Rb. Overijssel, 22-07-2014, nr. 08.955605-13 en 08.952114-14
ECLI:NL:RBOVE:2014:4033
- Instantie
Rechtbank Overijssel
- Datum
22-07-2014
- Zaaknummer
08.955605-13 en 08.952114-14
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBOVE:2014:4033, Uitspraak, Rechtbank Overijssel, 22‑07‑2014; (Eerste aanleg - meervoudig)
Uitspraak 22‑07‑2014
Inhoudsindicatie
De rechtbank Overijssel veroordeelt een 18-jarige Zwollenaar tot een jeugddetentie van 12 maanden, waarvan 194 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren met bijzondere voorwaarden en een gedragsbeïnvloedende maatregel voor jeugdigen voor de duur van 12 maanden. Toepassing van het adolescentenstrafrecht. Verdachte maakte zich in 2011 en 2012 schuldig aan een poging tot woninginbraak en een woninginbraak. In februari 2014 heeft verdachte zich op twee achtereenvolgende dagen schuldig gemaakt aan twee pogingen tot een overval. Op 13 februari 2014 probeerde hij een videotheek in Zwolle te overvallen en een dag later, heeft hij hetzelfde geprobeerd bij een slijterij in Zwolle. Daarnaast heeft verdachte op 16 februari 2014 een raam ingegooid.
Partij(en)
Rechtbank Overijssel
Afdeling Strafrecht
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummers: 08.955605-13 en 08.952114-14
Datum vonnis: 22 juli 2014
Vonnis (promis) op tegenspraak van de rechtbank Overijssel, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1995 in [geboorteplaats],
wonende in [woonplaats],
nu verblijvende in Juvaid Justitiële Inrichting te Veenhuizen.
1. Het onderzoek op de terechtzitting
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 12 juni 2014 en 14 juli 2014. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. S. Leusink en van hetgeen door de verdachte en diens raadsman,
mr. V. Wolting, advocaat te Zwolle, naar voren is gebracht.
2. De tenlastelegging
08.955605-13
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1: op 29 april 2012 in Zwolle een poging tot woninginbraak heeft gepleegd;
feit 2: in de periode van 24 december 2011 tot en met 25 december 2011 in Zwolle een woninginbraak heeft gepleegd.
Voluit luidt de tenlastelegging aan de verdachte, dat:
1.
hij op of omstreeks 29 april 2012 te Zwolle ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning ([adres 1]) weg te nemen (een) goed(eren) en/of geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) en zich daarbij de toegang tot die woning te verschaffen en/of die/dat weg te nemen goed(eren)/geldbedrag onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming, met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen een raam/ruit van voornoemde woning heeft vernield, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
2.
hij in of omstreeks de periode van 24 december 2011 tot en met 25 december 2011 te Zwolle tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning ([adres 2]) heeft weggenomen een televisie en/of een klok en/of een doosje zilveren lepeltjes en/of een horloge, in elk geval enig goed/goederen, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
08.952114-14
De rechtbank nummert de bij dagvaarding met parketnummer 08.95114-14 onder 1, 2, 3, 5 en 6 ten laste gelegde feiten als 3, 4, 5, 6 en 7.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 3: op 13 februari 2014 heeft geprobeerd een videotheek in Zwolle te overvallen;
feit 4: op 14 februari 2014 heeft geprobeerd een slijterij in Zwolle te overvallen;
feiten 5 en 6: op 15 februari 2014 bij een voetbalkantine en een school heeft ingebroken en daar goederen heeft weggenomen;
feit 7: op 16 februari 2014 een ruit van een woning te Zwolle heeft vernield.
Voluit luidt de tenlastelegging aan de verdachte, dat:
3.
hij op of omstreeks 13 februari 2014 te Zwolle ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen een hoeveelheid geld en/of een of meer (andere) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3] en/of [videotheek], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid, welke poging tot diefstal werd vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer 3], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of verdachtes mededader(s)
-de videotheek van die [slachtoffer 3] ([adres 3]) heeft/hebben geobserveerd en/of
-gezichtsbedekkende kleding heeft/hebben gedragen (een capuchon en/of een sjaal)(terwijl alleen de ogen nog zichtbaar waren) en/of
-handschoenen heeft/hebben gedragen en/of
-een voorwerp in de jaszak heeft/hebben vastgehouden en/of met zich mee heeft/hebben gevoerd (teneinde die [slachtoffer 3] en/of een of meer andere aanwezigen in die videotheek te bedreigen) en/of
- de videotheekdeur heeft/hebben open geduwd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
en/of
hij op of omstreeks 13 februari 2014 te Zwolle ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 3] te dwingen tot de afgifte van een hoeveelheid geld en/of een of meer (andere) goed(eren), in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3] en/of [videotheek], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),met voormeld oogmerk,
-de videotheek van die [slachtoffer 3] ([adres 3]) heeft/hebben geobserveerd en/of
-gezichtsbedekkende kleding heeft/hebben gedragen (een capuchon en/of een sjaal)(terwijl alleen de ogen nog zichtbaar waren) en/of
-handschoenen heeft/hebben gedragen en/of
-een voorwerp in de jaszak heeft/hebben vastgehouden en/of met zich mee heeft/hebben gevoerd (teneinde die [slachtoffer 3] en/of een of meer andere aanwezigen in die videotheek te bedreigen) en/of
- de videotheekdeur heeft/hebben open geduwd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, voor zover voor het vorenstaande onder 1geen veroordeling mocht of zou kunnen volgen, subsidiair, terzake dat
hij op of omstreeks 13 februari 2014 in de gemeente Zwolle, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, ter voorbereiding van een misdrijf, waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, te weten diefstal met geweld in vereniging en/of op/of aan de openbare weg hetgeen het misdrijf van artikel 312 lid 1 en lid 2 onder 1 en 2 van het Wetboek van Strafrecht en/of afpersing in vereniging hetgeen het misdrijf van artikel 317 lid 1 en lid 3 van het Wetboek van Strafrecht oplevert, opzettelijk
- een of meerdere fietsen en/of
- een of meerdere mobiele telefoon(s) en/of
- een of meer steekwapen(s) en/of
- sjaal(s) en/of donkere kleding,
kennelijk bestemd tot het in vereniging begaan van dat misdrijf, heeft verworven en/of vervaardigd en/of ingevoerd en/of doorgevoerd en/of voorhanden heeft gehad.
