Rb. 's-Hertogenbosch, 18-03-2010, nr. 01/845052-09
ECLI:NL:RBSHE:2010:BL7686, Hoger beroep: (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan, Hoger beroep: (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
- Datum
18-03-2010
- Zaaknummer
01/845052-09
- LJN
BL7686
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBSHE:2010:BL7686, Uitspraak, Rechtbank 's-Hertogenbosch, 18‑03‑2010; (Eerste aanleg - meervoudig)
Hoger beroep: ECLI:NL:GHSHE:2011:BQ0905, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
Hoger beroep: ECLI:NL:GHSHE:2013:6101, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
Uitspraak 18‑03‑2010
Inhoudsindicatie
Gevangenisstraf van 12 jaar met aftrek voorarrest voor schietpartij op parkeerterrein van McDonald's in Best. Bewezenverklaring van poging tot moord, meermalen gepleegd. Verdachte heeft doelbewust op en in de richting van het slachtoffer geschoten. Gezien de uiterlijke verschijningsvorm van dit handelen heeft verdachte op zijn minst de aanmerkelijke kans bewust aanvaard, dat het slachtoffer en de persoon die zich in of nabij de baan van de door verdachte geloste schoten bevond, van het leven werden beroofd. Voorbedachte raad bewezen. Verdachte stapte uit de auto en had toen het wapen al in de hand. Vervolgens heeft hij 13 keer geschoten. Tijdens het verrichten van deze handelingen had verdachte voldoende tijd zich te beraden op het besluit om te gaan schieten. Niet is gebleken dat onbekend gebleven personen zich in of nabij de baan van de geloste schoten hebben bevonden. Vrijspraak van dit deel van de tenlastelegging.
Partij(en)
vonnis
RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
Sector Strafrecht
Parketnummer: 01/845052-09
Datum uitspraak: 18 maart 2010
Vonnis van de rechtbank 's-Hertogenbosch, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1958,
wonende te [woonplaats], [adres],
thans gedetineerd te: P.I. Zuid Oost, HvB Roermond.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 22 april 2009, van 30 juni 2009, van 22 september 2009, van 8 december 2009 en van
- 4.
maart 2010.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 23 maart 2009.
Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting van 4 maart 2010 is gewijzigd is aan verdachte tenlastegelegd dat (een kopie van de vordering tot wijziging is aangehecht):
- 1.
hij op of omstreeks 02 februari 2009 te Best (telkens) ter uitvoering van het
door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade
[slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of een of meer onbekend gebleven
personen van het leven te beroven, met dat opzet en na kalm beraad en rustig
overleg, ongeveer 13, althans meerdere malen, in elk geval eenmaal met een
vuurwapen op, althans in de richting van die [slachtoffer 1] en/of
[slachtoffer 2] en/of een of meer onbekend gebleven personen heeft geschoten,
terwijl (telkens) de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(artikel 289/287 en 45 Wetboek van Strafrecht)
- 2.
hij op of omstreeks 02 februari 2009 te Best en/of Eindhoven voorhanden heeft
gehad
- -
een of meer wapens van categorie III, te weten een pistool (merk Walther,
type P99 AS) met in de loopkamer munitie van categorie III, te weten een
volmantelprojectiel en/of
2 patroonhouders, gevuld met munitie van categorie II, te weten (in totaal)
8 hollowpoint projectielen en/of munitie van categorie III, te weten (in
- totaal)
21 volmantel projectielen en/of
- -
een lege patroonhouder;
(artikel 26 Wet wapens en munitie)
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
De bewijsmiddelen en de beoordeling daarvan.
Vaststaande feiten.
