Einde inhoudsopgave
Kaderbesluit 2009/315/JBZ betreffende de organisatie en de inhoud van uitwisseling van gegevens uit het strafregister tussen de lidstaten
Aanhef
Geldend
Geldend vanaf 27-04-2009
- Bronpublicatie:
26-02-2009, PbEU 2009, L 93 (uitgifte: 07-04-2009, regelingnummer: 2009/315/JBZ)
- Inwerkingtreding
27-04-2009
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
26-02-2009, PbEU 2009, L 93 (uitgifte: 07-04-2009, regelingnummer: 2009/315/JBZ)
- Vakgebied(en)
Internationaal strafrecht / Europees strafrecht en strafprocesrecht
Kaderbesluit van de Raad van 26 februari 2009 betreffende de organisatie en de inhoud van uitwisseling van gegevens uit het strafregister tussen de lidstaten
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name op artikel 31 en artikel 34, lid 2, onder b),
Gezien het voorstel van de Commissie en het initiatief van het Koninkrijk België,
Gezien het advies van het Europees Parlement (1),
Overwegende hetgeen volgt:
- (1)
De Europese Unie heeft zich ten doel gesteld de burgers in een ruimte van vrijheid, veiligheid en recht een hoog niveau van zekerheid te verschaffen. Dit doel vooronderstelt dat gegevens uit het strafregister tussen de bevoegde autoriteiten van de lidstaten worden uitgewisseld.
- (2)
Op 29 november 2000 heeft de Raad overeenkomstig de conclusies van de Europese Raad van Tampere van 15 en 16 oktober 1999 het programma van maatregelen om uitvoering te geven aan het beginsel van wederzijdse erkenning van strafrechtelijke beslissingen(2) goedgekeurd. Dit kaderbesluit draagt bij tot de verwezenlijking van de doelstellingen van maatregel 3 daarvan, waarin wordt voorgesteld om, uitgaande van het in Schengen-verband opgestelde formulier, een standaardformulier voor verzoeken betreffende gerechtelijke antecedenten in te voeren dat in alle talen van de Unie wordt vertaald.
- (3)
Het eindverslag over de eerste evaluatieronde inzake de wederzijdse rechtshulp in strafzaken (3) bevatte het verzoek om de procedure voor de mededeling van documenten tussen de lidstaten waar nodig te vereenvoudigen door standaardformulieren te gebruiken en zodoende de rechtshulp vlotter te laten verlopen.
- (4)
De verbetering van de kwaliteit van de uitwisseling van gegevens over strafrechtelijke veroordelingen is door de Europese Raad van 25 en 26 maart 2004 in zijn verklaring betreffende de bestrijding van terrorisme als prioriteit aangemerkt, en de Europese Raad van 4 en 5 november 2004 heeft dit bevestigd met de goedkeuring van het Haags programma (4), waarin opgeroepen wordt tot intensivering van de uitwisseling van gegevens uit de nationale registers van veroordelingen en ontzettingen. Deze doelstellingen zijn overgenomen in het door de Raad en de Commissie op 2 en 3 juni 2005 gezamenlijk aangenomen actieplan ter uitvoering van het Haags programma.
- (5)
Teneinde de uitwisseling van gegevens uit het strafregister tussen de lidstaten te verbeteren, worden projecten die dit ten doel hebben, zoals het lopende project voor de onderlinge koppeling van nationale strafregisters, verwelkomd. De ervaring die hiermee is opgedaan heeft de lidstaten aangemoedigd om nog meer inspanningen te doen en heeft laten zien hoe belangrijk het is dat de wederzijdse uitwisseling van gegevens over strafrechtelijke veroordelingen tussen de lidstaten verder wordt gestroomlijnd.
- (6)
Met dit kaderbesluit wordt tegemoet gekomen aan de wensen die door de Raad op 14 april 2005 zijn uitgesproken in aansluiting op de publicatie van het Witboek over de uitwisseling van informatie over strafrechtelijke veroordelingen en hun gevolgen in de Europese Unie en het daarop volgende oriënterende debat. Het hoofddoel van dit kaderbesluit is de totstandbrenging van een betere uitwisseling van gegevens over tegen burgers van de Unie uitgesproken strafrechtelijke veroordelingen en, in voorkomend geval, een in het strafregister van de lidstaat van veroordeling opgenomen en uit deze veroordelingen voortvloeiende ontzetting uit een recht.
