefield International terzake wordt gepasseerd.
10.3.
Op grond van hetgeen hiervoor in de zaak 11-840 is overwogen, dat voor zover van belang als hier herhaald geldt, was er voor Fayrefield Foods geen deugdelijke grond om Plemaco per direct te ontslaan als statutair directeur van Fayrefield International. Om die reden bestond er voor Fayrefield International evenmin een deugdelijke reden om de managementovereenkomst met Plemaco d.d. 25 augustus 2006 bij brief van 20 juli 2011 met onmiddellijke ingang te beëindigen.
10.4.
Fayrefield International heeft dan ook ten onrechte jegens Plemaco de overeengekomen opzegtermijn van drie maanden niet in acht genomen. Dit betekent dat de vordering van Plemaco tot betaling van de managementvergoeding over drie maanden in beginsel voor toewijzing vatbaar is. De hoogte van het deswege door Plemaco gevorderde bedrag van € 58.255, 95 is door Fayrefield International niet weersproken. Plemaco heeft evenwel niet tegengesproken dat zij het ertoe heeft geleid dat bedoelde managementvergoeding reeds door Fayrefield International op 22 juni 2011 aan haar is uitbetaald. Nu in de hierna te beoordelen zaak 11-848 zal worden geoordeeld dat de vordering van Fayrefield International, strekkende tot terugbetaling van bedoeld bedrag niet voor toewijzing vatbaar is, heeft Fayrefield International in zoverre reeds op 22 juni 2011 aan haar verplichting jegens Plemaco voldaan. Voor de aanspraak op wettelijke rente over voormeld bedrag (vanaf 18 juli 2011) is dan ook geen deugdelijke grondslag.
10.5.
Plemaco heeft daarnaast nog schadevergoeding gevorderd wegens kennelijk onredelijk ontslag. Plemaco heeft aan dit onderdeel van haar vordering ten grondslag gelegd dat er sprake is van een fictief dienstverband tussen [betrokkene 1] en Fayrefield International. Plemaco heeft in dit verband verwezen naar een arrest van de Hoge Raad van 13 juli 2007 (JAR 2007, 231). De door de Hoge Raad berechte zaak had betrekking op de vraag of tussen de directeur en een thuiszorginstelling een arbeidsovereenkomst bestond, in welk geval er sprake zou zijn van een verplichte deelneming van de directeur in het PGGM-pensioenfonds en bedoeld pensioenfonds jegens de thuiszorginstelling aanspraak op afdracht van pensioenpremie zou kunnen maken. Dat is een geheel andere situatie dan hier aan de orde wordt gesteld, zodat het beroep van Plemaco op voormeld arrest haar niet kan baten.
Bij de beantwoording van de vraag of tussen Fayrefield International en [betrokkene 1], via zijn vennootschap Plemaco, een fictieve arbeidsovereenkomst gold, is niet alleen van belang hetgeen partijen bij het sluiten van de overeenkomst voor ogen stond, maar ook de wijze waarop zij feitelijk aan de overeenkomst uitvoering hebben gegeven en aldus daaraan inhoud hebben gegeven. Plemaco heeft in dit verband onvoldoende gesteld dat tot de conclusie zou kunnen leiden dat de overeenkomst tussen Plemaco en Fayrefield International zou dienen te worden beschouwd als een fictieve arbeidsovereenkomst tussen [betrokkene 1] en Fayrefield International. Plemaco heeft weliswaar aan de ene kant gesteld dat zij als minderheidsaandeelhouder slechts de standpunten en de besluiten van grootaandeelhouder Fayrefield Foods kon accepteren, dat Plemaco daardoor haar werkzaamheden in ondergeschiktheid aan Fayrefield Foods moest uitvoeren en dat Fayrefield Foods gedurende al die jaren de enige opdrachtgever van Plemaco is geweest (dagvaarding onder punt 30.), aan de andere kant heeft Plemaco gesteld dat Fayrefield Foods zich gedurende al die jaren (conform de in 2005 gemaakte afspraken) heeft beperkt tot het leveren van producten en faciliteiten aan Fayrefield International alsmede dat Fayrefield Foods zich —behoudens de financiële aspecten— gedurende al die jaren niet heeft bemoeid met het beleid en beheer van Fayrefield International (dagvaarding onder 8.). Deze beide stellingen van Plemaco laten zich bezwaarlijk met elkaar rijmen. Uit de stellingen van Plemaco kan dan ook niet de conclusie worden getrokken dat er tussen Fayrefield International en Plemaco/[betrokkene 1] sprake was van een gezagsverhouding, hetgeen een van de meest essentiële kenmerken is van een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht, waarop Plemaco impliciet een beroep heeft gedaan. Een en ander betekent dat Plemaco reeds om die reden jegens Fayrefield International geen aanspraak kan maken op het in dit verband gevorderde bedrag van € 320.409,--, of enig ander bedrag.