4.
hij op of omstreeks 14 februari 2014 te Zwolle ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen een hoeveelheid geld, geheel of ten dele toebehorende aan Slijterij-Wijnhandel [naam slijterij], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid, welke poging tot diefstal werd vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 4] (werkzaam in Slijterij-Wijnhandel [naam slijterij]), gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte
- Slijterij-Wijnhandel [naam slijterij] is binnengegaan en/of in de richting van de kassa is gelopen en/of
- (dreigend/dwingend) heeft gezegd/geroepen: "overval, overval, geld, geld, snel" en/of
- gezichtsbedekkende kleding heeft gedragen (een capuchon) en/of
- een voorwerp heeft vastgehouden en/of in de richting van voornoemde [slachtoffer 4] heeft gehouden/gericht; terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
en/of
hij op of omstreeks 14 februari 2014 te Zwolle ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 4] (werkzaam in Slijterij-Wijnhandel [naam slijterij]) te dwingen tot de afgifte van een hoeveelheid geld, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Slijterij-Wijnhandel [naam slijterij], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, met voormeld oogmerk
- Slijterij-Wijnhandel [naam slijterij] is binnengegaan en/of in de richting van de kassa is gelopen en/of
- (dreigend/dwingend) heeft gezegd/geroepen: "overval, overval, geld, geld, snel" en/of
- gezichtsbedekkende kleding heeft gedragen (een capuchon) en/of
- een voorwerp heeft vastgehouden en/of in de richting van voornoemde [slachtoffer 4] heeft gehouden/gericht, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid/
5.
hij op of omstreeks 15 februari 2014 in de gemeente Zwolle tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een sportkantine, gelegen aan de [adres 4] heeft weggenomen een hoeveelheid snoep en/of (fris en/of alcoholische)drank, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [adres 4] en/of Voetbalvereniging [naam sportvereniging], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming.
6.
hij op of omstreeks 15 februari 2014 in de gemeente Zwolle tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een school [naam school], praktijkonderwijs Landstede, gevestigd aan de [adres 5], heeft weggenomen twee, althans een aantal, beeldschermen (merk Acer) en/of een zwarte kabel, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 5] en/of [naam school], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
7.
hij op of omstreeks 16 februari 2014 in de gemeente Zwolle opzettelijk en wederrechtelijk een (voor)ruit behorende bij een woning gelegen aan de [adres 6], in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 6] e/v [slachtoffer 7], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt.
3. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat het adolescentenstrafrecht zal worden toegepast en dat verdachte ter zake van de onder 1, 2, 3, 4 en 7 ten laste gelegde feiten zal worden veroordeeld.
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte de gedragsbeïnvloedende maatregel (GBM) zal worden opgelegd. Voorts vordert zij de veroordeling van verdachte tot een jeugddetentie voor de duur van 12 maanden, waarvan 199 dagen voorwaardelijk met aftrek van voorarrest met een proeftijd voor de duur van twee jaar en als bijzondere voorwaarde reclasseringscontact. De officier van justitie heeft verzocht om het reclasseringscontact dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
4. De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
5. De beoordeling van het bewijs
Deze paragraaf bevat het oordeel van de rechtbank over de vraag of de tenlastegelegde feiten bewezenverklaard kunnen worden of dat daarvan moet worden vrijgesproken. In het geval de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, steunt de beslissing dat verdachte de feiten heeft begaan op de inhoud van bewijsmiddelen die als bijlage aan het vonnis zijn gehecht en daarvan op die wijze deel uitmaken. Deze bewijsmiddelen bevatten dan de redengevende feiten en omstandigheden op grond waarvan de rechtbank de overtuiging heeft gekregen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
5.1
De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie is van oordeel dat de onder 1 ten laste gelegde poging tot woninginbraak gelet op de aangifte en de bekennende verklaring van verdachte wettig en overtuigend kan worden bewezen. Ook de onder 2 ten laste gelegde woninginbraak acht zij wettig en overtuigend bewezen gelet op de verklaring van [naam 1], die heeft verklaard dat hij de woninginbraak onder andere met verdachte heeft gepleegd.
De onder 3 en 4 ten laste gelegde pogingen tot overval acht de officier van justitie eveneens wettig en overtuigend bewezen, nu verdachte deze feiten heeft bekend. Zij acht, mede gelet op de verklaring van [getuige 1], eveneens wettig en overtuigend bewezen dat verdachte bij de poging tot overval op de videotheek een mes bij zich had.
Naar het oordeel van de officier van justitie kan niet wettig en overtuigend worden bewezen dat verdachte de onder 5 en 6 ten laste gelegde inbraken heeft gepleegd, zodat hij hiervan volgens haar moet worden vrijgesproken. Voor de onder 7 ten laste gelegde vernieling kan naar het oordeel van de officier van justitie een veroordeling volgen, gelet op het sms-bericht dat verdachte kort na het feit heeft verzonden.
De raadsman is van oordeel dat het onder 1 ten laste gelegde kan worden bewezen, nu verdachte dit feit heeft bekend. De onder 2 ten laste gelegde woninginbraak heeft verdachte ontkend. De raadsman heeft erop gewezen dat het bewijs mager is, nu [naam 3] niet uit eigen wetenschap heeft verklaard en alleen [naam 1] een voor verdachte belastende verklaring heeft afgelegd. Ten aanzien van de onder 3 ten laste gelegde poging tot overval op de videotheek heeft de raadsman erop gewezen dat verdachte erbij blijft dat hij geen mes bij zich heeft gehad. De onder 4 ten laste gelegde overval heeft verdachte bekend, zodat dit feit, ook volgens de raadsman, kan worden bewezen. De raadsman is van oordeel dat verdachte van de onder 5 en 6 ten laste gelegde inbraken moet worden vrijgesproken, wegens gebrek aan wettig en overtuigend bewijs. Ten aanzien van de vernieling van het raam heeft de raadsman erop gewezen dat verdachte volhardend is zijn ontkenning, terwijl hij andere feiten wel heeft bekend. De raadsman heeft ook vrijspraak verzocht van dit feit wegens gebrek aan overtuigend bewijs.
5.2
De bewijsoverwegingen van de rechtbank
Feit 1
De toen 82-jarige aangeefster [slachtoffer 1] heeft verklaard dat zij op zaterdag 29 april 2012 om 22.30 uur op bed lag toen zij gerommel hoorde. Toen zij uit bed ging om te kijken zag zij twee jongens in de gang staan, die er vervolgens vandoor gingen. De jongens bleken te zijn binnengekomen door een raam in te gooien.
Verdachte heeft ter terechtzitting van 15 juli 2014 bekend dat hij samen met [naam 2] de woning van aangeefster is binnengegaan om goederen weg te nemen, zodat dit feit wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Feit 2
Ook door de 78-jarige [slachtoffer 2] is aangifte gedaan van inbraak in haar woning. Zij had op 24 december 2011 haar woning verlaten en alles goed afgesloten. Bij thuiskomst op 25 december 2011 bleek een raam aan de achterzijde van haar woning te zijn opengebroken. Er waren een klok, televisie, twee zilveren lepeltjes en een horloge weggenomen.
Verdachte heeft ontkend dat hij bij deze woninginbraak betrokken is geweest. De rechtbank is echter van oordeel dat dit feit wettig en overtuigend kan worden bewezen. [naam 1] heeft verklaard dat hij deze woninginbraak samen met verdachte en [naam 2] heeft gepleegd. De rechtbank overweegt dat zij geen reden heeft om aan de betrouwbaarheid van deze verklaring van [naam 1] te twijfelen. Hij heeft een gedetailleerde verklaring afgelegd en de goederen waarover hij verklaard heeft, komen overeen met de door aangeefster in haar aangifte genoemde weggenomen goederen. Bovendien heeft [naam 1] ook belastend over zichzelf verklaard en heeft verdachte verklaard dat hij in die tijd met [naam 1] bevriend was, zodat niet valt in te zien waarom hij verdachte valselijk zou beschuldigen. [naam 1] is op het moment van het plegen van de woninginbraak pas 13 jaar. Daarbij komt dat ook [naam 3] heeft verklaard dat hem door onder meer verdachte is verteld dat hij bij deze inbraak betrokken is geweest.