Op 2 februari 2009 heeft er een schietincident plaatsgevonden op de parkeerplaats bij de McDonald's in Best, waarbij diverse kogels zijn afgevuurd 1 2. [slachtoffer 1] is door één kogel in zijn rechterarm getroffen 3. In de directe nabijheid van een zilvergrijze Audi A8 met Duits kenteken zijn 13 hulzen van het kaliber 9 x 19 mm aangetroffen4. Het vuurwapen, dat verdachte bij zijn aanhouding in zijn bezit had, is geschikt voor patronen van het kaliber 9 mm 5. Verdachte heeft verklaard dat hij op 2 februari 2009 in zijn blauwe Volkswagen Caddy, met kenteken [kentekennummer], naar de McDonald's te Best is gereden, daar half op de weg/haaks op een parkeervak vlak achter voormelde Audi is gestopt, is uitgestapt en de naam "[naam]" (rechtbank: bedoeld wordt slachtoffer [slachtoffer 1]) heeft geroepen. Voorts heeft verdachte verklaard dat hij toen een vuurwapen bij zich had, dat hij met dat vuurwapen diverse keren heeft geschoten, waarvan één keer op de arm van [slachtoffer 1] 6.
Het standpunt van de officier van justitie.
Ten aanzien van feit 1:
De officier van justitie acht poging tot moord, meermalen gepleegd, wettig en overtuigend bewezen. Hiertoe heeft zij - kort samengevat - aangevoerd dat verdachte een wapen met meerdere patroonhouders bij zich had, dat verdachte slachtoffer [slachtoffer 1] zag staan en naar hem riep om de aandacht te trekken. Daarna is er, gelet op het aantal aangetroffen hulzen, 13 maal geschoten. Verdachte heeft bij iedere keer dat hij de trekker overhaalde een afweging kunnen en moeten maken. Dat alles moet volgens de officier van justitie tot de conclusie leiden dat verdachte met voorbedachten rade gepoogd heeft [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en onbekend gebleven personen van het leven beroven. Er is sprake van kalm beraad en rustig overleg. Van een gemoedsopwelling aan de kant van verdachte is geen sprake geweest.
Ten aanzien van feit 2:
De officier van justitie acht dit feit wettig en overtuigend bewezen.
Het standpunt van de verdediging.
Ten aanzien van feit 1:
De verdediging stelt zich op het standpunt dat poging tot moord niet kan worden bewezen, aangezien niet vast staat dat verdachte willens en wetens naar de plaats delict is gegaan om [slachtoffer 1], [slachtoffer 2] of andere personen na kalm beraad te pogen van het leven te beroven. Volgens de verdediging is er überhaupt geen sprake van voorbedachte rade.
Voorts kan poging tot doodslag naar het oordeel van de verdediging evenmin worden bewezen. Hiertoe heeft de raadsman van verdachte - kort samengevat - aangevoerd:
Ten aanzien van [slachtoffer 1], dat nu hij "slechts" door zijn arm is geschoten om hem uit te schakelen, zulks omdat [slachtoffer 1] op verdachte schoot, er op zijn hoogst sprake is van het toebrengen van lichamelijk letsel.
Ten aanzien van [slachtoffer 2], dat niet vaststaat dat de kogel die voorbij het hoofd van [slachtoffer 2] vloog een kogel was uit het wapen van verdachte en bovendien dat [slachtoffer 2] niet heeft kunnen zeggen op wat voor afstand de kogel langs zijn hoofd is gegaan.
Ten aanzien van anderen, dat verdachte niet op anderen heeft geschoten en door zijn schieten niet het risico heeft genomen dat daardoor anderen gedood konden worden, omdat verdachte niet in het wilde weg heeft geschoten.
Ten aanzien van feit 2:
Verdachte erkent dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan het verboden wapenbezit, zoals is tenlastegelegd.
Het oordeel van de rechtbank.
Ten aanzien van feit 1:
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat de poging tot moord, meermalen gepleegd, kan worden bewezen.
