NJB 2022/2404
De omstandigheid dat de verdachte anders is geheten dan is vermeld bij de instelling van hoger beroep tegen een einduitspraakleidt niet zonder meer tot de niet-ontvankelijkheid van het hoger beroep. Hier doet zich niet het in HR 27 februari 2001,ECLI:NL:HR:2001:AB0259, bedoelde geval voor dat beroep is ingesteld tegen een einduitspraak waarin de verdachte op andere wijze dan bij naam is aangeduid.
HR 18-10-2022, ECLI:NL:HR:2022:1477
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
18 oktober 2022
- Magistraten
Mrs. V. van den Brink, Y. Buruma, A.L.J. van Strien
- Zaaknummer
21/03676
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2022:1477, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 18‑10‑2022
ECLI:NL:PHR:2022:802, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 06‑09‑2022
Beroepschrift, Hoge Raad, 16‑12‑2021
- Wetingang
(art. 404 Sv)
Essentie
De omstandigheid dat de verdachte anders is geheten dan is vermeld bij de instelling van hoger beroep tegen een einduitspraakleidt niet zonder meer tot de niet-ontvankelijkheid van het hoger beroep. Hier doet zich niet het in HR 27 februari 2001,ECLI:NL:HR:2001:AB0259, bedoelde geval voor dat beroep is ingesteld tegen een einduitspraak waarin de verdachte op andere wijze dan bij naam is aangeduid.
Uitspraak
Inleiding
Tegen verdachte is door de politierechter in eerste aanleg bewezenverklaard dat hij – kort gezegd – een valse ID-kaart en een valselijk opgemaakt rijbewijs voorhanden heeft gehad (art. 231 resp. 225 Sr). Het veroordelend vonnis ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.