Einde inhoudsopgave
Richtlijn 2013/36/EU betreffende toegang tot het bedrijf van kredietinstellingen en het prudentieel toezicht op kredietinstellingen, tot wijziging van Richtlijn 2002/87/EG en tot intrekking van de Richtlijnen 2006/48/EG en 2006/49/EG
Artikel 48 sexies Dotatiekapitaalvereiste
Geldend
Geldend vanaf 09-07-2024
- Bronpublicatie:
31-05-2024, PbEU L 2024, 2024/1619 (uitgifte: 19-06-2024, regelingnummer: 2024/1619)
- Inwerkingtreding
09-07-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
31-05-2024, PbEU L 2024, 2024/1619 (uitgifte: 19-06-2024, regelingnummer: 2024/1619)
- Vakgebied(en)
Financieel recht / Bank- en effectenrecht
Financieel recht / Financieel toezicht (juridisch)
1.
Onverminderd andere toepasselijke kapitaalvereisten overeenkomstig het nationale recht schrijven de lidstaten voor dat bijkantoren uit derde landen te allen tijde een minimumdotatiekapitaal aanhouden dat ten minste gelijk is aan:
- a)
voor klasse 1-bijkantoren uit derde landen, 2,5 % van de gemiddelde passiva van het bijkantoor voor de drie onmiddellijk voorafgaande jaarlijkse verslagperioden of, voor bijkantoren uit derde landen waaraan een nieuwe vergunning is verleend, van de passiva van het bijkantoor op het tijdstip van de vergunningverlening, zoals gerapporteerd overeenkomstig onderafdeling 4, met een minimum van 10 miljoen EUR;
- b)
voor klasse 2-bijkantoren uit derde landen, 0,5 % van de gemiddelde passiva van het bijkantoor voor de drie onmiddellijk voorafgaande jaarlijkse verslagperioden of, voor bijkantoren uit derde landen waaraan een nieuwe vergunning is verleend, van de passiva van het bijkantoor op het tijdstip van de vergunningverlening, zoals gerapporteerd overeenkomstig onderafdeling 4, met een minimum van 5 miljoen EUR.
2.
Bijkantoren uit derde landen voldoen aan het in lid 1 bedoelde minimumdotatiekapitaalvereiste met activa in de vorm van:
- a)
contante geldmiddelen of met contante geldmiddelen vergelijkbare instrumenten zoals gedefinieerd in artikel 4, lid 1, punt 60), van Verordening (EU) nr. 575/2013;
- b)
schuldtitels uitgegeven door centrale overheden of centrale banken van lidstaten, of
- c)
elk ander instrument waarover het bijkantoor uit een derde land beschikt voor onbeperkt en onmiddellijk gebruik ter dekking van risico's of verliezen zodra die risico's of verliezen zich voordoen.
3.
De lidstaten schrijven voor dat bijkantoren uit derde landen de in lid 2 van dit artikel bedoelde dotatiekapitaalinstrumenten deponeren op een escrowrekening bij een geen onderdeel van de groep van zijn hoofdonderneming uitmakende kredietinstelling in de lidstaat waar aan het bijkantoor vergunning is verleend, of, indien het nationale recht dit toestaat, bij de centrale bank van de lidstaat. De op de escrowrekening gedeponeerde dotatiekapitaalinstrumenten zijn beschikbaar voor gebruik bij de toepassing van artikel 96 van Richtlijn 2014/59/EU in geval van afwikkeling van het bijkantoor uit een derde land alsmede voor de liquidatie van het bijkantoor uit een derde land overeenkomstig het nationale recht.
4.
Uiterlijk op 10 juli 2026 vaardigt de EBA overeenkomstig artikel 16 van Verordening (EU) nr. 1093/2010 richtsnoeren uit tot nadere bepaling van het in lid 2, punt c), van dit artikel bepaalde vereiste met betrekking tot instrumenten die beschikbaar zijn voor onbeperkt en onmiddellijk gebruik ter dekking van risico’s of verliezen zodra die risico’s of verliezen zich voordoen.