NJ 2024/52
OM-cassatie. Slagende klacht over het oordeel van het hof dat de op grond van artikel 19, eerste lid WED aan de verdachte gerichte vordering tot het overleggen van gegevens een schending oplevert van het nemo tenetur-beginsel.
HR 14-11-2023, ECLI:NL:HR:2023:1562, m.nt. N. Keijzer
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
14 november 2023
- Magistraten
Mrs. V. van den Brink, A.L.J. van Strien, A.E.M. Röttgering, T. Kooijmans, T.B. Trotman
- Zaaknummer
22/00545
- Conclusie
A-G mr. B.F. Keulen
- Noot
N. Keijzer
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS944957:1
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht / Voorfase
Bijzonder strafrecht / Economisch strafrecht
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2023:1562, Uitspraak, Hoge Raad, 14‑11‑2023
ECLI:NL:PHR:2023:676, Conclusie, Hoge Raad (Parket), 11‑07‑2023
Beroepschrift, Hoge Raad, 23‑11‑2022
- Wetingang
Essentie
OM-cassatie. Aan de verdachte is op grond van artikel 19, eerste lid WED gevorderd stukken die betrekking hebben op de invoer van illegaal vuurwerk mee te nemen naar het politieverhoor. Het hof heeft geoordeeld dat deze vordering een schending oplevert van het nemo tenetur-beginsel, omdat de stukken niet door de politie eigenmachtig konden worden verkregen en daarom afhankelijk van de wil van de verdachten waren. Daarmee heeft het hof een maatstaf aangelegd die niet in overeenstemming is met het beoordelingskader van het EHRM in zijn uitspraak in de zaak De Legé tegen Nederland. Geen cassatie, ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.