NJB 2018/2108:Betrokkene is op grond van de Wet Bopz opgenomen in een inrichting voor tbs-patiënten. Hij klaagt over diverse regels en beperkingen. De rechtbank verklaart de klachten ongegrond. Hoge Raad: 1. Algemene regels. Individuele omstandigheden. Voor patiënten die gedwongen zijn opgenomen op grond van de Wet Bopz, mogen geen algemene regels worden voorgeschreven, middelen of maatregelen worden opgelegd, of beperkingen worden toegepast die zich niet met het regime van de Wet Bopz verdragen. Behoudens de uitzondering van de huisregels, moet bij het bepalen van de rechtspositie van dergelijke patiënten rekening worden gehouden met hun individuele omstandigheden. 2. Afstand van recht. Afstand van rechten die een Bopz-patiënt toekomen, mag alleen dan worden aangenomen als de betrokkene zijn wil daartoe in vrijheid heeft kunnen bepalen, die wil ondubbelzinnig kan worden vastgesteld, mede gelet op een mogelijke stoornis, en het doen van afstand in verhouding staat tot het belang van het recht dat daarmee wordt prijsgegeven. De afstand kan niet in algemene zin afgeleid worden uit de instemming met opname in een forensische psychiatrische kliniek. 3. Huisregels. Huisregels hebben geen therapeutisch doel. Zij dienen uitsluitend de ordelijke gang van zaken binnen de instelling. 4. Individueel op te leggen beperkingen. Beperkingen die in een individueel geval gelden, moeten berusten op art. 40 Wet Bopz of, indien zij een therapeutisch doel dienen, zijn opgenomen in het behandelingsplan. Met het opleggen van beperkingen in het recht op het ontvangen van bezoek en in de bewegingsvrijheid zal uiterst terughoudend moeten worden omgegaan. 5. Dwangbehandeling. Steeds zal duidelijk moeten zijn welk doel de dwangbehandeling dient. Bij dwangbehandeling moet worden volstaan met de minst ingrijpende vorm, die niet langer dan nodig wordt toegepast, en die effectief moet zijn in de gegeven omstandigheden. Dwangbehandeling kan alleen worden toegepast als deze is vastgelegd in een behandelingsplan