Sturen met proceskosten
Einde inhoudsopgave
Sturen met proceskosten (BPP nr. XII) 2011/8.8.2:8.8.2 Op basis van risico, tussentijds en ambtshalve?
Sturen met proceskosten (BPP nr. XII) 2011/8.8.2
8.8.2 Op basis van risico, tussentijds en ambtshalve?
Documentgegevens:
mr. P. Sluijter, datum 31-10-2011
- Datum
31-10-2011
- Auteur
mr. P. Sluijter
- JCDI
JCDI:ADS593216:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Toon alle voetnoten
Voetnoten
Voetnoten
Kostenveroordelingen op basis van art. 1019h Rv overigens wel.
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
Met de bespreking van het huidige systeem en mogelijke alternatieven zijn niet alle elementen aan bod gekomen die wel in de interviews en/of algemene inzichten uit hoofdstuk 7 naar voren kwamen.
Doorberekening op basis van risico kwam in het vorige hoofdstuk als tijd- en kostenefficiënter uit de bus dan kostenallocatie op grond van schuld. Dat inzicht kan goed worden gerijmd met het opstellen van scherpe criteria waaraan kostenconsequenties worden gekoppeld: die dienen zo objectief mogelijk te worden geformuleerd en zo weinig mogelijk subjectieve elementen als verwijtbaarheid te bevatten.
Tussentijdse proceskostenveroordelingen worden in het huidige systeem slechts af en toe toegepast, voornamelijk bij tussenbeslissingen in incidenten. Een enkele keer zegt een rechter ter comparitie of in een tussenvonnis met bepaald gedrag rekening te zullen houden bij de kostenveroordeling in het eindvonnis. Voor zowel de compensatie- als de preventiefunctie leveren tussentijdse kostenconsequenties echter een beter resultaat op, omdat de wederpartij dan minder makkelijk kan worden stukgeprocedeerd, vanwege het 'lik op stuk'-effect en omdat een kostenconsequentie dan nog effect kan hebben in zaken die nog voor het eindvonnis geschikt worden. Toch is moeilijk in te schatten of het nettoresultaat positief zal zijn; dat hangt tevens af van de inbedding in het systeem. Als een rechter nog op de tussentijdse kostenbeslissing mag terugkomen zoals bij andere bindende eindbeslissingen, dan kan de extra satellite litigation de voordelen tenietdoen.
In het huidige systeem hoeft een proceskostenveroordeling niet door partijen te worden gevorderd.1 De rechter veroordeelt dus ambtshalve de verliezende partij in de kosten, maar mag ook ambtshalve compenseren als aan een van de compensatiegronden is voldaan en mag eveneens ambtshalve rekening houden met nodeloos gemaakte kosten. Toch zegt een aantal geïnterviewde rechters terughoudender te zijn met kostenconsequenties ten aanzien van gedrag als die niet worden gevorderd door de wederpartij. Twee respondenten zeiden zelfs dat in hun ogen een veroordeling in de werkelijk gemaakte kosten niet zomaar ambtshalve mag worden opgelegd. In een nieuw te creëren systeem zullen er daarom duidelijkere criteria moeten zijn, die voorspelbaar maken wanneer kostenconsequenties kunnen worden opgelegd. Niet valt in te zien, waarom rechters niet ambtshalve kostenconsequenties mogen toepassen als aan één van die criteria is voldaan. Partijen weten dan welke criteria er zijn en weten dat de rechter aan het eind een kostenbeslissing zal nemen, waarin zowel het gelijk als het gedrag op basis van risico kunnen worden meegewogen. Zij kunnen daar in het voorafgaande partijdebat op anticiperen, dus een extra mondelinge of schriftelijke ronde over de kosten is niet vereist. Het beetje extra voice die dit oplevert weegt daarom niet op tegen het nadeel van de satellite litigation.
Ambtshalve toepassing kan positieve effecten op de criteria van het toetsingskader hebben. Kostenconsequenties zijn er niet alleen ten bate van de wederpartij, maar ze zijn er ook om onnodig vertragend en/of kostenverhogend procesgedrag uit de rechtspleging te weren. Bovendien kan een eventuele aardigheidscultuur tussen advocaten oneigenlijke drempels opwerpen voor de deterrence, wanneer kostenconsequenties van hun verzoeken afhangen.
Kortom, kostenconsequenties op basis van risico en mogelijk ambtshalve zijn wenselijk, omdat daarmee de bespaarde tijd en kosten via deterrence het hoogst lijken te zijn en de tijd en kosten van satellite litigation juist laag. De merites van tussentijdse kostenconsequenties zijn niet eenduidig te bepalen, omdat enerzijds de besparing van tijd en kosten door deterrence toeneemt, maar anderzijds ook extra satellite litigation dreigt.
Met behulp van de beoordeelde status quo en alternatieven in dit hoofdstuk, kan in het volgende hoofdstuk de onderzoeksvraag worden beantwoord.