Feit 3
Verdachte heeft bekend dat hij op 13 februari 2014 van plan was om videotheek [videotheek] aan de [adres 3] te Zwolle te overvallen. Hij heeft [naam 5] gevraagd om mee te doen. Samen met [naam 5] is hij eerst langs de videotheek gefietst. Verdachte heeft verklaard dat hij zich voor de overval heeft omgekleed en dat [naam 5] op zijn kleding en fiets zou letten. Medeverdachte [naam 5] heeft verklaard dat hij op de uitkijk stond. Vlak bij de videotheek heeft verdachte zijn capuchon opgezet, zijn sjaal voor zijn gezicht gedaan en een zonnebril opgezet. Op het moment dat hij de videotheek wilde binnengaan werd hij echter aangesproken door een man die hem vroeg wat hij van plan was. Hierop is verdachte er vandoor gegaan.
Door getuige [verbalisant] is verklaard dat verdachte zijn hand in zijn jaszak had, waarbij het leek of hij iets vast had.
Verdachte heeft ontkend dat hij een mes in zijn jaszak had en dit heeft vastgehouden. De rechtbank acht de verklaring van verdachte op dit punt echter niet geloofwaardig. [getuige 1] heeft verklaard dat verdachte tegen hem heeft verteld over een overval op een slijterij en een videotheek. Bij één overval had hij een mes gebruikt en bij de andere een bijl. De rechtbank ziet geen reden aan de betrouwbaarheid van deze verklaring van [getuige 1] te twijfelen. Verdachte heeft ter terechtzitting immers bekend dat hij bij de poging overval op de slijterij een bijltje bij zich had. Tevens neemt de rechtbank in aanmerking dat verdachte voorafgaande aan de poging overval op de videotheek aan [naam 5] had gevraagd om een mes mee te nemen. [naam 5] heeft dit mes niet meegenomen en heeft verklaard dat verdachte dit uiteindelijk zelf heeft geregeld. De rechtbank acht het niet aannemelijk dat, op het moment waarop bleek dat [naam 5] het mes niet bij zich had, verdachte de overval opeens zonder mes dacht te kunnen plegen. De rechtbank wordt bovendien gesterkt in haar overtuiging dat verdachte een mes in zijn zak had toen hij de overval op [videotheek] wilde gaan plegen door het feit dat verdachte een dag later toen hij de slijterij wilde overvallen, naar eigen zeggen een bijl meenam. Kennelijk bestond bij verdachte de overtuiging dat hij om iemand tot de afgifte van geld te dwingen een wapen nodig had.
De rechtbank is van oordeel dat sprake is van een strafbare poging, nu sprake was van een begin van uitvoering. Verdachte had zijn gezicht reeds bedekt en was bezig de deur van de videotheek te openen toen hij werd aangesproken en er vandoor ging.
De rechtbank acht aldus wettig en overtuigend bewezen dat verdachte tezamen en in vereniging met [naam 5] zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot afpersing van [slachtoffer 3] en/of de medewerker die op dat moment bij de videotheek werkzaam was.
Feit 4
Aangeefster [slachtoffer 4] heeft aangifte gedaan, mede namens Slijterij [naam slijterij] aan het [adres 7] te Zwolle. Op 14 februari 2014 was zij aan het werk in genoemde slijterij als verkoopmedewerkster. Omstreeks 10.30 was zij achter in de winkel aan het werk toen de bel van de deur afging omdat iemand binnenkwam. Er kwam een jongen richting de toonbank lopen. Die riep: “overval, overval, geld, geld, snel”. Zij zag dat de jongen iets in zijn rechterhand had maar kon niet precies zeggen wat het was. De jongen hield het voorwerp voor zich en het stak ongeveer 20 cm uit. Aangeefster riep hierop: “Oprotten oprotten” en hierop rende de jongen de winkel uit.
Verdachte heeft bekend dat hij deze overval heeft gepleegd. Ter terechtzitting heeft hij verklaard dat hij een bijltje in zijn handen had. Hij heeft verklaard dat hij dit bijltje wilde laten zien, zodat de overval zou slagen.
De rechtbank acht dit feit gelet op de aangifte en de bekennende verklaring van verdachte wettig en overtuigend bewezen.
Feiten 5 en 6
Ten aanzien van de onder 5 en 6 ten laste gelegde inbraken heeft enkel [getuige 1] belastend over verdachte verklaard. Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank dan ook van oordeel dat verdachte van de onder 5 en 6 ten laste gelegde feiten moet worden vrijgesproken, wegens gebrek aan wettig en overtuigend bewijs.
Feit 7
Uit de aangifte van [slachtoffer 6] e.v. [slachtoffer 7] komt naar voren dat de voorruit van de woning aan de [adres 6] op zondag 16 februari omstreeks 1.15 uur is beschadigd doordat daar een steen tegenaan is gegooid.
[naam 11], woonachtig aan de [adres 8] te Zwolle, heeft verklaard dat de steen waarschijnlijk voor zijn woning was bedoeld, omdat hij en zijn vrienden eerder die nacht ruzie met verdachte hebben gehad.
Verdachte heeft bevestigd dat hij die nacht ruzie heeft gehad met een groep jongens, waar ook [naam 11] deel van uitmaakte. Verdachte heeft echter ontkend dat hij een steen tegen de ruit van de woning aan de [adres 6] heeft gegooid. Hij heeft verklaard dat hij na de ruzie meerdere jongens heeft gevraagd te komen en dat één van hen de ruit moet hebben beschadigd. De rechtbank acht deze verklaring van verdachte niet geloofwaardig. Niet valt in te zien waarom hij om 1.32 uur, slechts een kwartier nadat de ruit werd beschadigd, een sms-bericht heeft verzonden met de tekst: “Yo mn bn stadh hb de raam in gegooit”. De rechtbank leest dit als “Yo man ben in Stadshagen, heb de raam in gegooid“ en ter zitting heeft de verdachte deze lezing ook bevestigd. [naam 11] heeft bovendien verklaard dat de politie al na twintig minuten nadat hij na de ruzie thuis kwam bij hem aan de deur stond omdat de ruit van de buren was ingegooid. Alles overziend acht de rechtbank het niet aannemelijk dat verdachte binnen dit korte tijdsbestek zijn vrienden heeft gebeld, dat deze ter plaatse zijn gekomen, de woning van [naam 11] hebben gezocht en de ruit hebben ingegooid. Bovendien heeft verdachte ook geen naam willen noemen van degene die de ruit dan wèl zou hebben beschadigd en heeft hij wisselend verklaard over waar hij zich bevond toen de ruit werd beschadigd. Bij de politie heeft hij verklaard dat hij in de stad was, terwijl hij ter terechtzitting heeft verklaard ook in de buurt (bij de C-1000) te zijn geweest.
