Hof Arnhem, 31-05-2011, nr. 21-003222-09
ECLI:NL:GHARN:2011:BT6886
- Instantie
Hof Arnhem
- Datum
31-05-2011
- Zaaknummer
21-003222-09
- LJN
BT6886
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHARN:2011:BT6886, Uitspraak, Hof Arnhem, 31‑05‑2011; (Hoger beroep)
Uitspraak 31‑05‑2011
Inhoudsindicatie
Geldigheid dagvaarding. Uit de tenlastelegging -in onderling verband en samenhang bezien met de inhoud van het dossier- blijkt voldoende duidelijk wat verdachte wordt verweten. Uit de verklaringen van de vertegenwoordiger van verdachte is voldoende gebleken dat hij wist waarvan verdachte werd verdacht en verdachte heeft zich hiertegen kunnen verdedigen. De dagvaarding voldoet daarom en ook overigens aan de eisen gesteld in het eerste lid van artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering. Houder in de zin van de Wet herstructurering varkenshouderij. De feitelijke situatie doorslaggevend (Hof Den Bosch 4 oktober 2006, LJN-nummer AY 9467). Daarbij is mede bepalend wie de varkens daadwerkelijk verzorgde (HR 26 mei 1998, NJ 1998, 714). Verdachte dient aangemerkt te worden als houder van de desbetreffende varkens.
Partij(en)
Sector strafrecht
Parketnummer: 21-003222-09
Uitspraak d.d.: 31 mei 2011
TEGENSPRAAK
Arrest van de economische kamer
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de economische politierechter in de rechtbank Almelo van 13 augustus 2009 in de strafzaak tegen
[verdachte],
gevestigd te [plaats van vestiging], [adres].
Het hoger beroep
De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 15 juni 2010 en 17 mei 2011 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd (zie voor de inhoud van de vordering bijlage I). Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen namens verdachte door haar raadsman,
mr P.R. de Korte, naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere strafoplegging komt en daarom opnieuw rechtdoen.
De tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
Feit 1
verdachte in de gemeente Barneveld, opzettelijk op een bedrijf gelegen aan of nabij de [straatnaam] te Terschuur, gemiddeld gedurende het jaar 2004 een groter aantal varkens, onderscheidenlijk fokzeugen, heeft gehouden dan het op dat bedrijf rustende varkensrecht, onderscheidenlijk fokzeugenrecht, verminderd met het grondgebonden deel van het varkensrecht, onderscheidenlijk fokzeugenrecht;
Feit 2
verdachte in de gemeente Barneveld, al dan niet opzettelijk op een bedrijf gelegen aan of nabij de [straatnaam] te Terschuur, gemiddeld gedurende het jaar 2005 een groter aantal varkens, onderscheidenlijk fokzeugen, heeft gehouden dan het op dat bedrijf rustende varkensrecht, onderscheidenlijk fokzeugenrecht, verminderd met het grondgebonden deel van het varkensrecht, onderscheidenlijk fokzeugenrecht.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Geldigheid van de dagvaarding
De raadsman van verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep de vraag opgeworpen of de dagvaarding voldoende feitelijk is en voldoet aan artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering, nu in de tenlastelegging geen specifieke periodes en geen aantallen varkens zijn vermeld.
Het hof merkt hieromtrent op dat uit de tenlastelegging -in onderling verband en samenhang bezien met de inhoud van het dossier- voldoende duidelijk blijkt wat verdachte wordt verweten. Uit de verklaringen van de vertegenwoordiger van verdachte is voldoende gebleken dat hij wist waarvan verdachte werd verdacht en verdachte heeft zich hiertegen kunnen verdedigen.
De dagvaarding voldoet daarom en ook overigens aan de eisen gesteld in het eerste lid van artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering.
Overweging met betrekking tot het bewijs
De raadsman van verdachte heeft aangevoerd dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het tenlastegelegde. Hiertoe is aangevoerd dat verdachte geen houder was van de betreffende varkens. Mocht het hof tot het oordeel komen dat verdachte wel als houder van de varkens kan worden aangemerkt, dan is sprake van verontschuldigbare dwaling, aldus de raadsman, nu de varkensrechten door [naam] aan verdachte werden geleased en verdachte er vanuit mocht gaan dat de administratie van die varkensrechten correct was.