Opsporingsambtenaar NR 26, als lid van een observatieteam ter plaatse, heeft tegenover de politie het volgende verklaard. "Ik zag dat uit de [kentekennummer] een (...) man (...) stapte en in zijn rechterhand een zwart vuurwapen vasthield. Ik zag dat hij het wapen gericht hield in de richting van [slachtoffer 1] en [getuige 1]. Ik hoorde 8 à 9 knallen en zag dat uit het wapen mondingsvuur kwam." 7
Getuige mevrouw [getuige 2], die op enkele parkeervakken afstand van de plaats delict geparkeerd stond, heeft verklaard dat een auto aan kwam rijden en schuin midden op de toegangsweg van het parkeerterrein stopte. Ze zag de deur aan de bestuurderszijde opengaan en ze zag een man uitstappen. Die man stak meteen zijn arm naar voren met daarin een pistool. Ze zag dat die man vrijwel onmiddellijk zo'n 5 à 6 keer zonder te twijfelen doelgericht vuurde. 8
Verder betrekt de rechtbank in haar oordeel de verklaring van [slachtoffer 1] die heeft verklaard dat hij naar de Audi van [getuige 1] liep en dat hij toen een harde klap hoorde, hevige pijn aan de rechterkant van zijn lichaam voelde en daardoor op de grond kwam te liggen. Op dat moment zag hij verdachte voor het eerst. Hij zag dat verdachte een zwart pistool in zijn hand had en met zijn rechterarm gestrekt in zijn richting wees. [slachtoffer 1] hoorde en zag dat verdachte in zijn richting bleef schieten. Verdachte stond op ongeveer 6 meter van hem vandaan 9.
Voorts heeft de rechtbank in haar oordeel betrokken de verklaring van [getuige 1], die heeft verklaard dat hij een kleine blauwe bestelauto achter zijn auto hoorde stoppen, dat daaruit een man stapte die iets riep en dat deze man vervolgens direct op [naam] ([slachtoffer 1]) begon te schieten 10.
Voormelde getuigenverklaringen, in samenhang met de vaststaande feiten, brengen de rechtbank tot het oordeel dat verdachte doelbewust op en in de richting van [slachtoffer 1] heeft geschoten. Gezien de uiterlijke verschijningsvorm van dit handelen heeft verdachte op z'n minst de aanmerkelijke kans bewust aanvaard dat [slachtoffer 1] van het leven werd beroofd.
De rechtbank acht een dergelijk voorwaardelijk opzet eveneens bewezen voor personen die zich op het moment dat verdachte de schoten afvuurde, in of nabij de baan van de door verdachte geloste schoten bevonden.
In de tenlastelegging zijn in dat verband "[slachtoffer 2] en/of een of meer onbekend gebleven personen" genoemd.
Ten aanzien van [slachtoffer 2] is voor de rechtbank komen vast te staan dat hij zich heeft bevonden in of nabij de baan van een door verdachte gelost schot. De rechtbank baseert dit oordeel op de verklaring van [slachtoffer 2] zelf en op de bevindingen van het forensisch schootsbaanonderzoek.
[slachtoffer 2] zelf heeft verklaard dat hij, toen hij op een buitenplaats van de Mc Donald's achter een houten schutting aan het laden en lossen was, vlak na elkaar schoten hoorde en meteen daarna een kogel aan zijn hoofd voorbij hoorde vliegen. De kogel raakte het hekwerk van de schuttingspoort en vervolgens is er een stuk metaal tegen zijn hoofd aangekomen. 11
Op 12 februari 2009 heeft een forensisch schootsbaanonderzoek plaatsgevonden. Er werd een laserhouder geplaatst in het hart van de inschotopening in de verticale stijl van het hekwerk van de schuttingpoort waarachter [slachtoffer 2] had gestaan. Vervolgens werd de laserstraal door het hart van de doorschotopening in de houten schutting gericht en is de lijn tussen het inschot en het doorschot gevolgd. Uitkomend bij het einde van het parkeervak, rechts naast het parkeervak waar voornoemde Audi stond geparkeerd, bleek de hoogte van de laserstraal zich op 1 meter en 42 centimeter te bevinden. De onderzoekers hebben geconcludeerd dat door het uitlijnen van de schootsbaan kan worden aangenomen dat het schot in elk geval is afgevuurd in de nabijheid van de Audi.