Uitgaande van de aangifte in combinatie met het zeer kort na het incident door verdachte verzonden sms-bericht acht de rechtbank dit feit wettig en overtuigend bewezen.
5.3
De conclusie
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte onder 5 en 6 is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De rechtbank is door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen tot de overtuiging gekomen, dat de verdachte het onder 1, 2, 3, 4 en 7 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 29 april 2012 te Zwolle ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning ([adres 1]) weg te nemen (een) goed(eren) en/of geldbedrag, toebehorende aan [slachtoffer 1], en zich daarbij de toegang tot die woning te verschaffen door middel van braak, met zijn mededader een raam van voornoemde woning heeft vernield, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
2.
hij in de periode van 24 december 2011 tot en met 25 december 2011 te Zwolle tezamen en in vereniging met anderen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning ([adres 2]) heeft weggenomen een televisie en een klok en een doosje zilveren lepeltjes en een horloge, toebehorende aan [slachtoffer 2], waarbij verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft door middel van braak.
3.
hij op 13 februari 2014 te Zwolle ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk om zich en/of (een) ander wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer 3] te dwingen tot de afgifte van een hoeveelheid geld toebehorende aan [slachtoffer 3] en/of [videotheek], met voormeld oogmerk,
-de videotheek van die [slachtoffer 3] ([adres 3]) heeft/hebben geobserveerd en
-gezichtsbedekkende kleding heeft/hebben gedragen (een capuchon en een sjaal) en
-handschoenen heeft/hebben gedragen en
-een voorwerp in de jaszak heeft/hebben vastgehouden en met zich mee heeft/hebben gevoerd (teneinde die [slachtoffer 3] en/of een of meer andere aanwezigen in die videotheek te bedreigen) en
- de videotheekdeur heeft/hebben open geduwd,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
4.
hij op 14 februari 2014 te Zwolle ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer 4] (werkzaam in Slijterij-Wijnhandel [naam slijterij]) te dwingen tot de afgifte van een hoeveelheid geld, toebehorende aan Slijterij-Wijnhandel [naam slijterij], met voormeld oogmerk
- Slijterij-Wijnhandel [naam slijterij] is binnengegaan en in de richting van de kassa is gelopen en
- (dreigend/dwingend) heeft gezegd/geroepen: "overval, overval, geld, geld, snel" en
- gezichtsbedekkende kleding heeft gedragen (een capuchon) en
- een voorwerp heeft vastgehouden en in de richting van voornoemde [slachtoffer 4] heeft gehouden/gericht, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
7.
hij op 16 februari 2014 in de gemeente Zwolle opzettelijk en wederrechtelijk een ruit behorende bij een woning gelegen aan de [adres 6], toebehorende aan [slachtoffer 6] e/v [slachtoffer 7], heeft beschadigd.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte onder 1, 2, 3, 4 en 7 meer of anders is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
6. De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezene levert op:
1:
Poging tot diefstal, door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak, strafbaar gesteld bij de artikelen 45, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
2:
Diefstal, door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak, strafbaar gesteld bij de artikelen 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht
3:
Poging tot afpersing, door twee of meer verenigde personen, strafbaar gesteld bij de artikelen 45 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.
4:
Poging tot afpersing, strafbaar gesteld bij de artikelen 45 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.
6:
Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat aan een ander toebehoort beschadigen, strafbaar gesteld bij artikel 350 van het Wetboek van Strafrecht.
De bewezen verklaarde feiten zijn volgens de wet strafbaar. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
7. De strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.
8. De op te leggen straf of maatregel
8.1
De gronden voor een straf of maatregel
De rechtbank zal, conform de adviezen van de deskundigen en gelet op artikel 77c van het Wetboek van Strafrecht, ten aanzien van het ten laste gelegde op de dagvaarding met parketnummer 08.952114-14, gezien de persoonlijkheid van verdachte, het ‘adolescentenstrafrecht’ toepassen.
De rechtbank heeft de op te leggen straf en/of maatregel bepaald op grond van de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon van de verdachte. Daarbij heeft de rechtbank in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich in 2011 en 2012 schuldig gemaakt aan een poging tot woninginbraak en een woninginbraak. Verdachte heeft kennelijk geen oog gehad voor het leed en de overlast, die hij daarmee voor anderen kan aanrichten en heeft alleen gedacht aan zijn eigen financiële gewin. Woninginbraken veroorzaken niet alleen de nodige materiële schade, maar maken ook een forse inbreuk op de privacy van de bewoners. Het is voor hen vaak bijzonder onaangenaam om te leven met de wetenschap dat een vreemde in hun woning is geweest en hun persoonlijke bezittingen heeft doorzocht. Daarnaast hebben dergelijke feiten in een woonwijk veel impact en zorgt het voor gevoelens van onveiligheid.
In februari 2014 heeft verdachte zich op twee achtereenvolgende dagen schuldig gemaakt aan twee pogingen tot een overval. Op 13 februari 2014 heeft hij getracht een videotheek te overvallen en een dag later, op 14 februari 2014, heeft hij hetzelfde geprobeerd bij een slijterij. Verdachte had in beide gevallen een wapen bij zich. Verdachte heeft zijn financiële motieven voorop laten staan en heeft daarbij geen enkel oog gehad voor het feit dat een overval voor de slachtoffers over het algemeen een zeer beangstigende ervaring is. Verder dient bedacht te worden dergelijke winkelovervallen bij collega-winkeliers voor de nodige gevoelens van onveiligheid zorgen.
Tevens heeft verdachte op 16 februari 2014 een raam ingegooid en anderen daardoor schade toegebracht.
Er is, in het kader van deze strafzaak, over de persoon van verdachte gerapporteerd door een psycholoog en een psychiater.
De psychiater H.A. Gerritsen concludeert in het rapport d.d. 10 juni 2014 dat verdachte lijdende is aan een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens in de zin van een zich ontwikkelende persoonlijkheidsstoornis met antisociale en narcistisch trekken en dat sprake is van een ziekelijke stoornis in de zin van een gedragsstoornis Niet Anderszins Omschreven en verslavingsproblematiek. De psychiater rapporteert dat verdachte zich voorafgaand en tijdens het plegen van de feiten vooral heeft laten leiden door zijn zich problematisch ontwikkelende gewetensfunctie (zich niet bekommeren over het effect van zijn gedrag op anderen en zich niets aantrekken van maatschappelijk geldende normen en waarden), zijn geringe frustratietolerantie (zich uit het veld laten slaan door tegenslagen op het gebied van opleiding, wonen en werken) en impulsiviteit (dezelfde dag een overval beramen en proberen uit te voeren). Tegelijkertijd weet verdachte dat hij geen overval mag plegen en heeft hij planmatig gehandeld. Door de psychiater wordt geadviseerd verdachte als enigszins verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen.
De psycholoog D. Breuker rapporteert dat er sprake is van een cannabisverslaving in remissie sinds de huidige detentiesituatie. Er is tevens sprake van een gebrekkige ontwikkeling van de geestesvermogens in de zin van een zich ontwikkelende antisociale persoonlijkheidsstoornis voortkomende uit een belaste voorgeschiedenis met opvoedproblemen, ouder-kindrelatieproblemen en veel intensieve jeugdhulpverlening.
