Einde inhoudsopgave
Regeling voertuigen
Artikel 8.3.12 [Goedkeuring voor gebruik van hulpinrichting]
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2020
- Redactionele toelichting
De wijziging betreffende de aanhef van lid 2 kan niet worden doorgevoerd.
- Bronpublicatie:
21-11-2019, Stcrt. 2019, 63953 (uitgifte: 22-11-2019, regelingnummer: IENW/BSK-2019/202498)
- Inwerkingtreding
01-01-2020
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
21-11-2019, Stcrt. 2019, 63953 (uitgifte: 22-11-2019, regelingnummer: IENW/BSK-2019/202498)
- Vakgebied(en)
Verkeersrecht / Voertuigeisen
Vervoersrecht / Bijzondere onderwerpen
1.
Hulpinrichtingen mogen worden aangesloten op de in deze regeling vermelde meetmiddelen, indien de desbetreffende combinatie voor gebruik is goedgekeurd.
2.
Indien de combinatie, bedoeld in het eerste lid, niet voor gebruik is goedgekeurd, mag een hulpinrichting worden aangesloten op een in deze regeling genoemd meetmiddel, indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
- a.
de hulpinrichting voldoet aan de voorwaarden gesteld in het typekeuringscertificaat van het meetmiddel, waarin in elk geval de aansluiting van de desbetreffende hulpinrichting op het meetmiddel wordt toegestaan;
- b.
de hulpinrichting is voorzien van een CE-markering als bedoeld in artikel 1 van het Besluit meetinstrumenten en marktdeelnemers, en
- c.
voor de hulpinrichting is een testcertificaat afgegeven, tenzij anders is vermeld in het typekeuringscertificaat.
3.
Een testcertificaat als bedoeld in het tweede lid, onderdeel c, moet zijn afgegeven door een keuringsinstelling op grond van een door die instelling uitgevoerd onderzoek, waarbij is vastgesteld dat aan de eisen, genoemd in artikel 8.3.11, is voldaan.