10.6.
Met betrekking tot de aanspraak van Plemaco op een vaste bonus van 25% van de winst van Fayrefield International voor belasting wordt vooropgesteld dat in de managementovereenkomst van 25 augustus 2006 daarover niets is vastgelegd. Daarmee is evenwel niet gezegd dat Plemaco over 2011 ten onrechte aanspraak maakt op een voorschot op de bonus over de periode van 1 januari 2011 tot en met 13 juli 2011. Immers, onweersproken is gebleven dat door Fayrefield International over alle voorgaande jaren, op het jaar 2008 na, aan Plemaco ([betrokkene 1]) een bonus van 25% van de winst voor belasting is uitgekeerd. Dit wijst op een bestendige gedragslijn, hetgeen ook voor de hand ligt nu Fayrefield International niet heeft weersproken dat destijds door Fayrefield Foods aan Plemaco was voorgehouden dat Plemaco door middel van haar aandeelhouderschap kon profiteren van het door eigen inspanningen gerealiseerde resultaat van Fayrefield International. Hieraan doet niet af dat Fayrefield International ter comparitie onweersproken heeft gesteld dat het jaar 2008 met winst is afgesloten, zonder dat aan Plemaco een bonus is uitgekeerd. [betrokkene 1] heeft dit laatste ter comparitie verklaard doordat de winst over 2008 als gevolg van diverse afwaarderingen ongeveer € 16.000,-- heeft bedragen, hetgeen aanzienlijk lager was dan de winst in de voorgaande jaren en dat de aanspraak van Plemaco op een bonus te laag was om daarover met Fayrefield International ‘moeilijk te gaan doen’. Deze door [betrokkene 1] gegeven verklaring, die overigens ter comparitie niet door Fayrefield International is tegengesproken, komt plausibel voor, zodat de in 2008 afwijkende gedragslijn van Fayrefield International ten aanzien van het uitkeren van een bonus aan Plemaco geen voldoende gemotiveerde betwisting inhoudt van de stelling van Plemaco dat zij aanspraak had op een vaste bonus. De inhoud van de door Fayrefield International als productie 4, 4a en 4b overgelegde email-correspondentie van februari 2008 ondersteunt haar andersluidend standpunt in deze ongenoegzaam. Daarbij komt nog het volgende. Vast staat dat in de concept-jaarcijfers van Fayrefield International van 2010 ten gunste van Plemaco melding wordt gemaakt van een bonus van € 78.187,--. Tevens is onweersproken gebleven dat Fayrefield International in de persoon van [betrokkene 2] reeds geruime tijd voor de algemene vergadering van aandeelhouders van Fayrefield International van 16 mei 2011 bekend was met de concept-jaarstukken, zodat [betrokkene 2] alle tijd heeft gehad om deze cijfers (met daarin de vermelding van de bonus) voorafgaand aan de vergadering te bestuderen. Uit de notulen van voormelde vergadering, welke onweersproken zijn vastgesteld door de accountant van Fayrefield International, blijkt dat [betrokkene 2] akkoord was met de cijfers van 2010 alsmede dat de jaarstukken over 2010 enkel niet zijn goedgekeurd omdat [betrokkene 2] zich niet kon vinden in de tweede managementovereenkomst van 19 november 2010 vanwege de daarin opgenomen termijn van 10 jaar. Fayrefield International heeft niet gesteld dat deze notulen op voormelde punten geen getrouwe weergave vormen van hetgeen op 16 mei 2011 is besproken. Onder deze omstandigheden is het verweer van Fayrefield International ter comparitie (bij monde van [betrokkene 2]) dat de cijfers op 16 mei 2011 niet en detail zijn besproken niet een voldoende gemotiveerde betwisting van de juistheid van die cijfers. Daarbij komt dat Fayrefield International zich in haar conclusie van antwoord noch ter comparitie van 16 maart 2012 op het standpunt heeft gesteld dat de cijfers in de concept-jaarrekening van Fayrefield International van 2010 niet juist zouden zijn. Nu [betrokkene 2] aldus op 16 mei 2011 geen bezwaar heeft gemaakt tegen de cijfers van 2010, waarin voor Plemaco een bonus over het jaar 2010 staat vermeld, moet Fayrefield International worden geacht stilzwijgend te hebben ingestemd met het verstrekken van bedoelde bonus. Hiermee wordt voorschreven bestendige gedragslijn, waarin Plemaco jegens Fayrefield International een vaste aanspraak op een bonus had indien er sprake was van winst voor belasting, ondersteund. Onder deze omstandigheden wordt het bewijsaanbod van Fayrefield International dat het toekennen van een bonus was voorbehouden aan de discretionaire bevoegdheid van Fayrefield Foods/[betrokkene 3] als niet van belang gepasseerd.
