NJ 2014/504
Uitvoering van in het buitenland opgelegde straffen levert normaal gesproken geen schending op van art. 3 EVRM. Art. 5 lid 1 EVRM eist alleen toetsing van buitenlandse procedures als de kern van het recht op een eerlijk proces wordt aangetast.
EHRM 08-01-2013, ECLI:CE:ECHR:2013:0108DEC004375910, m.nt. A.H. Klip (Willcox en Hurford/UK)
- Instantie
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
- Datum
8 januari 2013
- Magistraten
I. Ziemele, D. Thór Björgvinsson, P. Hirvelä, G. Nicolaou, P. Mahoney, K.Wojtyczek, F. Vehabović
- Zaaknummer
43759/10
43771/12
- Noot
A.H. Klip
- Roepnaam
Willcox en Hurford/UK
- JCDI
JCDI:ADS127950:1
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Mensenrechten
Internationaal strafrecht / Overdracht en overname strafvervolging
Internationaal publiekrecht / Rechtshandhaving
Internationaal belastingrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:CE:ECHR:2013:0108DEC004375910, Uitspraak, Europees Hof voor de Rechten van de Mens, 08‑01‑2013
- Wetingang
Essentie
Strafrecht. Prisoner Transfer Agreements (WOTS-verdragen). Uitvoering van, in Thailand opgelegde, straffen wegens drugsdelicten. Straffen disproportioneel? Art. 3 EVRM alleen aan de orde als leed verder gaat dan onvermijdelijke leed dat verband houdt met tenuitvoerlegging van buitenlandse straffen. Enkele verschil in hoogte tussen straffen in beide landen maakt straf niet arbitrair. EVRM eist niet dat ontvangende land buitenlandse procedure toetst tenzij kern recht op eerlijk proces geschonden. Klachten kennelijk ongegrond: niet-ontvankelijk.
Samenvatting
Twee Britse klagers worden in 2003, respectievelijk 2005 in Thailand gearresteerd wegens bezit van drugs. Beiden bekennen schuld. Zij worden veroordeeld tot zeer lange gevangenisstraffen. ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.