De forensisch onderzoekers hebben voorts vastgesteld dat de doorschotopening in de schutting waarachter [slachtoffer 2] zich bevond, zich ongeveer op hoofdhoogte van [slachtoffer 2] bevond. In de houten schutting zat een doorschotopening op een hoogte van 1,74 meter. De inschotopening in het hekwerk werd aangetroffen op een hoogte van 1,84 meter. [slachtoffer 2] zelf heeft verklaard 1,77 meter lang te zijn. 12
Gelet op de verklaring van [slachtoffer 2] en de conclusies uit het schootsbaanonderzoek acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de aanmerkelijke kans bewust heeft aanvaard dat [slachtoffer 2] door een schot van verdachte van het leven werd beroofd.
Niet gebleken is dat onbekend gebleven personen zich in of nabij de baan van door verdachte geloste schoten hebben bevonden. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van de poging tot levensberoving van onbekend gebleven personen.
Vervolgens dient de vraag te worden beantwoord of verdachte heeft gehandeld met voorbedachten rade.
Voor de bewezenverklaring van voorbedachte raad in de tenlastelegging onder feit 1 uitgedrukt met de woorden 'na kalm beraad en rustig overleg' moet volgens vaste jurisprudentie vaststaan dat verdachte tijd had zich te beraden op het te nemen of genomen besluit, zodat de gelegenheid heeft bestaan dat hij over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad heeft nagedacht en zich daarvan rekenschap heeft gegeven. Het tijdsverloop hoeft niet lang te zijn en kan zich ook deels afspelen tijdens de gewelddadige handelingen.
In het onderhavige geval neemt de rechtbank de volgende feiten en omstandigheden in aanmerking.
Verdachte kwam de parkeerplaats van de McDonald's oprijden, herkende [slachtoffer 1], parkeerde de auto haaks vóór het parkeervak waar [slachtoffer 1] zich bevond, opende het bestuurdersportier en stapte uit. Blijkens de voormelde getuigenverklaringen van opsporingsambtenaar NR 26 en mevrouw [getuige 2] had verdachte het wapen al in de hand toen hij uit de auto stapte. Hij moet dus het wapen hebben getrokken, vlak voordat of toen hij uit de auto stapte. Vervolgens heeft hij, gelet op de gevonden patroonhulzen van het 9 mm. kaliber, in totaal 13 keer geschoten.
Tijdens het verrichten van de hierboven genoemde handelingen had verdachte naar het oordeel van de rechtbank voldoende tijd zich, in de zin van voormelde jurisprudentie, te beraden op het besluit om te gaan schieten.
Op grond van de voorgaande overwegingen acht de rechtbank de ten laste gelegde voorbedachte raad wettig en overtuigend bewezen.
De bewezenverklaring.
Ten aanzien van feit 1:
Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang bezien, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
1.
op 02 februari 2009 te Best telkens ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] van het leven te beroven, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, ongeveer 13 maal met een vuurwapen op en in de richting van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft geschoten, terwijl telkens de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Ten aanzien van feit 2:
Op grond van de processen-verbaal van bevindingen 13 14 15 16 en de bekennende verklaring van verdachte 17 komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte:
- 2.
op 02 februari 2009 te Best en/of Eindhoven voorhanden heeft gehad
- -
een wapen van categorie III, te weten een pistool (merk Walther, type P99 AS) met in de loopkamer munitie van categorie III, te weten een volmantelprojectiel en
2 patroonhouders, gevuld met munitie van categorie II, te weten in totaal 8 hollowpoint projectielen en munitie van categorie III, te weten in totaal 21 volmantel projectielen en
- -
een lege patroonhouder.
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De kwalificatie.
Het bewezenverklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
De strafbaarheid.
