RBP 2019/92
Kinderontvoering. Is de Nederlandse rechter bevoegd als het HKOV niet van toepassing is?
HR 05-07-2019, ECLI:NL:HR:2019:1085
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
5 juli 2019
- Magistraten
Mrs. E.J. Numann, A.H.T. Heisterkamp, M.V. Polak, M.J. Kroeze, C.H. Sieburgh
- Zaaknummer
18/02124
- JCDI
JCDI:ADS174023:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht / Algemeen
Personen- en familierecht / Gezag en omgang
Internationaal privaatrecht / Internationaal bevoegdheidsrecht
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2019:1085, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 05‑07‑2019
Conclusie, Hoge Raad, 14‑06‑2019
ECLI:NL:PHR:2019:454, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 05‑04‑2019
Beroepschrift, Hoge Raad, 04‑12‑2018
Beroepschrift, Hoge Raad, 15‑05‑2018
- Wetingang
Art. 3 sub a en c Rv, art. 13 lid 8 Uwik
Essentie
IPR. Kinderontvoering. Verzoek tot teruggeleiding. HKOV. Bevoegdheid Nederlandse rechter.
Is de Nederlandse rechter bevoegd als het HKOV niet van toepassing is? Voldoende verbondenheid met de rechtssfeer van Nederland in de zin van art. 3, aanhef en onder c, Rv?
Samenvatting
De moeder en de vader zijn in India met elkaar getrouwd. De moeder heeft de Nederlandse en de Pakistaanse nationaliteit. De vader heeft de Indiase nationaliteit. Uit het huwelijk is in 2014 de minderjarige geboren. Zij heeft de Nederlandse nationaliteit. De ouders oefenen gezamenlijk gezag over haar uit.
Sinds 29 ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.