CRvB, 28-04-2016, nr. 15-3589 AW
ECLI:NL:CRVB:2016:1554
- Instantie
Centrale Raad van Beroep
- Datum
28-04-2016
- Zaaknummer
15-3589 AW
- Vakgebied(en)
Ambtenarenrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:CRVB:2016:1554, Uitspraak, Centrale Raad van Beroep, 28‑04‑2016; (Hoger beroep)
Uitspraak 28‑04‑2016
Inhoudsindicatie
Niet aannemelijk dat de schaalindeling in de eerste weken van 2013 in de Regeling is aangepast en bekendgemaakt. Ook niet aannemelijk dat de keuze voor schaal 8 een bewuste beleidskeuze is geweest. Omdat verder een deugdelijke motivering voor de waardering op niveauschaal 8 ontbreekt, heeft appellant deze werkzaamheden in redelijkheid niet op schaal 8 kunnen waarderen. Bevordering naar schaal 9 in redelijkheid niet kunnen weigeren.
15/3589 AW
Datum uitspraak: 28 april 2016
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van
13 april 2015, 14/2350 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
de korpschef van politie (appellant)
[betrokkene] te [woonplaats] (betrokkene)
PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
Namens betrokkene heeft mr. H.S. de Lint, advocaat, een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 26 november 2015. Deze zaak is ter zitting gevoegd behandeld met de zaken 15/640 AW en 15/2785 AW. Appellant heeft zich laten vertegenwoordigen door M.J.G. Steijvers en drs. J.P.C. van der Tas. Betrokkene is in persoon verschenen, bijgestaan door mr. De Lint.
Na de zitting zijn de zaken gesplitst.
OVERWEGINGEN
1.1.
Betrokkene was aangesteld in de functie van [functie 1] , salarisschaal 8, bij de voormalige politieregio Amsterdam-Amstelland. Op verzoek van appellant is betrokkene met ingang van 1 juni 2011 aangevangen met de werkzaamheden van [functie 2] bij het [team 1] ( [team 1] ). Voor de werkzaamheden van [functie 2] heeft appellant aan betrokkene een toelage toegekend wegens waarneming van een functie met een hoger maximumsalaris.
1.2.
Bij brief van 27 juni 2011 heeft S van de Dienst Personeel en Arbeidsvoorwaarden aan de hand van een taakinventarisatie bij medewerkers die de werkzaamheden van [functie 2] verrichten bij andere korpsen, vastgesteld dat de feitelijke werkzaamheden horende bij de rol van [functie 2] binnen het korps Amsterdam-Amstelland passen bij specifieke opsporingstyperingen op schaal 8-niveau. S heeft geadviseerd om de indicatie van de functiewaardering in de Tijdelijke Regeling [team 1] 2010 te wijzigen van schaal 9 naar schaal 8.
1.3.
Bij brief van 8 juli 2013 heeft appellant betrokkene de volgende keuze voorgelegd:
- optie 1: “Ik wil mijn werkzaamheden als [functie 2] niet voortzetten en beëindig mijn tijdelijke tewerkstelling. Mijn waarnemingstoelage komt hiermee te vervallen en ik zal weer werkzaamheden gaan verrichten die bij mijn formele functiebeschrijving passen.” of
- optie 2: “Ik wil mijn werkzaamheden als [functie 2] wel voortzetten. Ik weet dat dit zal gebeuren op basis van een tijdelijke tewerkstelling (TTW) en dat hieraan geen rechten kunnen worden ontleend in de komende reorganisatie. Mijn formele functie is mijn startpositie voor de personele reorganisatie. Voor de werkzaamheden die ik gedurende de TTW verricht ontvang ik een waarnemingstoelage naar schaal 9.” Betrokkene heeft geen keus willen maken en heeft appellant in plaats daarvan verzocht om hem te bevorderen naar functieschaal 9.
1.4.
Op 16 december 2013 heeft appellant ten aanzien van betrokkene, vanuit zijn uitgangspositie in de huidige politieorganisatie van [functie 1] , [team A] met de aanvulling [functie 2] [team 1] , besloten tot toekenning van en overgang naar de LFNP-functie Senior tactische opsporing, met bijbehorende schaal 8.
1.5.