De verdediging stelt zich ten aanzien van feit 1 op het standpunt dat verdachte heeft gehandeld uit noodweer dan wel noodweerexces. Volgens de verdediging heeft [slachtoffer 1] als eerste geschoten en moest verdachte zich verdedigen teneinde te voorkomen dat [slachtoffer 1] hem zou doden. Bovendien kon verdachte niet terugtreden. Gelet op alle omstandigheden kon naar het oordeel van de verdediging verdachte om zijn leven te redden niets anders doen dan op de arm van [slachtoffer 1] schieten.
De rechtbank overweegt hiertoe het navolgende.
De verklaring van verdachte dat hij pas is gaan schieten nadat [slachtoffer 1] op hem is gaan schieten, vindt geen steun in de overige bewijsmiddelen.
In dat verband wijst de rechtbank op de hierboven reeds geciteerde verklaringen van opsporingsambtenaar NR 26 en van mevrouw [getuige 2]. Zij verklaren dat verdachte reeds bij het uitstappen uit zijn auto een wapen in de hand had en direct begon te schieten. Tijdens het verhoor bij de rechter-commissaris heeft opsporingsambtenaar NR 26 bovendien het volgende verklaard. "Ik heb één persoon zien schieten. (...) Hij heeft gericht geschoten op [slachtoffer 1] en [getuige 1]. Bij [getuige 1] en [slachtoffer 1] heb ik geen wapen gezien. Ik had goed zicht op [getuige 1] en [slachtoffer 1]. Ik kan zeggen dat als zij op het moment dat ik ze zag een wapen zouden hebben gehad en gebruikt, ik dat gezien zou moeten hebben. Ik heb dat dus niet gezien."
Ook overigens is de rechtbank niet gebleken van feiten of omstandigheden die de verklaring van verdachte dat [slachtoffer 1] als eerste schoot, bevestigen.
Naar het oordeel van de rechtbank is dan ook niet aannemelijk geworden, dat er op het moment dat verdachte begon te schieten, sprake was van een situatie van wederrechtelijke aanranding van verdachte of van onmiddellijke dreigend gevaar voor zo'n aanranding. Gelet daarop verwerpt de rechtbank het beroep op noodweer.
Nu er geen sprake was van een noodweersituatie waarin verdediging noodzakelijk was, dient ook het beroep op noodweerexces te worden verworpen.
Er zijn voor het overige geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten of van de verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen te zijnen laste bewezen is verklaard.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen:
Oplegging van straf en/of maatregel.
De eis van de officier van justitie.
Ten aanzien van feit 1 (poging tot moord, meermalen gepleegd) en feit 2:
Een gevangenisstraf van 15 jaar, met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
Ten aanzien van feit 1 en 2:
Onttrekking aan het verkeer van het inbeslaggenomen pistool, merk Walther, type P99 AS, de 3 patroonhouders en 29 patronen, alsmede 1 katapult.
Teruggave van de inbeslaggenomen kleding aan verdachte.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat, nu verdachte dient te worden vrijgesproken van feit 1, de op te leggen straf gelijk dient te zijn aan het door verdachte ondergane voorarrest. Tevens dient in de beoordeling van de op te leggen straf te worden betrokken de geestelijke toestand waarin verdachte op 2 februari 2009, ten gevolge van het gebruik van zware medicijnen, verkeerde. Verdachte was toen zeer gespannen omdat hij serieus voor zijn leven moest vrezen. Daarnaast leeft hij op zeer gespannen voet met [slachtoffer 1] in verband met het uitgeloofde tipgeld en is zijn echtgenote gedurende de voorarrestperiode enige malen serieus bedreigd. Verder heeft verdachte het voorarrest als zeer zwaar ervaren, aanvankelijk vanwege de opgelegde beperkingen en nadien omdat verdachte vanwege zijn veiligheid in een speciale afdeling in het Huis van Bewaring te Vught is geplaatst en hij van en naar de zitting op een speciale wijze wordt vervoerd. Tevens dient rekening te worden gehouden met het gegeven dat verdachte al zijn bezittingen is verloren in zijn strijd tegen de voormalig burgemeester van de gemeente Eindhoven. Tot slot dient rekening te worden gehouden met de ernstige lichamelijke problemen die verdachte ondervindt.
