Einde inhoudsopgave
Verdrag tussen Het Koninkrijk der Nederlanden en De Republiek Azerbeidzjan tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen en naar het vermogen
Artikel 28 Bijstand bij de invordering van belastingen
Geldend
Geldend vanaf 18-12-2009
- Bronpublicatie:
22-09-2008, Trb. 2008, 202 (uitgifte: 31-10-2008, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
18-12-2009
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
05-02-2010, Trb. 2010, 44 (uitgifte: 05-02-2010, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Internationaal belastingrecht (V)
Internationaal belastingrecht / Belastingverdragen
1.
De Verdragsluitende Staten verlenen elkaar bijstand bij de invordering van belastingvorderingen. Deze bijstand wordt niet beperkt door de artikelen 1 en 2.
De bevoegde autoriteiten van de Verdragsluitende Staten regelen in onderlinge overeenstemming de wijze van toepassing van dit artikel.
2.
Onder de uitdrukking ‘belastingvordering’ als gebezigd in dit artikel wordt verstaan een bedrag verschuldigd in verband met belastingen van elke soort en benaming die worden geheven ten behoeve van de Verdragsluitende Staten of de staatkundige of regionaal-administratieve onderdelen of plaatselijke publiekrechtelijke lichamen daarvan, voorzover de belastingheffing uit hoofde daarvan niet in strijd is met dit Verdrag of met een ander instrument waarbij de Verdragsluitende Staten partij zijn, alsmede interest, administratieve boetes en de kosten van invordering of van conservatoire maatregelen die verband houden met dat bedrag.
3.
Indien een belastingvordering van een Verdragsluitende Staat invorderbaar is uit hoofde van de wetgeving van die Staat en verschuldigd is door een persoon die de invordering ervan op dat tijdstip overeenkomstig de wetgeving van die Staat niet kan beletten, wordt die belastingvordering op verzoek van de bevoegde autoriteit van die Staat aanvaard ten behoeve van invordering door de bevoegde autoriteit van de andere Verdragsluitende Staat. De belastingvordering wordt door die andere Staat ingevorderd in overeenstemming met de bepalingen van zijn wetgeving die van toepassing zijn op de tenuitvoerlegging en invordering van zijn eigen belastingen als ware de belastingvordering een vordering van die andere Staat.
4.
Indien een belastingvordering van een Verdragsluitende Staat een vordering is ter zake waarvan die Staat uit hoofde van zijn wetgeving conservatoire maatregelen kan nemen teneinde de invordering te waarborgen, kan die belastingvordering op verzoek van de bevoegde autoriteit van die Staat worden aanvaard ten behoeve van het nemen van conservatoire maatregelen door de bevoegde autoriteit van die andere Verdragsluitende Staat. Die andere Staat neemt ter zake van die belastingvordering conservatoire maatregelen in overeenstemming met de bepalingen van zijn wetgeving, als ware de belastingvordering een belastingvordering van die andere Staat zelf, ook wanneer de belastingvordering op het tijdstip waarop deze maatregelen worden genomen niet invorderbaar is in de eerstbedoelde Staat of is verschuldigd door een persoon die gerechtigd is de invordering ervan te beletten.
5.
Onverminderd de bepalingen van het derde en vierde lid, zijn op een door een Verdragsluitende Staat voor de toepassing van het derde of vierde lid aanvaarde belastingvordering niet de termijnen van toepassing noch wordt er uit hoofde van de wetgeving van die Staat op grond van haar aard als zodanig voorrang aan verleend. Voorts wordt aan de door een Verdragsluitende Staat voor de toepassing van het derde of vierde lid aanvaarde belastingvordering in die Staat geen voorrang verleend, die uit hoofde van de wetgeving van de andere Verdragsluitende Staat die op die belastingvordering van toepassing is.
6.
Procedures inzake het bestaan, de geldigheid of het bedrag van een belastingvordering van een Verdragsluitende Staat worden uitsluitend aanhangig gemaakt bij de rechterlijke instanties of administratiefrechtelijke lichamen van die Staat. Niets in dit artikel mag zodanig worden uitgelegd dat het een recht doet ontstaan of verschaft tot het aanhangig maken van dergelijke procedures bij een rechterlijke instantie of een administratiefrechtelijk lichaam van de andere Verdragsluitende Staat.
7.
Indien te eniger tijd nadat uit hoofde van het derde of vierde lid een verzoek is gedaan door een Verdragsluitende Staat en voordat de andere Verdragsluitende Staat de desbetreffende belastingvordering heeft ingevorderd en overgemaakt aan de eerstbedoelde Staat, houdt de desbetreffende belastingvordering op:
- a.
in het geval van een verzoek ingevolge het derde lid, een belastingvordering van de eerstbedoelde Staat te zijn die invorderbaar is uit hoofde van de wetgeving van die Staat en die verschuldigd is door een persoon die, op dat tijdstip, uit hoofde van de wetgeving van die Staat de invordering ervan niet kan beletten; of
- b.
in het geval van een verzoek uit hoofde van het vierde lid, een belastingvordering van de eerstbedoelde Staat te zijn ter zake waarvan die Staat uit hoofde van zijn wetgeving conservatoire maatregelen kan treffen teneinde de invordering ervan te waarborgen.
De bevoegde autoriteit van de eerstbedoelde Staat stelt de bevoegde autoriteit van de andere Staat onverwijld daarvan in kennis, en naar keuze van de andere Staat, wordt het verzoek door de eerstbedoelde Staat uitgesteld of ingetrokken.
8.
In geen geval worden de bepalingen van dit artikel zo uitgelegd dat zij een Verdragsluitende Staat de verplichting opleggen:
- a.
bestuursrechtelijke maatregelen te nemen die in strijd zijn met de wetgeving of bestuursrechtelijke praktijk van die of van de andere Verdragsluitende Staat;
- b.
maatregelen te nemen die in strijd zouden zijn met de openbare orde (ordre public);
- c.
bijstand te verlenen indien de andere Verdragsluitende Staat niet alle redelijke invorderings- of conservatoire maatregelen heeft aangewend die hem naar gelang van het geval uit hoofde van zijn wetgeving of bestuurlijke praktijk, ter beschikking staan;
- d.
bijstand te verlenen in gevallen waarin de administratieve last voor die Staat duidelijk in verhouding onevenredig is met het voordeel te behalen door de andere Verdragsluitende Staat.