- (7)
Dat de toepassing van de in dit kaderbesluit vastgestelde mechanismen wordt beperkt tot de mededeling van strafregistergegevens over natuurlijke personen, mag geen beletsel vormen voor de eventuele toekomstige uitbreiding van zulke mechanismen tot de uitwisseling van gegevens betreffende rechtspersonen.
- (8)
Op de verstrekking van gegevens over in andere lidstaten uitgesproken veroordelingen zijn momenteel de artikelen 13 en 22 van het Europees Verdrag aangaande de wederzijdse rechtshulp in strafzaken van 20 april 1959 van toepassing. Deze bepalingen volstaan echter niet om in een ruimte als de Europese Unie aan de huidige eisen van justitiële samenwerking te kunnen voldoen.
- (9)
In de betrekkingen tussen de lidstaten vervangt dit kaderbesluit artikel 22 van het Europees Verdrag aangaande de wederzijdse rechtshulp in strafzaken. Naast de verplichting van de lidstaat van veroordeling om aan de lidstaat van nationaliteit informatie over veroordelingen betreffende diens onderdanen mee te delen, welke verplichting in dit kaderbesluit wordt overgenomen en nader omschreven, wordt aan de lidstaat van nationaliteit tevens de verplichting opgelegd deze aldus meegedeelde informatie te bewaren, zodat hij al de door een andere lidstaat gevraagde informatie kan verstrekken.
- (10)
Het bepaalde in dit kaderbesluit laat onverlet dat de gerechtelijke autoriteiten elkaar rechtstreeks om informatie uit het strafregister kunnen verzoeken en deze rechtstreeks kunnen doen toekomen op grond van artikel 13 juncto artikel 15, lid 3, van het Europees Verdrag aangaande de wederzijdse rechtshulp in strafzaken en laat tevens onverlet artikel 6, lid 1, van de Overeenkomst betreffende de wederzijdse rechtshulp in strafzaken tussen de lidstaten van de Europese Unie, vastgesteld bij Akte van de Raad van 29 mei 2000 (5).
- (11)
Het voordeel van een betere circulatie van informatie over strafrechtelijke veroordelingen is beperkt als de lidstaten niet in staat zijn om met de verstrekte informatie rekening te houden. Op 24 juli 2008 heeft de Raad Kaderbesluit 2008/675/JBZ aangenomen betreffende de wijze waarop bij een nieuwe strafrechtelijke procedure rekening wordt gehouden met veroordelingen in de lidstaten van de Europese Unie (6).
- (12)
Met dit kaderbesluit wordt het belangrijkste doel van het initiatief van het Koninkrijk België bereikt voor zover de centrale autoriteit van een lidstaat, in haar antwoord op een verzoek van de betrokkene, in haar uittreksel van het strafregister alle informatie dient op te nemen die is verkregen uit het strafregister van de lidstaat van nationaliteit van de betrokkene. Om overeenkomstig de nationale wetgeving van de lidstaat waar de persoon voornemens is met het toezicht op kinderen samenhangende beroepsactiviteiten uit te oefenen, gevolg te geven aan een in het strafregister opgenomen veroordeling en de daaruit voortvloeiende ontzetting uit een recht, dient het bestaan ervan bekend te zijn. De bij dit kaderbesluit ingestelde regeling heeft onder meer ten doel te voorkomen dat een wegens een seksueel misdrijf tegen kinderen veroordeelde persoon, indien de veroordeling en, in voorkomend geval, de daaruit voortvloeiende ontzetting uit een recht in het strafregister van de lidstaat van veroordeling zijn opgenomen, de veroordeling of ontzetting kan verzwijgen om in een andere lidstaat beroepsactiviteiten die verband houden met het toezicht op kinderen te beginnen of voort te zetten.