Het oordeel van de rechtbank.
algemeen
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Voorts heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals tot uitdrukking komt in het wettelijke strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Het bewezen verklaarde feit 1 levert geen voltooid delict, maar een poging op. Dat brengt mee dat, gelet op het bepaalde in artikel 45 van het Wetboek van Strafrecht, de op te leggen straf in vergelijking met de straf die op het voltooide delict staat, met een derde kan worden verminderd.
Ter terechtzitting van 4 maart 2010 heeft verdachte verklaard dat hij onlangs is veroordeeld door het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch voor bedreiging tot een gevangenisstraf van 2 weken. De feiten waarvoor verdachte thans terecht staat zijn voor die veroordeling gepleegd. Gelet op het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht heeft de rechtbank, bij het bepalen van de voor de bewezen verklaarde feiten op te leggen straf, met die veroordeling rekening gehouden in die zin dat de rechtbank heeft overwogen welke straf aan verdachte zou zijn opgelegd indien het feit waarvoor verdachte door het
Gerechtshof is veroordeeld gelijktijdig met de bewezen verklaarde feiten zouden zijn afgedaan.
strafverzwarend
Verdachte heeft op een openbare parkeerplaats, waar het een komen en gaan van mensen is, 13 maal met een vuurwapen geschoten. Daarbij is [slachtoffer 1] aan zijn arm gewond geraakt en is een kogel rakelings langs het hoofd van [slachtoffer 2] gegaan. Gelet hierop kan worden gesproken van een zeer ernstig feit. Voor de slachtoffers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] moet dit een zeer angstige en schokkende gebeurtenis zijn geweest. De ervaring leert dat slachtoffers van dit soort delicten vaak nog gedurende lange tijd de psychische en in het geval van slachtoffer [slachtoffer 1] ook lichamelijke gevolgen daarvan ondervinden. Daarnaast heeft verdachte met zijn handelen een negatieve bijdrage geleverd aan de in de samenleving heersende gevoelens van angst en onveiligheid. Dat geldt in het bijzonder voor degenen die in en bij de McDonald's getuige zijn geweest van de schietpartij.
Bovendien was ten tijde van de aanhouding van verdachte het vuurwapen dat hij eerder had gebruikt doorgeladen en voorzien van een gevulde patroonhouder. Daarnaast had hij toen ook nog de beschikking over een geheel gevulde losse patroonhouder. Verdachte, die van zichzelf zegt een ervaren schutter te zijn, moet gelet op zijn kennis en kunde bij uitstek op de hoogte zijn van het gevaar van zulk een vuurwapen.
Voorts is verdachte eerder veroordeeld terzake artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 26 van de Wet wapens en munitie. Deze eerdere veroordelingen hebben verdachte niet weerhouden van het wederom plegen van de bewezen delicten.
conclusie
Gelet op de hiervoor genoemde feiten en omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat voor de bewezen verklaarde niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf welke vrijheidsbeneming meebrengt voor de duur als hierna te melden.
Beslag.
De rechtbank is van oordeel, voor zover van de in het dictum genoemde voorwerpen nog geen afstand is gedaan, deze onttrokken dienen te worden aan het verkeer, omdat - zoals blijkt uit het onderzoek ter terechtzitting - dit voorwerpen zijn met behulp waarvan feit 1 is begaan. Voorts is de rechtbank van oordeel dat de in het dictum genoemde katapult eveneens vatbaar is voor onttrekking aan het verkeer, omdat dit voorwerp van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet. Voorts is dit voorwerp bij gelegenheid van het onderzoek naar het door hem begane feit aangetroffen en kan het dienen tot het begaan van soortgelijke feiten.
