Einde inhoudsopgave
Overeenkomst opgesteld op basis van Artikel K.3, lid 2, onder c), van het Verdrag betreffende de Europese Unie ter bestrijding van corruptie waarbij ambtenaren van de Europese Gemeenschappen of van de lidstaten van de Europese Unie betrokken zijn
Artikel 13 Inwerkingtreding
Geldend
Geldend vanaf 28-09-2005
- Bronpublicatie:
26-05-1997, Trb. 1997, 249 (uitgifte: 11-09-1997, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
28-09-2005
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
30-12-2005, Trb. 2005, 336 (uitgifte: 01-01-2005, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Ambtenarenrecht / Bijzondere onderwerpen
Bijzonder strafrecht / Bijzondere onderwerpen strafrecht
1.
Deze Overeenkomst wordt de lidstaten ter aanneming volgens hun onderscheiden grondwettelijke bepalingen voorgelegd.
2.
De lidstaten stellen de Secretaris-Generaal van de Raad van de Europese Unie in kennis van de voltooiing van de overeenkomstig hun grondwettelijke bepalingen voor de aanneming van deze Overeenkomst vereiste procedures.
3.
Deze Overeenkomst treedt in werking negentig dagen na de in lid 2 bedoelde kennisgeving door de lidstaat die als laatste daartoe overgaat.
4.
Tot de inwerkingtreding van deze Overeenkomst kan elke lidstaat bij de in lid 2 bedoelde kennisgeving, dan wel op een later tijdstip, verklaren dat deze Overeenkomst, met uitzondering van artikel 12, te zijnen aanzien van toepassing zal zijn op zijn betrekkingen met andere lidstaten die dezelfde verklaring hebben afgelegd. De Overeenkomst wordt ten aanzien van de lidstaat die een dergelijke verklaring heeft afgelegd, van toepassing op de eerste dag van de maand die volgt op een periode van negentig dagen na de datum van nederlegging van die verklaring.
5.
Een lidstaat die geen verklaring overeenkomstig lid 4 heeft afgelegd, kan de Overeenkomst ten aanzien van andere overeenkomstsluitende lidstaten toepassen op basis van bilaterale overeenkomsten.