Bij besluit van 19 december 2013 heeft appellant het verzoek van betrokkene om hem te bevorderen naar schaal 9 afgewezen en de waarnemingstoelage van betrokkene omgezet in een persoonlijke toelage naar schaal 9, tot aan het moment dat betrokkene de rol van [functie 2] niet meer vervult. Dat besluit is na bezwaar gehandhaafd bij besluit van 13 mei 2014 (bestreden besluit). Aan het bestreden besluit is ten grondslag gelegd dat uit het waarderingsonderzoek van S in 2011 volgt dat de feitelijke werkzaamheden als [functie 2] [team 1] passen bij de specifieke opsporingsbevoegdheden die zijn gewaardeerd op schaal 8. Dat standpunt is weliswaar overgenomen door de korpsleiding, maar ten onrechte heeft dat niet geleid tot aanpassing van de schaalvermelding 9 in de Tijdelijke regeling [team 1] 2010. Aanvankelijk was in de op het Intranet gepubliceerde en vanaf 1 januari 2013 geldende Regeling werken in een [team 1] -structuur dag 1 (Regeling) aan de functie van [functie 2] een schaal 9 toegekend, terwijl beleidsmatig was gekozen voor schaal 8. Waarschijnlijk berustte dat op een verschrijving.
2. De rechtbank heeft het beroep van betrokkene tegen het bestreden besluit gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd, het besluit van 19 december 2013 herroepen en bepaald dat betrokkene met ingang van 19 december 2013 geacht wordt te zijn ingeschaald in schaal 9. De rechtbank heeft overwogen dat betrokkene in juni 2011 de werkzaamheden van [functie 2] is gaan verrichten, zonder dat is vermeld dat het om een tijdelijke functie of waarneming ging. In de per 1 januari 2013 van toepassing zijnde Regeling is de functie van [functie 2] weggezet in schaal 8. Dat neemt niet weg dat aan de functie [functie 2] op het moment dat betrokkene de werkzaamheden ging verrichten een schaal 9 was toegekend, dat betrokkene feitelijk is beloond volgens schaal 9 en dat een collega die dezelfde werkzaamheden verrichtte is bevorderd naar schaal 9. De rechtbank heeft geoordeeld dat appellant niet in redelijkheid heeft kunnen komen tot zijn besluit om betrokkene niet te bevorderen naar schaal 9.
3. In hoger beroep heeft appellant zich op het standpunt gesteld dat uit het waarderingsonderzoek van 27 juni 2011 volgt dat op de werkzaamheden van de [functie 2] een schaal 8 waardering van toepassing is. De rechtbank is volgens appellant voorbijgegaan aan het in artikel 6 van het Besluit bezoldiging politie neergelegde standpunt dat de ambtenaar het salaris geniet dat gebaseerd is op de waardering van zijn functie. De werkzaamheden van de [functie 2] zijn een rol en deze komen niet als zelfstandige functie terug in het (nieuwe) functiegebouw LFNP. Betrokkene is altijd gecompenseerd voor de onzorgvuldigheden en tekortkomingen in de beleidsvoering doordat aan hem een waarnemingstoelage is toegekend, en die tekortkomingen kunnen niet leiden tot een hogere waardering van het samenstel van werkzaamheden. De situatie van de collega is niet vergelijkbaar met die van betrokkene, nu die collega niet als gevolg van de werkzaamheden van [functie 2] is ingedeeld in schaal 9, maar omdat hij na zijn opleiding volgens de voor hem geldende arbeidsvoorwaarden is ingedeeld in schaal 9.
4. Betrokkene heeft in hoger beroep gesteld dat de onderliggende stukken van het waarderingsonderzoek van S ondanks zijn verzoek daartoe niet door appellant ter beschikking zijn gesteld, met als gevolg dat het advies niet kan worden getoetst aan de onderliggende stukken. Betrokkene acht het waarderingsonderzoek niet onderbouwd.
5. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
5.1.
Ingevolge artikel 1, eerste lid, aanhef en onder hh, van het Besluit algemene rechtspositie politie wordt onder functie verstaan het samenstel van werkzaamheden door de ambtenaar te verrichten krachtens en overeenkomstig hetgeen hem door het daartoe bevoegde gezag is opgedragen, of het samenstel van door de ambtenaar te verrichten opgedragen werkzaamheden zoals vastgesteld in het LFNP.
5.2.
In de voormalige politieregio Amsterdam-Amstelland zijn de [team 1] ’s structureel ingesteld en de [functie 2] behoort tot de vaste kern van leidinggevenden in het [team 1] . Betrokkene heeft de werkzaamheden van [functie 2] vanaf 1 juni 2011 integraal en zonder onderbrekingen uitgevoerd. De werkzaamheden behorende bij zijn functie [functie 1] heeft hij sindsdien niet meer verricht. De werkzaamheden van de [functie 2] waren aldus niet tijdelijk van karakter. De omstandigheid dat die functie niet voorkomt in het LFNP betekent evenmin dat sprake was van tijdelijke werkzaamheden.
