Einde inhoudsopgave
Verordening (EU) 2019/6 betreffende diergeneesmiddelen en tot intrekking van Richtlijn 2001/82/EG
Artikel 152 Bestaande diergeneesmiddelen, vergunningen voor het in de handel brengen en registraties
Geldend
Geldend vanaf 27-01-2019
- Bronpublicatie:
11-12-2018, PbEU 2019, L 4 (uitgifte: 07-01-2019, regelingnummer: 2019/6)
- Inwerkingtreding
27-01-2019
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
11-12-2018, PbEU 2019, L 4 (uitgifte: 07-01-2019, regelingnummer: 2019/6)
- Vakgebied(en)
Agrarisch recht (V)
EU-recht / Marktintegratie
Gezondheidsrecht / Voedsel- en warenkwaliteit
Dierenrecht / Veterinair recht
Dierenrecht / Dierenwelzijn
1.
Vergunningen voor het in de handel brengen van diergeneesmiddelen en registraties van homeopathische diergeneesmiddelen die vóór 28 januari 2022 overeenkomstig Richtlijn 2001/82/EG of Verordening (EG) nr. 726/2004 zijn verleend, worden geacht overeenkomstig deze verordening te zijn verleend en zijn als zodanig onderworpen aan de relevante bepalingen van deze verordening.
De eerste alinea van dit lid is niet van toepassing op vergunningen voor het in de handel brengen van antimicrobiële diergeneesmiddelen die antimicrobiële stoffen bevatten die overeenkomstig in artikel 37, lid 5, bedoelde uitvoeringshandelingen voor behandeling bij mensen zijn voorbehouden.
2.
Diergeneesmiddelen die overeenkomstig Richtlijn 2001/82/EG of Verordening (EG) nr. 726/2004 in de handel zijn gebracht, mogen nog tot en met 29 januari 2027 beschikbaar worden gesteld, ook als zij niet aan deze verordening voldoen.
3.
In afwijking van lid 1 van dit artikel zijn de in artikel 39 bedoelde beschermingstermijnen niet van toepassing op referentiediergeneesmiddelen waarvoor vóór 28 januari 2022 een vergunning is verleend; in plaats daarvan blijven in dat verband de overeenkomstige bepalingen van de in lid 1 van dit artikel bedoelde ingetrokken besluiten van toepassing.