Het plegen van de ten laste gelegde feiten kan deels worden verklaard vanuit een zwak
moreel besef, egocentrische tendensen, impulsiviteit en te weinig sociale controle en remming van binnenuit. Deze aspecten zijn bij betrokkene inherent aan de zich ontwikkelende antisociale persoonlijkheidsstoornis en cannabisverslaving. Verdachte streeft te veel zijn eigen behoeftes na zonder zich hier erg bezwaard over te voelen. Hij doorvoelt de ernst van het plegen van de strafbare feiten wel, maar hij heeft niet gehandeld naar dit inzicht, omdat hij zijn eigen behoeftebevrediging niet goed kan uitstellen. Door de psycholoog wordt ook geadviseerd om verdachte als enigszins verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen ten aanzien van het plegen van de ten laste gelegde feiten.
De rechtbank neemt deze conclusies over en zal verdachte als enigszins verminderd toerekeningsvatbaar beschouwen.
Zowel de psychiater als de psycholoog zijn van oordeel dat sprake is van een hoog recidiverisico. De rapporteurs verschillen echter van mening over het te volgen behandeltraject en het juridisch kader waarin dit dient plaats te vinden. De psycholoog adviseert een ambulant traject in het kader van een voorwaardelijke straf. De psychiater kan zich vinden in een ambulant behandeltraject, echter pas nadat verdachte een klinisch behandeltraject heeft gevolgd. Tevens acht de psychiater een stevig juridisch kader van een voorwaardelijke PIJ noodzakelijk.
Uit het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming d.d. 10 juli 2014 volgt dat er sinds de inverzekeringstelling van verdachte een aantal trajectberaden tussen de jeugdreclasseerder van Bureau Jeugdzorg Overijssel (BJzO), de heer S. Brinkhuis, en de Raad hebben plaatsgevonden. Er is onder andere gesproken over de verschillende strafmodaliteiten die door de psychiater en de psycholoog worden geadviseerd. Het advies van de psycholoog om de behandeling geheel als bijzondere voorwaarde op te leggen wordt door de betrokkenen als te licht bevonden. Verdachte heeft zich in het verleden veelvuldig afgezet tegen de hulpverlening door weg te lopen en/of door geen medewerking te verlenen. Daarnaast lijkt het hem te ontbreken aan inzicht in de ernst van zijn problematiek. Verdachte is een jongeman die het moet hebben van de duidelijkheid en kaders van anderen om hem heen. De Raad en BJzO verwachten dat verdachte gezien zijn problematiek gebaat zal zijn bij de structuur en duidelijkheid die een GBM kader hem kan bieden.
Ter terechtzitting is door de heer S. Brinkhuis, jeugdreclasseerder, aangegeven dat verdachte op 11 augustus 2014 bij Groot Batelaar terecht kan. Zij kunnen hem de noodzakelijke behandeling bieden. De totale behandelduur zou 6 tot 8 maanden kunnen duren. Na dit behandeltraject kan er, in overleg met zijn behandelaars, verder gewerkt worden aan een nazorgtraject.
De Raad voor de Kinderbescherming en de jeugdreclassering adviseren de gedragsbeïnvloedende maatregel voor de termijn van 12 maanden op te leggen.
De rechtbank is, gezien het advies van de psychiater en De Raad, van oordeel dat gelet op de problematiek van verdachte een klinische behandeling is aangewezen, alvorens een ambulant traject zal worden vormgegeven. De rechtbank is, gelet op de rapportage van de Raad en hetgeen door jeugdreclasseerder S. Brinkhuis ter terechtzitting naar voren is gebracht, van oordeel dat dit, gezien de verwachte duur van het (klinische) behandeltraject bij Groot Batelaar, het beste kan worden vormgegeven in het kader van de gedragsbeïnvloedende maatregel.
De rechtbank zal gelet op het bovenstaande de maatregel betreffende het gedrag van de jeugdige opleggen, nu de ernst van de begane misdrijven hiertoe aanleiding geeft en de maatregel in het belang is van een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van de verdachte. De rechtbank zal de duur van maatregel vaststellen op twaalf maanden en daarbij bevelen dat, voor het geval verdachte niet naar behoren aan de tenuitvoerlegging van de maatregel heeft meegewerkt, vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van twaalf maanden.
De rechtbank zal bepalen dat de GBM zal inhouden:- meewerken aan plaatsing en behandeling binnen Forensische GGZ Groot Batelaar te Lunteren (behandeldoelen zullen in samenspraak worden opgesteld);
- meewerken aan het daaropvolgende nazorgtraject dat is gericht op verdere verzelfstandiging;
- conformeren aan de aanwijzingen van de jeugdreclasseerder,
één en ander onder toezicht en begeleiding van jeugdreclassering, Bureau Jeugdzorg Overijssel.
Voorts acht de rechtbank in dit geval, naast de gedragsbeïnvloedende maatregel, oplegging van een deels onvoorwaardelijke jeugddetentie van na te melden duur noodzakelijk, omdat aard en ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde door een lichtere strafrechtelijke afdoening van de zaak miskend zouden worden. De rechtbank zal echter daarbij het onvoorwaardelijk deel van de jeugddetentie gelijk stellen aan de tijd die verdachte op 10 augustus 2014 reeds in detentie heeft verbleven, zodat verdachte op 11 augustus 2014 in het kader van de GBM kan worden geplaatst bij Groot Batelaar. De rechtbank zal aan het voorwaardelijk deel van de straf de bijzondere voorwaarde van reclasseringscontact met reclassering Nederland koppelen. Aansluitend aan de GBM zal verdachte zich aldus moeten houden aan de aanwijzingen die door hen zullen worden gegeven.
9. De toegepaste wettelijke voorschriften
10. De beslissing
De rechtbank:
vrijspraak
- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 5 en 6 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
bewezenverklaring
- -
verklaart bewezen, dat verdachte het onder 1, 2, 3, 4 en 7 tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- -
verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 1, 2, 3, 4 en 7 meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid
- -
verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- -
verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals onder 6 weergeven;
- -
verklaart verdachte strafbaar voor het bewezenverklaarde;
straf
- -
veroordeelt verdachte tot een jeugddetentie van 12 maanden, waarvan 194 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren;
- -
bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:- omdat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;- omdat de veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of omdat de veroordeelde geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden;
- omdat de veroordeelde tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
- -
stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens de Reclassering Nederland;
- -
draagt deze reclasseringsinstelling op om aan verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarden;
- -
beveelt dat de op grond van artikel 77z Sr gestelde voorwaarde en het op grond van artikel 77aa Sr uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn;
- -
bepaalt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
maatregel
- legt aan verdachte op de maatregel betreffende het gedrag van de jeugdige voor de duur van twaalf (12) maanden, bestaande uit de volgende voorwaarden: - meewerken aan plaatsing en behandeling binnen Forensische GGZ Groot Batelaar te Lunteren voor de duur van maximaal 12 maanden; - meewerken aan het daaropvolgende nazorgtraject dat is gericht op verdere verzelfstandiging;
- opvolgen van de (overige) aanwijzingen van de Jeugdreclassering, één en ander onder
toezicht en begeleiding van de jeugdreclassering, BJZ Overijssel.