5.3.
Het standpunt van appellant dat geen sprake was van het verrichten van een andere functie dan de functie van [functie 1] en dat de werkzaamheden als [functie 2] een rol betroffen, volgt de Raad niet. Bepalend is immers het samenstel van werkzaamheden dat door het bevoegd gezag is opgedragen en deze betroffen in het onderhavige geval de werkzaamheden als [functie 2] . Dat de functie niet voorkomt in het nieuwe functiehuis maakt dat in het voorliggende geval niet anders.
5.4.
Vervolgens dient de vraag te worden beantwoord welke schaal geldt voor de werkzaamheden van [functie 2] . In de conceptregeling [team 1] van 9 januari 2007 is bij de [functie 2] een functieniveau schaal 8/9 vermeld. In de Tijdelijke regeling [team 1] 2010, geldend met ingang van 1 juni 2010, is bij de functie [functie 2] schaal 9 vermeld. Aan betrokkene is vanaf de aanvang van zijn werkzaamheden als [functie 2] per 1 juni 2011 een waarnemingstoelage toegekend.
5.5.
Weliswaar heeft S in zijn waarderingsonderzoek van 27 juni 2011 geadviseerd om de indicatie van de functiewaardering te wijzigen van schaal 9 naar schaal 8, maar dat advies is niet opgevolgd en heeft niet geleid tot aanpassing van de waardering van [functie 2] in de Tijdelijke regeling [team 1] 2010; die is ongewijzigd schaal 9 gebleven. Voorts ontbreken de gegevens die ten grondslag liggen aan de door S geadviseerde functiewaardering; gegevens waarvan betrokkene diverse keren aan appellant heeft verzocht die te overleggen. Een deugdelijke motivering van dat advies ontbreekt dan ook en dat gebrek kleeft eveneens aan het bestreden besluit.
5.6.
Appellant heeft betoogd dat in de met ingang van 1 januari 2013 van toepassing zijnde Regeling die op het Intranet was gepubliceerd aanvankelijk was vermeld dat voor de [functie 2] een functiewaardering in schaal 9 gold, maar dat die waardering op een verschrijving berustte die enkele weken later is gewijzigd in schaal 8. Betrokkene heeft zich op het standpunt gesteld dat hij niet op de hoogte was van die wijziging en voor het eerst in bezwaar daarvan kennis heeft genomen. Op grond van de gedingstukken kan niet worden vastgesteld wanneer de wijziging in de Regeling van de schaalvermelding 9 naar 8 heeft plaatsgevonden, noch op welke wijze die wijziging is bekendgemaakt. In ieder geval is in de brief van 17 juli 2013, waarbij aan betrokkene de keuzemogelijkheid van opties 1 en 2 is voorgelegd, vermeld dat de werkzaamheden van [functie 2] gelet op de Regeling zouden moeten worden verricht door een medewerker met een functie gewaardeerd in schaal 9 en dat om die reden hij een waarnemingstoelage naar schaal 9 ontvangt. De Raad acht het dan ook niet aannemelijk dat de schaalindeling in de eerste weken van 2013 in de Regeling is aangepast en bekendgemaakt.
5.7.
Appellant heeft evenmin aannemelijk gemaakt dat de keuze voor schaal 8 een bewuste beleidskeuze is geweest. Nu voorts een deugdelijke motivering voor de waardering van de werkzaamheden als [functie 2] op niveauschaal 8 ontbreekt, heeft appellant deze werkzaamheden in redelijkheid niet op schaal 8 kunnen waarderen. Dit betekent dat appellant de bevordering van betrokkene naar schaal 9, nu de werkzaamheden als [functie 2] steeds op schaal 9 gewaardeerd zijn geweest en betrokkene met inachtneming daarvan een waarnemingstoelage heeft ontvangen, in redelijkheid niet heeft kunnen weigeren.
5.8.
Uit het vorenstaande volgt dat het hoger beroep niet slaagt en de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt.
6. Aanleiding bestaat om appellant te veroordelen in de proceskosten van betrokkene in hoger beroep. Deze worden begroot op € 992,- voor verleende rechtsbijstand.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep
- bevestigt de aangevallen uitspraak;
- bepaalt dat van appellant een griffierecht worden geheven van € 497,-;
- veroordeeld appellant in de proceskosten van betrokkene tot een bedrag van € 992,-.
Deze uitspraak is gedaan door K.J. Kraan als voorzitter en J.N.A. Bootsma en M.T. Boerlage als leden, in tegenwoordigheid van R.G. van den Berg als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 28 april 2016.
(getekend) K.J. Kraan
(getekend) R.G. van den Berg