Einde inhoudsopgave
Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 952/2013 met nadere regels betreffende een aantal bepalingen van het douanewetboek van de Unie
Artikel 218 Termijnen voor wederuitvoer in het geval van verhuurondernemingen
Geldend
Geldend vanaf 31-07-2018
- Bronpublicatie:
16-05-2018, PbEU 2018, L 192 (uitgifte: 30-07-2018, regelingnummer: 2018/1063)
- Inwerkingtreding
31-07-2018
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
16-05-2018, PbEU 2018, L 192 (uitgifte: 30-07-2018, regelingnummer: 2018/1063)
- Vakgebied(en)
Europees belastingrecht / Belastingen EU
Douane (V)
(Artikel 211, lid 1, en artikel 215, lid 4, van het wetboek)
1.
Wanneer een vervoermiddel tijdelijk in de Unie is ingevoerd met volledige vrijstelling van invoerrechten overeenkomstig artikel 212 en bij een in het douanegebied van de Unie gevestigde verhuuronderneming is ingeleverd, geschiedt de wederuitvoer waarmee de regeling tijdelijke invoer wordt aangezuiverd, binnen zes maanden na de datum waarop het vervoermiddel het douanegebied van de Unie is binnengekomen.
Wanneer het vervoermiddel door de verhuuronderneming wordt wederverhuurd aan een buiten dat gebied gevestigde persoon of aan natuurlijke personen die hun gewone verblijfplaats in het douanegebied van de Unie hebben, geschiedt de wederuitvoer waarmee de regeling tijdelijke invoer wordt aangezuiverd, binnen zes maanden na de datum waarop het vervoermiddel het douanegebied van de Unie is binnengekomen en binnen drie weken na de sluiting van de overeenkomst tot wederverhuur.
De datum van binnenkomst in het douanegebied van de Unie wordt geacht de datum te zijn waarop de huurovereenkomst is gesloten op grond waarvan het vervoermiddel werd gebruikt op het moment van binnenkomst in dat gebied, tenzij de werkelijke datum van binnenkomst is aangetoond.
2.
Er wordt vergunning verleend voor de tijdelijke invoer van een vervoermiddel zoals bedoeld in lid 1 op voorwaarde dat het vervoermiddel niet voor andere doeleinden wordt gebruikt dan voor wederuitvoer.
3.
In het in artikel 215, lid 2, bedoelde geval wordt het vervoermiddel binnen drie weken na de sluiting van de overeenkomst tot verhuur of wederverhuur ingeleverd bij de in het douanegebied van de Unie gevestigde verhuuronderneming wanneer het door de natuurlijke persoon wordt gebruikt om naar zijn woonplaats in het douanegebied van de Unie terug te keren, of wordt het vervoermiddel wederuitgevoerd wanneer het door hem wordt gebruikt om het douanegebied van de Unie te verlaten.
4.
In het in artikel 215, lid 2 bis, bedoelde geval wordt het wegvervoermiddel wederuitgevoerd binnen acht dagen na de plaatsing onder de regeling tijdelijke invoer.