- beveelt, voor het geval de veroordeelde niet naar behoren aan de tenuitvoerlegging van de maatregel heeft meegewerkt, dat de maatregel zal worden vervangen door jeugddetentie voor de duur van twaalf (12) maanden.
opheffing bevel voorlopige hechtenis
- heft het bevel tot voorlopige hechtenis op met ingang van de dag dat het voorarrest gelijk wordt aan de opgelegde onvoorwaardelijke straf.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.M. Milani, voorzitter, tevens kinderrechter, mr. H.J.F.M. Schröder en mr. G.A. Versteeg, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A. Seuters, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 22 juli 2014.
Buiten staat
Mr. G.A. Versteeg is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit bladzijden uit het dossier van de regiopolitie Oost-Nederland met nummer 2013068033. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
Feit 1
Nu verdachte ter terechtzitting het onder 1 ten laste gelegde feit heeft bekend, volstaat de rechtbank op grond van het bepaalde in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering, met een opgave van de bewijsmiddelen.
Voor het bewijs verwijst de rechtbank naar:
- -
Het proces verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] d.d. 30 april 2012, pagina 230-232;
- -
HetHet proces-verbaal sporenonderzoek d.d. 2 mei 2012, p. 234-235;
- -
Het proces-verbaal van verhoor van L.H. [getuige 1] d.d. 8 augustus 2012, p. 247;
- -
De bekennende verklaring van verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting van 14 juli 2014.
Feit 2
1.
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] d.d. 4 januari 2012, pagina 268-270, inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op zaterdag 24 december 2011, omstreeks 15:00 uur ben ik van huis ([adres 2] te Zwolle) weggegaan. Ik heb alle deuren en ramen goed afgesloten door middel van een sleutel. Op zondag 25 december 2011, omstreeks 01:00 uur kwam ik thuis. Ik zag dat de gordijnen aan de voorzijde gesloten waren, deze laat ik zelf altijd open. Bij binnenkomst zag ik dat het achterraam open stond. Ik zag ook dat er lades van de kastjes waren geopend en dat alles is doorzocht.
Hierbij werden de goederen, zoals genoemd op de bijlage weggenomen goederen,
weggenomen.
Bijlage weggenomen goederen
Gestolen goed
(…)
Object : Klok
(…)
Object Televisie
(…)
Object : Zilver
Aantal : 2
Bijzonderheden : Doosje met zilveren lepeltjes
(…)
Object Horloge
Merk/type : Prisma
Kleur : Goudkleurig
2.
Het proces-verbaal sporenonderzoek d.d. 25 december 2011, pagina 272, inhoudende:
Onderzoekslocatie
Het onderzoek is verricht in een woning aan de [adres 2].
Onderzoek plaats delict
Tijdens het ingestelde onderzoek werd door mij het navolgende bevonden en
waargenomen.
(…) Aan de achterkant van de woning zag ik dat een van de openslaande ramen van de woonkamer was opengebroken. Ik zag aan de onderkant en aan de zijkant van het bewuste raam diverse beschadigingen. Deze beschadigingen waren mogelijk veroorzaakt door de klauwhamerzijde van een breekijzer.
3.
Het proces-verbaal van verhoor van [naam 1] d.d. 13 augustus 2012, p. 291, inhoudende:
Ik ben betrokken geweest bij de woninginbraak met de TV aan de [adres 2] in Westenholte. Ik heb die woninginbraak gepleegd met [verdachte] en [naam 2]. Dit was volgens mij in 2011. Ik was toen 13 jaar.(…)
[naam 2] had een koevoet meegenomen en daar een raam mee opengebroken aan de
achterzijde van die woning. We zijn toen met z’n drieën in die woning gegaan. We
kwamen in de woonkamer binnen en links daarvan was de keuken en rechts daarvan was
een trap. Met z’n drieën zijn wij naar boven gegaan naar de slaapkamers. Ik ben in
de lege slaapkamer geweest en [naam 2] in de gewone slaapkamer. [verdachte] is in een
logeerkamer geweest. [verdachte] heeft daar een hangklok van de muur gehaald in de kamer. Ik heb een horloge uit een keukenlade gehaald en aan [naam 2] gegeven. (…) [naam 2] heeft een TV uit de woonkamer meegenomen. Ook weet ik dat ik zilveren lepeltjes heb meegenomen.
4.
Het proces-verbaal van verhoor van [naam 3] d.d. 13 augustus 2012, p. 285, inhoudende:
Woninginbraak [adres 2] te Zwolle:
V: Wat kun jij verklaren over een woninginbraak waarbij ook een TV werd weggenomen?
A: Daar weet ik alleen van dat [naam 2] dat heeft gedaan met anderen. (…)
[naam 2] heeft mij dat huis aangewezen en verteld dat hij daar een TV had gestolen. Ik
weet alleen dat hij de TV daarna heeft verkocht. (…)
V: Met wie heeft hij die inbraak in die woning gepleegd?
A: (…) Ik weet zeker dat [naam 2] dat samen met [verdachte] heeft gedaan.
V: Waarom weet je dat zo goed?
A: Omdat [verdachte], [naam 4], [naam 1] en [naam 2] hebben dat tegen mij verteld. [naam 1] was
daar volgens mij en ook [naam 2]. Zij hadden geld nodig en daarom hebben ze dat samen
gedaan.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit bladzijden uit het dossier van de regiopolitie IJsselland met nummer 2014033987. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
Feit 3
1.
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 3] d.d. 19 februari 2014, pagina 220, inhoudende:
U heeft mij zojuist verteld dat u van mening bent dat op donderdagavond 13 februari
2013 omstreeks 19.30 uur iemand getracht heeft mijn videotheek te overvallen. Ik ben de eigenaar van deze videotheek genaamd [videotheek]. (…)
u vraagt mij of ik met deze informatie aangifte wil doen van een poging overval op
mijn videotheek. Ik dacht al eerder dat iemand probeerde de videotheek te overvallen en dat mijn bovenbuurman dat heeft weten te voorkomen. Ik ben ‘s avonds vaak de enige winkel die
nog geopend is en daarmee kennelijk een makkelijk doelwit. Ik wil dan ook aangifte
doen.
2.
Het proces verbaal van bevindingen van [verbalisant] d.d. 19 februari 2014, pagina 222-223, inhoudende:
Op donderdag 13 februari 2014 omstreeks 19.00 uur, bevond ik mij buiten diensttijd en in burger gekleed op de openbare weg [adres 3] te Zwolle.
