Einde inhoudsopgave
Omgevingsbesluit - Nota van toelichting
4.8.1 Adviesorganen op rijksniveau
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2024
- Bronpublicatie:
03-07-2018, Stb. 2018, 290 (uitgifte: 31-08-2018, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-01-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
05-04-2023, Stb. 2023, 113 (uitgifte: 07-04-2023, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Omgevingsrecht / Algemeen
Omgevingsrecht / Omgevingswet
Adviesorganen op rijksniveau worden als regel bij AMvB geregeld. Alleen de Commissie voor de mer is al in de wet opgenomen. In dit besluit worden op dit moment geen andere adviesorganen op rijksniveau geregeld. Wel is nu voorzien in de instelling van een OCW-schadebeoordelingscommissie archeologische rijksmonumenten, het voorstel hiervoor zal worden opgenomen in het Invoeringsbesluit Omgevingswet.
Commissie voor de mer
De Commissie voor de mer is in de Omgevingswet ingesteld. In hoofdstuk 12 van dit besluit zijn nadere regels voor de samenstelling en de wijze van advisering vastgelegd voor de Commissie voor de mer. Uitgangspunt voor deze nadere regels is dat de Commissie voor de mer haar werkzaamheden op vergelijkbare wijze kan blijven voortzetten als voorheen.
Het belangrijkste onderdeel is de nadere borging van de onafhankelijkheid van de Commissie voor de mer. In de wet is bij amendement1. in artikel 17.5, tweede lid, geregeld dat personen in een werkgroep van de Commissie voor de mer onafhankelijk moeten zijn. Dit besluit regelt dat de ontvanger van het op te stellen advies, het bevoegd gezag, door de Commissie voor de mer op de hoogte wordt gebracht van de samenstelling van de werkgroep. Hierdoor is er gelegenheid om, desgewenst, gemotiveerd een reactie te geven op deze samenstelling in het licht van de gewenste onafhankelijkheid. Als een persoon tijdens de deelname in de werkgroep alsnog betrokkenheid heeft bij het onderwerp van advies, dan zal hij worden ontheven van de werkgroep. De regeling is in overeenstemming met de bestaande regels over de onafhankelijkheid.
De overige onderdelen in dit besluit sluiten ook aan bij de bestaande werkwijze van de Commissie mer. Het gaat om het uitbrengen van het jaarverslag, het voorzitterschap van de werkgroepen, benoeming en ontslag van de secretaris en de ondersteuning daarvan door een bureau en de werkwijze van de werkgroepen in vergaderingen.
Enkele onderdelen zijn anders of niet meer geregeld. Door toepassing van de Kaderwet adviescolleges is de term ‘lid’ van de Commissie voor de mer alleen nog maar bestemd voor de voorzitter en de plaatsvervangende voorzitters. Voorheen werd de term ‘lid’ ook gebruikt voor personen in de werkgroep. Om dit te ondervangen wordt in dit besluit gesproken over deskundigen in de werkgroep en niet meer over leden.
Verder hoeft de Commissie niet meer verplicht een reglement van orde op te stellen, dat is facultatief. Als het wordt opgesteld, dan moet het naar de Minister van Infrastructuur en Waterstaat worden toegezonden. Dat is al geregeld in de wet2..
Een belangrijke bepaling van hoofdstuk 2 van de Wet milieubeheer betrof de mogelijkheid van de Commissie voor de mer om tarieven in rekening te brengen. Deze is in de wet opgenomen in het hoofdstuk over financiële bepalingen (artikel 13.7) en komt daarom niet meer terug in dit besluit.
Voetnoten
Artikel 21 van de Kaderwet adviescolleges bepaalt dat een adviesorgaan zijn werkwijze nader kan vaststellen in een reglement van orde. Artikel 17.4 van de wet regelt daarnaast dat als hier toepassing aan is gegeven het reglement van orde aan de minister wordt verzonden.