Besluit regels landelijk parket en functioneel parket en mandateren van bevoegdheden van de officier van justitie
Artikel 2a
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2019
- Bronpublicatie:
20-11-2018, Stb. 2018, 448 (uitgifte: 07-12-2018, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-01-2019
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
12-12-2018, Stb. 2018, 502 (uitgifte: 27-12-2018, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht / Bijzondere onderwerpen
Materieel strafrecht / Sancties
Strafprocesrecht / Voorfase
Juridische beroepen (V)
1.
De officier van justitie bij het parket centrale verwerking openbaar ministerie is belast met de vervolging van strafbare feiten waarvoor een strafbeschikking kan worden uitgevaardigd.
2.
Hij is voorts belast met het bij de rechter aanbrengen en behandelen van strafzaken ingeval:
- a.
tegen de in het eerste lid bedoelde strafbeschikking verzet is gedaan;
- b.
de in het eerste lid bedoelde strafbeschikking niet of niet volledig ten uitvoer gelegd is kunnen worden.