10.7.
Fayrefield International heeft niet betwist dat de winst van Fayrefield International over de periode 1 januari 2011 tot en met 13 juli 2011 vergelijkbaar is met de winst voor belasting in het jaar 2010. Nu Plemaco in 2010 jegens Fayrefield International aanspraak had op een bonus van € 78.187,--, maakt Plemaco met recht jegens Fayrefield International aanspraak op een bonus over 2011 naar evenredigheid van —onweersproken— € 49.835,11.
10.8.
Daar waar de aanspraak van Plemaco op een bonus over het jaar 2011 doorgaans eerst aan de orde zou hebben kunnen komen na het vaststellen van de jaarstukken over 2011, hetgeen op zijn vroegst in 2012 het geval zou zijn, en eerst in het kader van de onderhavige procedure is beslist dat Plemaco jegens Fayrefield International aanspraak kan maken op evengemeld bedrag, kan niet worden gezegd dat Fayrefield International met de betaling van dat bedrag met ingang van 18 juli 2011 in verzuim zou zijn. De vordering tot vergoeding van de wettelijke rente wordt dan ook afgewezen.
10.9.
Plemaco heeft onvoldoende gesteld om jegens Fayrefield International aanspraak te kunnen maken op vergoeding van buitengerechtelijke kosten. Daarvoor was minst genomen vereist dat Plemaco zou hebben aangegeven welke specifieke buitengerechtelijke werkzaamheden zouden zijn verricht. Nu Plemaco niet aan haar stelplicht terzake heeft voldaan, wordt het aanbod van Plemaco om bewijsstukken ten aanzien van het daadwerkelijk gemaakt hebben van buitengerechtelijke kosten in het geding te brengen als niet van belang gepasseerd. Dit onderdeel van de vordering wordt afgewezen.
10.10.
In het licht van het vorenstaande heeft Plemaco bij gebreke van de aannemelijkheid van andere schadeposten dan hiervoor zijn behandeld onvoldoende belang bij de gevorderde verklaring voor recht, zodat ter zake afwijzing dient te volgen.
10.11.
Plemaco vordert Fayrefield International te veroordelen tot betaling van de beslagkosten. Deze vordering is gelet op het bepaalde in art. 706 Rv toewijsbaar. De beslagkosten worden begroot op € 298,16 voor verschotten en € 894,00 voor salaris advocaat (1 rekest × € 894,00). Dit laatste omdat de hoofdvordering maar ten dele voor toewijzing vatbaar is gebleken.
10.12.
Fayrefield International zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. Omdat een aanzienlijk deel van het gevorderde bedrag wordt afgewezen, zal Fayrefield International voor wat betreft het aan Plemaco in rekening gebrachte griffierecht, slechts dat gedeelte aan Plemaco dienen te vergoeden dat overeenkomt met het griffierecht dat Plemaco verschuldigd zou zijn geweest indien Plemaco haar vordering zou hebben beperkt tot het voor toewijzing vatbaar gebleken bedrag. Een zelfde lijn zal worden toegepast met betrekking tot het toe te passen liquidatietarief. De rechtbank begroot de proceskosten aan de zijde van Plemaco op basis van het toegewezen bedrag op:
— | dagvaarding | € | 76,31 | |
— | griffierecht | € | 1.181,00 | |
— | salaris advocaat | € | 1.788,00 | (2,0 punten × tarief IV, € 894,00 per punt) |
Totaal | € | 3.045,31 |
11. De vordering in de zaak 11-848
11.1.