Ik, verbalisant, was in mijn vrije tijd onderweg naar de Jumbo supermarkt om de hoek. Bij het verlaten van mijn woning liep ik de betonnen trap af die zich naast de ingang van de [videotheek] op het adres [adres 3] bevindt. Het was omstreeks die tijd inmiddels duister geworden en ik zag dat de straatverlichting aan was De trap waarop ik mij bevond, leidt onder andere naar de woningen die zich boven de aldaar gevestigde winkels bevinden. (…)
Halverwege de trap keek ik door het traliewerk in de richting van de parkeerplaatsen die zich tegenover de [videotheek] bevinden. Daar zag ik, op een vrije parkeerplek, een manspersoon staan. Ik zag dat de man een zogenoemd parkamodel gevoerde winterjas aan had waarbij hij de capuchon over zijn hoofd en rond zijn gezicht gesnoerd had. Ik zag dat de man niet stilstond maar enigszins draaiende bewegingen maakte waarbij hij enkele kleine
stappen naar voren en opzij zette. Dit viel mij op en trok mijn aandacht mede omdat de man in een enigszins donker deel van de parkeerplaats stond. Vervolgens zag ik dat de man met een van zijn handen naar zijn gezicht ging en een donkergekleurde, vermoedelijk gebreide sjaal over zijn gezicht trok. Daarbij zag ik dat de man donkergekleurde, vermoedelijk gebreide, handschoenen droeg. Ik zag dat hij dit op een zodanig manier deed dat
vervolgens alleen zijn ogen nog zichtbaar waren. Ik zag vervolgens dat de man vanaf de parkeerplek waar hij stond in de richting van de ingang van de [videotheek] liep. Op dat moment was ik inmiddels bij de deur van het traliewerk aangekomen en had ik deze geopend.
Op dat moment keek ik naar rechts opzij om te zien wat de man ging doen. Ik zag op dat moment dat de man in het licht van de straatverlichting en [videotheek] stond op een afstand van ongeveer drie meter. (…) Ik zag dat de man zijn rechterhand half in zijn jaszak had waarbij het leek alsof hij iets vast had. (…)
Ik zag ook dat de man met zijn linkerhand de deurknop van de [videotheek] had en deze enkele tientallen centimeters naar binnen toe open duwde. Op dat moment sprak ik de man aan en zei op ferme toon: Wat ga je doen!’ Daarop zag ik de man reageren en opkijken in mijn richting. Ik hoorde de man vervolgens in vloeiend Nederlands zeggen: Niets.’ Ik dacht bij het horen van zijn stem direct dat ik te maken had met een jonge man van vermoedelijk niet
ouder dan dertig jaar. Tegelijk zag ik dat de man zich naar recht omkeren en in een volle sprint weg rennen in de richting vanwaar hij was komen lopen.
3.
Het proces-verbaal van verhoor van [naam 5] d.d. 2 maart 2014, pagina 117-119, inhoudende,
V= [naam 5], ik je verhaal wat je tot nu toe verklaard hebt, klopt niet. Wat is de juiste
versie?
A= Ok, ik wil wel zeggen wat er gebeurd is. Ik was inderdaad bij [verdachte] en even later kwam hij weer terug. Ik wist dat hij een overval ging plegen op [videotheek].
V= Vertel eens hoe liet gegaan is?
A= We waren aan het chillen en toen ging hij weg en even later was hij weer terug en
gingen we weer verder chillen.
V= Gewoon verder chillen terwijl je wist dat hij een overval ging plegen?
A= Ja.
V= Wat heeft hij erover verteld dan?
A= Ik heb alleen gevraagd hoe het ging, of het gelukt was.
V= Wat gaf hij voor een antwoord dan?
A= Dat het niet gelukt was.
V= Waarom is liet niet gelukt?
A= Hij zei dat hij naar binnen liep maar dat er toen een man kwam en dat hij daarvan
schrok en toen er vandoor is gegaan.
V= Wat voor een wapen had hij bij zich?
A= Ik weet dat hij een mes bij zich heeft. maar ik weet niet of hij deze gebruikt heeft.
(…)
A= Ik heb op hem staan wachten toen hij de overval ging plegen.
V= Alleen?
A= Ja.
V= Op de uitkijk?
A= Ja, inderdaad.
V= Wat moest je van [verdachte] doen dan?
A= Ik moest gewoon rondkijken of er mensen aankwamen.
(…)
V= En heeft [verdachte] zich nog omgekleed na de overval?
A= Ja.
V= Waar heeft hij de kleding gelaten dan?
A= In prullenbakken. Hij heeft de kleding verspreid over meerdere prullenbakken.
(…)
V= Moest je ook een wapen regelen voor hem?
A= Nee. Hij heeft het wel gevraagd maar uiteindelijk heeft hij het zelf geregeld.
4.
Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1] d.d. 28 februari 2014, pagina 212, inhoudende,
V: Wil je eerlijk vertellen voor welke overval [verdachte] nog meer verantwoordelijk is?
A: Ja dat wil ik wel. Het is een poging tot overval.
V: Waar was dat?
A: Op de videotheek in de Zwolse wijk Stadshagen.
V: Hoe is dat gegaan dan?
A: Ik was net in de war over een mes of een bijl. Nu weet ik het weer. Bij 1 overval heeft hij een mes gebruikt en bij de andere een bijl. Toen [verdachte] me vertelde over de overval op de slijterij vertelde hij me ook over de poging overval op de videotheek.
Hij vertelde dat hij de videotheek wilde binnen lopen om de overval te plegen. Toen kwam er een grote brede man aan en die zei tegen hem: “wat ben jij van plan.” [verdachte] vertelde me dat hij een capuchon op had en een sjaal voor zijn gezicht had gedaan. De man zou dit hebben gezien en volgens [verdachte] was het de buurman van de videotheek.
[verdachte] zei tegen de man van: “niks” en was er toen vandoor gegaan.
Een jongen genaamd [naam 5] stond wat verderop met de fiets. [verdachte] was naar [naam 5] gerend.
[verdachte] vertelde me dat hij de kleren die hij droeg had weggegooid in een prullenbak toen hij op de vlucht was.
5.
Het proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 6 maart 2014, p. 82 en 83, inhoudende,
V: Hoe is de overval op de videotheek gegaan?
A: Toen ik uit Frankrijk terug kwam in december 2013 had ik de beschikking over geld. Ik had kleedgeld en verzorgingsgeld gespaard. Ik vond fijn om geld te hebben. Al snel was dat geld op. Mijn vrienden hadden allemaal geld. Ik niet. Mijn moeder zit in de schuld sanering en kan mij ook geen geld geven. Zo kwam de gedachte bij me op om een overval te plegen. Ik had wel eens gehoord en wist ook wel dat mensen in winkels geld moeten afgeven als ze worden overvallen. Dit moeten ze doen voor hun eigen veiligheid.
Op een donderdag in januari of februari van dit jaar fietste ik door Stadhagen. Ik was alleen en zag de videotheek [videotheek]. Deze videotheek zit naast de snackbar. Ik besloot om deze te overvallen. Ik dacht zo een paar honderd euro te kunnen bemachtigen. Ik ben er een paar keer langs gefietst om de zaak te bekijken. (…) Ik dacht bij mezelf deze jongen geeft wel geld als ik naar binnen ga met een capuchon op en een zonnebril en een sjaal voor mijn gezicht doe. Ik zou na binnenkomst roepen: “geld geld. Ik had bedacht dat ik kleding zou meenemen en me vlak bij de videotheek in een parkje zou omkleden, zodat ik tijdens de overval andere kleding zou dragen. Ik belde [naam 5] op en vertelde hem wat ik van plan was. Ik vroeg of hij mee deed. Ik wist dat [naam 5] ook geen geld had. (…)
We spraken af dat ik hem die avond zou komen ophalen na het eten. Ik zou om half 7
(18.30 uur) bij hem zijn.