Het hof is van oordeel dat voornoemde verweren worden weersproken door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.
Hierbij wordt het volgende overwogen.
Voor de beantwoording van de vraag of verdachte als houder in de zin van de Wet herstructurering varkenshouderij moet worden aangemerkt, is de feitelijke situatie doorslaggevend (Hof Den Bosch 4 oktober 2006, LJN-nummer AY 9467). Daarbij is mede bepalend wie de varkens daadwerkelijk verzorgde (HR 26 mei 1998, NJ 1998, 714).
Uit de gebezigde bewijsmiddelen leidt het hof in de onderhavige zaak hieromtrent het volgende af:
? vanaf 2004 huurde verdachte de stal aan de [straatnaam] te Terschuur, inclusief de op deze locatie rustende varkensreechten, voor een vast bedrag per maand van [naam BV];
? verdachte betaalde de verwarmingskosten van de stal;
? verdachte verzorgde de in- en verkoop van de varkens;
? verdachte had de volledige beschikking over de gehouden varkens;
? [naam] droeg, in opdracht van verdachte, zorg voor het verzorgen en voeren van de varkens en werd hiervoor betaald door verdachte;
? de kosten voor de varkens, waaronder biggenkosten en voerkosten, en de opbrengsten van de varkens kwamen voor rekening van verdachte;
? verdachte was verantwoordelijk voor de medische verzorging van de varkens en de inkoop van medicijnen;
? de mestboekhouding betreffende de gehouden varkens in de gehuurde stal werd in opdracht van verdachte verzorgd door vertegenwoordigers van een voerfirma.
Op grond van het voorgaande stelt het hof vast dat verdachte degene was die de varkens feitelijk onder zich had en die verantwoordelijk was voor de verzorging van de varkens. Verdachte dient derhalve aangemerkt te worden als houder van de desbetreffende varkens.
Van verontschuldigbare dwaling is -gelet op de vaststellingen van het hof- niet gebleken.
Het hof verwerpt derhalve de verweren van de verdediging. Aan deze verweren zal dan ook hier (in het kader van de bewezenverklaring) noch verderop, als het gaat om de strafbaarheid van feit of dader, enig gevolg worden verbonden.
Bewezenverklaring
Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging verkregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
Feit 1
verdachte in de gemeente Barneveld, opzettelijk op een bedrijf gelegen aan of nabij de [straatnaam] te Terschuur, gemiddeld gedurende het jaar 2004 een groter aantal varkens heeft gehouden dan het op dat bedrijf rustende varkensrecht, verminderd met het grondgebonden deel van het varkensrecht;
Feit 2
verdachte in de gemeente Barneveld opzettelijk op een bedrijf gelegen aan of nabij de [straatnaam] te Terschuur, gemiddeld gedurende het jaar 2005 een groter aantal varkens, heeft gehouden dan het op dat bedrijf rustende varkensrecht, verminderd met het grondgebonden deel van het varkensrecht.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 en 2 bewezenverklaarde levert op:
Telkens:
Overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 15, eerste lid, van de Wet herstructurering varkenshouderij, opzettelijk begaan door een rechtspersoon.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf en/of maatregel
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op het maatschappelijk functioneren van verdachte en haar draagkracht, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft gedurende twee jaar meer varkens gehouden dan waarvoor zij de rechten bezat. Hiermee heeft verdachte afbreuk gedaan aan het stelsel van de Wet herstructurering Varkensrechten die tot doel had het terugdringen van het mestoverschot en de bescherming van de bodem.
Blijkens het uittreksel uit de justitiële documentatie is verdachte reeds eerder veroordeeld wegens een soortgelijk feit, hetgeen haar er niet van heeft weerhouden de onderhavige feiten te plegen.
Het hof ziet, anders dan de economische politierechter en de advocaat-generaal, geen reden een deels voorwaardelijke geldboete op te leggen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 24, 51, 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 1, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten en artikel 15 van de Wet herstructurering varkenshouderij.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en de verklaart verdachte strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een geldboete van € 10.000,- (tienduizend euro).
Aldus gewezen door
mr J.A.W. Lensing, voorzitter,
mr R. de Groot en mr P.H.A.J. Cremers, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr N.D. Mavus-ten Elshof, griffier,
en op 31 mei 2011 ter openbare terechtzitting uitgesproken.