Fayrefield International vordert dat de rechtbank bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
- a.
Plemaco en [betrokkene 1] hoofdelijk zal veroordelen tot betaling aan Fayrefield International van een bedrag van € 136.493,23, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 15 september 2011 tot aan de dag der algehele voldoening;
- b.
Plemaco en [betrokkene 1] hoofdelijk zal veroordelen in de kosten van deze procedure, de kosten van de beslagen daaronder begrepen, een en ander te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 dagen, althans vanaf een door de rechtbank redelijk geachte termijn, na het in deze te wijzen vonnis, indien en voor zover Plemaco en [betrokkene 1] deze kosten niet voordien hebben voldaan;
- c.
Plemaco en [betrokkene 1] hoofdelijk zal veroordelen in —kort gezegd— de nakosten en rente bij niet tijdige betaling.
11.2.
Fayrefield International legt aan haar vorderingen, tegen de achtergrond van de vaststaande feiten, de navolgende stellingen ten grondslag.
In de periode van 23 mei 2011 tot en met 22 juni 2011 zijn de volgende bedragen overgeboekt van de rekening die Fayrefield International aanhoudt bij de Rabobank ten gunste van de door Plemaco aangehouden bankrekening:
- —
op 23 mei 2011 een bedrag van € 78.187,--;
- —
op 22 juni 2011 een bedrag van € 150.000,--;
- —
op 22 juni 2011 tweemaal een bedrag van € 116.512,44.
Al deze betalingen (ad in totaal € 461.211,88) die Plemaco ten laste van Fayrefield International aan zichzelf heeft gedaan, zijn zonder rechtsgrond verricht.
Een gedeelte van de afgeboekte bedragen ad € 266.512,44 is op 1 juli 2011 door Plemaco weer teruggeboekt naar de bankrekening van Fayrefield International. Daarnaast is op 8 september 2011 door [betrokkene 1] nog een bedrag van € 30.644,13 overgemaakt naar de rekening van Fayrefield International. Het resterende bedrag van € 136.493,23 is door Plemaco, vertegenwoordigd door [betrokkene 1], verduisterd. Dit is onrechtmatig jegens Fayrefield International.
Naast Plemaco is [betrokkene 1] als enig bestuurder van Plemaco voor de door de verduistering ontstane schade hoofdelijk aansprakelijk. [betrokkene 1] kan een ernstig verwijt worden gemaakt van dit onrechtmatig handelen van Plemaco, nu Plemaco uitsluitend door het handelen van [betrokkene 1] deze verduistering heeft kunnen bewerkstelligen.
Tot verzekering van verhaal van haar vordering heeft Fayrefield International in augustus/ september 2011 diverse beslagen gelegd ten laste van Plemaco en [betrokkene 1].
12. Het verweer in de zaak 11-848
12.1.
Plemaco en [betrokkene 1] concluderen dat de rechtbank Fayrefield International niet-ontvankelijk zal verklaren in haar vorderingen, althans haar deze zal ontzeggen met haar veroordeling in de kosten van deze procedure, waaronder de kosten van de advocaten van Plemaco en [betrokkene 1] en alle overige kosten, alsmede de nakosten, zijnde € 133,-- zonder betekening en € 199,-- met betekening, vermeerderd met de wettelijke handelsrente over de kosten van de advocaten en de nakosten indien en voor zover deze niet binnen een door de rechtbank te bepalen termijn na betekening zullen zijn voldaan.
12.2.
Op het verweer van Plemaco en [betrokkene 1] zal, voor zover van belang, hierna nader worden ingegaan.
13. De beoordeling in de zaak 11-848
13.1.
Plemaco en [betrokkene 1] hebben de achtergrond van de omstreden betalingen uitvoerig uiteengezet. Nu een substantieel gedeelte daarvan aan Fayrefield International is terugbetaald, is het debat tussen partijen beperkt tot de vraag of Plemaco en [betrokkene 1] het restantbedrag ad € 136.493,23 aan Fayrefield International dienen terug te betalen. Dit bedrag valt in tweeën uiteen: een bedrag van € 78.187,-- dat betrekking heeft op een bonus over het jaar 2010 waarop Plemaco meent aanspraak te hebben jegens Fayrefield International alsmede een bedrag van € 58.306,23 dat —naar tussen partijen niet in geschil is— overeenstemt met een managementvergoeding van drie maanden.