De rechtbank zal de teruggave gelasten van de in het dictum genoemde kleding aan verdachte nu naar het oordeel van de rechtbank het belang van strafvordering zich niet meer verzet tegen de teruggave daarvan.
DE UITSPRAAK
Verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven:
T.a.v. feit 1:
poging tot moord, meermalen gepleegd
T.a.v. feit 2:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie,
en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III,
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en
munitie, meermalen gepleegd
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf.
T.a.v. feit 1, feit 2:
Gevangenisstraf voor de duur van 12 jaar met aftrek overeenkomstig artikel 27
van het Wetboek van Strafrecht.
T.a.v. feit 1, feit 2:
Onttrekking aan het verkeer van de inbeslaggenomen goederen, te weten: 1
pistool, merk Walther, type P99 AS, 3 patroonhouders, 29 patronen en 1 katapult.
T.a.v. feit 1, feit 2:
Teruggave van de inbeslaggenomen kleding aan verdachte.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. E.C.M. de Klerk, voorzitter,
mr. J.M.P. Willemse en mr. P.J.H. Van Dellen, leden,
in tegenwoordigheid van F.H.M. Klerkx, griffier,
en is uitgesproken op 18 maart 2010.
- 1.
het proces-verbaal van verbalisant NR26 d.d. 2 februari 2009 (p.104)
- 2.
de verklaring van [getuige 2] d.d. 16 maart 2009 (p.376/377)
- 3.
de aangifte van [slachtoffer 1] d.d. 10 februari 2009 (p. 99)
- 4.
het proces-verbaal Forensisch Onderzoek PD Mc.Donald's, nr.2009018924-24 d.d. 14 mei 2009 (p.14)
- 5.
de rapportage van het Nederlands Forensisch Instituut d.d. 14 april 2009 (p.147)
- 6.
de verklaring van verdachte, afgelegd ter zitting van 4 maart 2010
- 7.
Het proces-verbaal van verbalisant NR 26 d.d. 2 februari 2009 (p. 104)
- 8.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 11 februari 2009 (p. 370-375) en de verklaring van [getuige 2] d.d. 16 maart 2009 (p. 376/377).
- 9.
de aangifte van [slachtoffer 1] d.d. 10 februari 2009 (p. 99)
- 10.
de verklaring van [getuige 1] d.d. 2 februari 2009 (p.365)
- 11.
De verklaring van [slachtoffer 2] d.d. 4 februari 2009 (p. 406/407)
- 12.
Het proces-verbaal Forensisch onderzoek PD Mac Donalds, nr 2009018924-24, d.d. 14 mei 2009 (p. 16/17), waarin ook verwezen wordt naar de pijlen van de doorschot- en inschotopening die zijn ingetekend in foto 29 tot en met 32 en foto 46 (p. 38, 39, 40, 41 en 48).
- 13.
het proces-verbaal bevindingen d.d. 2 februari 2009, nr. 2009018924-5, inhoudende het relaas van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] ten aanzien van het bij verdachte aangetroffen patroonhouders en munitie (p. 594).
- 14.
het proces-verbaal bevindingen d.d. 2 februari 2009, inhoudende het relaas van verbalisant NR83 ten aanzien van de achtervolging van verdachte van Best naar Eindhoven en het aantreffen van een vuurwapen (p. 591)
- 15.
het proces-verbaal bevindingen d.d. 11 mei 2009, nr. 2009018924-170, inhoudende het relaas van verbalisant [verbalisant 3] ten aanzien van de categoriebepaling van het bij verdachte aangetroffen vuurwapen en de patronen
- 16.
het proces-verbaal van bevindingen d.d. 11 mei 2009, nr. 2009018924-172, inhoudende een relaas van verbalisant [verbalisant 4] ten aanzien van onder andere categoriebepaling van de bij verdachte aangetroffen munitie ( p. 111)
- 17.
de verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 4 maart 2010.