- (13)
In dit kaderbesluit worden regels vastgesteld aangaande de bescherming van persoonsgegevens die als gevolg van de uitvoering van het kaderbesluit door de lidstaten aan elkaar worden doorgegeven. Bestaande regels betreffende de bescherming van persoonsgegevens die worden verwerkt in het kader van de politiële en justitiële samenwerking in strafzaken worden aangevuld met de regels in dit kaderbesluit. Ook het Verdrag van de Raad van Europa van 28 janari 1981 tot bescherming van personen met betrekking tot de geautomatiseerde verwerking van persoonsgegevens is van toepassing op de persoonsgegevens die op grond van dit kaderbesluit worden verwerkt. In dit kaderbesluit zijn voorts de bepalingen verwerkt van Besluit 2005/876/JBZ van de Raad van 21 november 2005 inzake de uitwisseling van gegevens uit het strafregister (7), waarbij aan de verzoekende lidstaat gebruiksbeperkingen ten aanzien van de gevraagde informatie worden opgelegd. Dit kaderbesluit vult die bepalingen aan met specifieke regels inzake het doorgeven, door de lidstaat van nationaliteit, van informatie over strafrechtelijke veroordelingen die hem door de lidstaat van veroordeling is verstrekt.
- (14)
Dit kaderbesluit leidt er niet toe dat, in de betrekkingen met derde staten, de verplichtingen en gevestigde gewoonten die voortvloeien uit het Europees Verdrag aangaande de wederzijdse rechtshulp in strafzaken, voor zover dat verdrag van toepassing blijft, worden gewijzigd.
- (15)
Volgens aanbeveling nr. R (84) 10 van de Raad van Europa inzake het strafregister en de resocialisatie van veroordeelden is het strafregister hoofdzakelijk bedoeld om de bevoegde strafrechtelijke autoriteiten te informeren over de antecedenten van justitiabelen en aldus het nemen van een geïndividualiseerde beslissing te vergemakkelijken. Elk ander gebruik van het strafregister dat de kansen op resocialisatie van de veroordeelde zou kunnen bemoeilijken, moet zoveel mogelijk worden beperkt, en daarom kan het gebruik van de op grond van dit besluit meegedeelde informatie voor andere dan strafprocesrechtelijke doeleinden, overeenkomstig de nationale wetgeving van de aangezochte lidstaat en de verzoekende lidstaat worden beperkt.
- (16)
De bepalingen van dit kaderbesluit met betrekking tot het meedelen van gegevens aan de lidstaat van nationaliteit van de betrokkene om te worden opgeslagen en doorgegeven hebben niet ten doel, de strafregistersystemen van de lidstaten te harmoniseren. Dit kaderbesluit houdt evenmin in dat de lidstaat van veroordeling verplicht wordt zijn nationale strafregister aan te passen wat betreft het gebruik van informatie voor binnenlandse doeleinden.
- (17)
Verbetering van de circulatie van gegevens over strafrechtelijke veroordelingen biedt weinig voordeel als deze gegevens in de ontvangende lidstaat niet begrijpelijk zijn. De informatie kan over en weer begrijpelijker worden gemaakt met een ‘gestandaardiseerd Europees formaat’, waarin de informatie wordt uitgewisseld op een homogene wijze, langs elektronische weg en in een vorm die gemakkelijk automatisch kan worden vertaald. Informatie betreffende veroordelingen die verzonden wordt door de lidstaat van veroordeling wordt toegezonden in de officiële taal of talen van die lidstaat. De Raad dient maatregelen te treffen om de informatie-uitwisseling te organiseren waarin dit kaderbesluit voorziet.
- (18)
Dit kaderbesluit eerbiedigt de grondrechten en neemt de beginselen in acht die in artikel 6 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Unie worden erkend en in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie zijn opgenomen.
- (19)
Dit kaderbesluit eerbiedigt het in artikel 2 van het Verdrag betreffende de Europese Unie en artikel 5 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap vastgelegde subsidiariteitsbeginsel, aangezien de verbetering van de mechanismen voor de uitwisseling van informatie over veroordelingen tussen lidstaten niet voldoende door de lidstaten afzonderlijk kan worden verwezenlijkt en een gecoördineerd optreden op het niveau van de Europese Unie vereist. Overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat dit kaderbesluit niet verder dan wat nodigis om die doelstelling te verwezenlijken,
HEEFT HET VOLGENDE KADERBESLUIT VASTGESTELD:
Voetnoten
Advies uitgebracht op 17 juni 2008 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).
PB C 12 van 15.1.2001, blz. 10.
PB C 216 van 1.8.2001, blz. 14.
PB C 53 van 3.3.2005, blz. 1.
PB C 197 van 12.7.2000, blz. 3.
PB L 220 van 15.8.2008, blz. 32.
PB L 322 van 9.12.2005, blz. 33.