13.2.
In de zaak 11-821 is reeds overwogen dat Plemaco jegens Fayrefield International aanspraak had op een bonus over het jaar 2010 van € 78.187,--. Dit reeds door Plemaco geïncasseerde bedrag, voor de betaling waarvan een deugdelijke rechtsgrond bestaat, behoeven Plemaco en [betrokkene 1] dan ook niet terug te betalen aan Fayrefield International.
13.3.
In de zaak 11-821 is voorts overwogen dat Plemaco jegens Fayrefield International aanspraak heeft op een managementvergoeding over de opzegtermijn van drie maanden. Ook voor de betaling van het bedrag van € 58.306,23 bestaat aldus een deugdelijke rechtsgrond. Dit bedrag behoeft evenmin door Plemaco en [betrokkene 1] te worden terugbetaald. Het bedrag van € 58.306,23 wijkt weliswaar af van het ter zake in de zaak 11-821 voor toewijzing vatbaar verklaarde bedrag van € 58.255,95, maar Fayrefield International heeft van dit verschil in de onderhavige procedure geen punt gemaakt. Voor zover nodig moeten partijen worden geacht dit punt in onderling overleg te kunnen regelen.
13.4.
Het vorenstaande brengt met zich dat de vorderingen van Fayrefield International dienen te worden afgewezen met veroordeling van Fayrefield International als in het ongelijk gestelde partij in de kosten van deze procedure. De rechtbank begroot de proceskosten aan de zijde van Plemaco en [betrokkene 1] op :
— | griffierecht | € | 3.529,00 | |
— | salaris advocaat | € | 2.842,00 | (2,0 punten × tarief V, € 1.421,00 per punt) |
Totaal | € | 6.371,00 |
13.5.
De gevorderde nakosten zijn, op de voet van het arrest van de Hoge Raad van 19 maart 2010, LJN: BL1116, voor toewijzing vatbaar als na te melden.
Voor vergoeding van wettelijke handelsrente ex artikel 6:119a BW bestaat ten aanzien van de proceskosten en de nakosten geen wettelijke grondslag. De rechtbank zal in deze dan ook uitgaan van de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW.
14. De beslissing
De rechtbank
in de zaak 11-840
14.1.
verwijst de zaak naar de rol van 30 mei 2012 voor het nemen van een akte door Plemaco en Fayrefield Foods over hetgeen is vermeld onder 7.14.,
14.2.
bepaalt dat van dit vonnis hoger beroep kan worden ingesteld voordat het eindvonnis is gewezen,
14.3.
houdt iedere verdere beslissing aan,
in de zaak 11-821
14.4.
veroordeelt Fayrefield International om aan Plemaco tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen een bedrag van € 49.835,11 (negenenveertigduizend achthonderdvijfendertig euro en elf eurocent,
14.5.
veroordeelt Fayrefield International in de beslagkosten, tot op heden begroot op € 1.192,16,
14.6.
veroordeelt Fayrefield International in de proceskosten, aan de zijde van Plemaco tot op heden begroot op € 3.045,31,
14.7.
verklaart dit vonnis in deze zaak tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
14.8.
wijst het meer of anders gevorderde af
in de zaak 11-848
14.9.
wijst het gevorderde af,
14.10.
veroordeelt Fayrefield International in de proceskosten, aan de zijde van Plemaco en [betrokkene 1] tot op heden begroot op € 6.371,00,
14.11.
veroordeelt Fayrefield International in de nakosten aan de zijde van Plemaco en [betrokkene 1] begroot op een bedrag van € 131,00 ter zake van salaris van de advocaat en veroordeelt Fayrefield International voorwaardelijk, voor het geval zij niet binnen 14 dagen na aanschrijving in der minne aan de in dit vonnis uitgesproken veroordeling voldoet en indien betekening plaatsvindt en noodzakelijk is, in de kosten van betekening, tot op heden begroot op € 68,00 voor salaris van de advocaat en de kosten van het betekeningsexploot, vermeerderd met de wettelijke rente over de kosten van de advocaten en de nakosten indien en voor zover Fayrefield International deze kosten niet binnen een termijn van 14 dagen na betekening van het vonnis zal hebben voldaan.
Dit vonnis is gewezen door mr. D. Vergunst en in het openbaar uitgesproken op 25 april 2012.