Ik fietste die avond naar hem toe. Ik had zwarte kleding in een plastic tasje bij me. (…). Na een tijdje belde hij mij. Hij kwam er aan. We zijn vervolgens naar Stadshagen gefietst. Ik had [naam 5] gevraagd om een keukenmes mee te nemen. Ik had hem dit gevraagd in een sms bericht.
[naam 5] had geen keukenmes meegenomen. (…)
In liet park bij Stadshagen stopten we tussen twee grote zandheuvels naast het winkelcentrum in de buurt van het parkje. We stonden daar redelijk uit zicht en op die plaats kan geen auto komen. Dus eventuele politieauto’s konden niet bij ons komen. We fietsen eerst langs de videotheek (…)
[naam 5] wist wat ik van plan was. Ik heb me bij de zandheuvels omgekleed. Ik heb een zwarte trainingsbroek over mijn spijkerbroek aangetrokken, ik deed mijn jas uit en gaf deze aan [naam 5]. Ik deed een zwart vest met capuchon aan. Ik trok mijn witte Nike air max schoenen uit en deed mijn zwarte air max Nike schoenen aan. We hadden afgesproken dat [naam 5] op mijn kleding en fiets zou letten. (…)
Ik liep naar de videotheek en schrok, omdat het buiten de videotheek zo druk was. Het was koopavond en er was buiten het winkelcentrum een soort marktje gaande. Ik dacht van shit veel mensen. Toch besloot ik door te zetten. Vlak bij de videotheek deed ik mijn capuchon op, deed mijn sjaal omhoog voor mij gezicht en deed een zwarte zonnebril op. Juist op het moment toen ik de videotheek wilde binnen gaan hoorde ik een mannenstem naast me zeggen:” He wat ben je aan het doen” (…)
Ik schrok hevig en riep: ”niks”. Ik rende direct keihard weg. Ik hoorde de man nog
roepen van jij bent de lul. Ik rende naar [naam 5] en riep tegen hem dat het mislukt was. We fietsten onmiddellijk snel weg in de richting van de dierenweide. Ik heb daar snel mijn kleding uitgedaan en daar in een prullenbak gedumpt.
Feit 4
Nu verdachte ter terechtzitting het onder 4 ten laste gelegde feit heeft bekend, volstaat de rechtbank op grond van het bepaalde in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering, met een opgave van de bewijsmiddelen.
Voor het bewijs verwijst de rechtbank naar:
- -
Het proces verbaal van aangifte van [slachtoffer 4] d.d. 14 februari 2014, pagina 139-141;
- -
HetDe bekennende verklaring van verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting van 14 juli 2014.
Feit 7
1.
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 6] e.v. [slachtoffer 7] d.d. 16 februari 2014, pagina 273, inhoudende:
Ik doe aangifte van vernieling van de voorruit van mijn woning. Deze woning is
gelegen aan de [adres 6] te Westenholte. Ik ben de eigenaar van de woning. Dit
is een koopwoning. Op zaterdag 15 februari 2014, omstreeks 23:00 uur, ben ik samen met mijn man naar bed gegaan. Op het moment dat ik naar bed ben gegaan was de voorruit onbeschadigd. (…)
Omstreeks 01:15 uur hoorde ik een doffe dreun. Ik was op dat moment nog wakker. Ik ben direct naar mijn dochter gelopen, die op haar slaapkamer was. Met mijn dochter was niets aan de hand. Na deze doffe klap ben ik direct weer naar beneden gelopen. Toen ik beneden kwam heb ik eerst in de woonkamer gekeken. Ik zag toen niets. Vervolgens ben ik in de richting van de voordeur gelopen. Ik zag ineens dat de voorruit beschadigd was. Dit zag ik door het rolgordijn heen. In de kamer was het donker, en ik kon het zien door de verlichting
van buiten. (…) Ik zag in de voortuin, onder het voorraam een steen op de grond liggen. Deze steen lag niet op deze plek voordat dit gebeurde.
2.
Het proces verbaal van verhoor getuige [getuige 2] d.d. 24 februari 2014, pagina 275-276, inhoudende:
Ik ben hier in verband met de gepleegde vernieling van een ruit. Op zondagnacht
16 februari 2014 is er een ruit ingegooid bij de buren, van nummer [adres 6]
te Zwolle. Ik denk dat dit voor mij “bedoeld” was. Ik wil u het volgende verklaren;
Die avond was ik samen met een aantal vrienden van mij aan het chillen in mijn
achtertuin.(…) Mijn ouders waren niet thuis. Op een gegeven moment zijn we een stukje gaan lopen. We liepen vanuit mijn huis via het winkelcentrum in de richting van het Korianderplein. We wilden gewoon een stukje lopen. We hadden wat gedronken. We waren wat aangeschoten. Dronken waren we niet. Ik denk dat het toen tegen een uurtje of half 1 in de nacht was.
Op een gegeven moment, net voor de gymzaal aan het Korianderplein, kwamen we [verdachte]
tegen. Hij was niet alleen. Hij was met [naam 6]. (…)
Toen we [verdachte] en [naam 6] tegenkwamen ontstond er een discussie. [verdachte] sprak [naam 7]
aan. Hij vroeg hem of [naam 7] zijn 1D kaart nog had. Een tijd geleden hebben [naam 7]
en ik de id kaart van [verdachte] in de stad gevonden. Deze hebben we toen weggegooid
omdat we niets met [verdachte] te maken meer wilden hebben.
(…) Nadat [naam 7] [verdachte] had verteld dat hij zijn ID kaart had weggegooid ging [verdachte]
door het lint. Er was niet meer met hem te praten. Op het moment dat [verdachte] helemaal door het lint ging, fietste [naam 6] weg. Ik riep tegen [verdachte] dat hij op moest houden met gezeur ik was hem goed zat. Ik was helemaal klaar met hem. Dit ook omdat ik al heel lang gezeik met hem heb. Ik liep naar [verdachte] toe. Ik pakte [verdachte] bij zijn kraag. (…). Ik ging samen met [naam 8] ,[naam 9] en [naam 10] naar mijn huis. We gingen naar binnen. Ongeveer 20 minuten later stond er een collega van u bij ons aan de deur. Ze vertelden dat er een ruit bij de buren was ingegooid. (…)
Ik dacht gelijk aan de aanvaring van zojuist.
3.
Het sms-bericht dat met de telefoon van verdachte is verzonden, p. 278, inhoudende:
Yo mn bn stadh hb de raam in gegooit
4.
De verklaring van verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting van 14 juli 2014, inhoudende:
Ik heb die avond van 15 op 16 februari 2014 ruzie gehad met een groep jongens, waar ook [naam 11] deel van uit maakte. Ik heb het sms-bericht: “Yo mn bn stadh hb de raam in gegooit” verzonden.